VERGETEN TRAGEDIE UIT BEVRIJDINGSTIJD t ft i al f 'T KLEINE KRANTSJE, "ALS IK NU NOG AAN MIJN ELKAN DENK..." 400m-hal ijshockeyhal fitnesscentrum bowlingcentrum racket- en squashcentrum VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 45 De arrestatieploeg van de N.B.S. voor het huis van de N.S.B.-familie Van der V. Trots wordt de buit getoond. De vitrage is door de granaatinslag ietwat in disorde gebracht OPGAVE NIEUWE ABONNEES EN ADRESWIJZIGINGEN UITSLUITEND NAAR: ABONNEMENTENADMINISTRATIE 'T KLEINE KRANTSJE, Postbus 858,8901 BR Leeuwarden, telefoon 058-987560 Elkan Italië was een Joodse jongen in Leeuwarden, die bijna zeventien was, toen de Duitsers ons land overrompelden. Nog geen drie jaar later, op de achtentwintigste februari 1943, werd hij in Auschwitz vermoord. Red. tKI. Kr. Een drama uit de bevrijdings dagen, waarover, heel merk waardig, twee lezingen be staan: dat was het overlijden van een net twintig jaar oud ge worden meisje uit de Jacob Binckesstraat. Jeltje heette zij, Jeltje van der V., en zij was de dochter uit een echt N.S.B.-gezin. De ou ders waren, wat we toen noem den 'verkeerd' en zelf deugde zij ook al niet: zij had het in de donkere oorlogsjaren voortref felijk kunnen vinden met militai ren, die we algemeen be schouwden als vijanden. Toen de dag van bevrijding kwam werd het tijd de familie Van der V. in te rekenen, maar wat gebeurde er op het mo ment, dat de met stenguns be wapende leden van de Binnen landse Strijdkrachten er aan de deur verschenen? NIETTHUIS Toen gaf de complete familie Van der V. niet thuis: de N.S.B.-ers lieten de N.B.S.-ers er gewoon niet in. De arrestatieploeg smeet toen een handgranaat in het huis en daarbij zou dochter Jeltje zo zwaar zijn gewond, dat zij twee dagen later aan de gevolgen overleed. Een geheel andere lezing over haar dood spreekt van een ex plosie van een projectiel, dat was achtergebleven in een Duitse autobus, die in de Van Cronenburghstraat stond ge parkeerd. Over het verband tussen dit incident en de onge lukkige Jeltje vertelt deze zienswijze niets. Maar hoe het ook zij, het jonge meisje verloor haar leven, twee dagen na de bevrijding van onze stad en drie dagen na haar twintigste verjaardag. Het was een van de vele dra ma's, waaraan in die kolkende bevrijdingsdagen nauwelijks aandacht werd besteed Elkan woonde met zijn ouders en zus Gretha in de Verstolkstraat op nummer 22. Zelf ben ik in de Jodenbuurt groot gebracht. Daar heb ik een heel gelukkige tijd gehad. Ik was veertien jaar, toen Elkan door mijn broer bij ons thuiskwam. Hij was toen achttien. Ik werd smoorverliefd op hem. Doordat ik wel zeventien leek heeft de familie Italië nooit geweten hoe oud ik werkelijk was. Maar ik mocht natuurlijk niet bij hem thuiskomen. Tot ergernis van zijn vader ging Elkan op sjabbes voor de sjoel staan met mij als goise achterop de fiets. Dan rookte hij ook nog. En fietsen mocht ook niet. Maar Elkan voelde niets voor die verbo den. Toen hij 's avonds om acht uur binnen moest zijn, wou hij graag bij ons blijven. Ik belde daarom bij de Joodse bakker op. Dat viel in slechte aarde bij Elkan's moeder. „Dan wordt het in der eeuwig heid niets met jullie," zei ze. Maar hij bleef bij ons. Later, toen hij longontsteking kreeg, mocht ik wel bij hem thuisko men. Maar Vader Italië ging mee naar boven. Dat moest van Ma. Stel je eens voor. Hij lag toen onder een dekbed met witte en rode ruit. Moeder Italië had de loper niet uitgelegd, toen ik kwam. Ze keek heel erg nors. „Hoe oud ben je?" vroeg ze. „Achttien jaar me vrouw. Elkan at bij ons alles wat niet mocht. Ook paardevlees en spek. Met z'n allen uit de buurt dansten we op een grammofoon, die je nog moest opwinden om er muziek uit te krijgen. En Elkan, heel spannend, schreef in een dagboek over mij. Zo bleef het een hele tijd. Een fijne tijd in mijn leven. Tot Elkan en zijn vader werden opgehaald. En een paar weken later ook Gretha, zijn zus. Toen sliep ik naast Elkans moeder. Tot ook zij het bevel kreeg zich te melden. Met buren hebben we Elkans moeder naar de Beurs gebracht. Elkans hondje, Fokkie, heb ik toen mee naar huis genomen. Elkans vader hield wel van mij, „Je moet maar kosher leren koken" zei hij tegen mij. En nu nog kan ik Joods bidden. Soms laat je je gedachten wel eens gaan. Hoe kon het allemaal gebeuren, zoals het is gegaan? Onbegrijpelijk. Dan denk ik wel eens: waar was God? Ja, daar zit ik wel mee. En als ik langs de sjoel ga, dan doet dat me wat. Nu nog, na alle jaren, die intussen zijn voorbijgegaan. Joke

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1989 | | pagina 45