OORLOGSHERINNERINGEN 'T KLEINE KEANTSJE AAN FENNO L. SCHOUSTRA VERTELD DOOR: JOHANC.COPINI VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5 "Toen het met die keizer van Japan zowat gebeurd was, heb ik van een kennis een vlag ge leend. 'We hebben binnenkort iets te vieren' zei ik hem. Ik was de enige in heel Leeuwar den, die hem uitstak. Bij het te rugbrengen werd me gevraagd waarvoor ik die nou eigenlijk nodig had. 'Voor een van de laatste oorlogsmisdadigers, die nou dood is' zei ik toen. Die gevangenschap onder de Ja panners heeft mijn hele verdere leven bepaald. Er gaat geen dag voorbij, dat ik er niet aan denk. Ik heb me nooit meer kunnen aanpassen aan de maatschappij, waarin we met elkaar zo leuk leven. Nou ja, ik doe wel leuk mee hoor, maar je zit toch altijd met dat vreemde gevoel: je hoort er bij en je hoort er ook niet meer bij. Dat ze die atoombommen hebben gegooid is voor ons een zegen geweest. Die hebben onnoe melijk veel mensenlevens be spaard. Dat er daarbij wat Jap pen om zeep gingen was niet onze zorg. NAARINDIË Voor de oorlog ben ik hier drie jaar werkloos onderwijzer ge weest. Nooit voor de klas ge staan. In het voorjaar van '38 werd ik beroepsmilitair. Ik te kende voor vijf jaar voor het ko loniale leger. In augustus werd ik uitgezonden als geniesol daat. Na een opleiding in Tji- maha werd ik zoeklichtbedie naar tweede klas. In datzelfde jaar ondernam ik al pogingen bij het onderwijs te werkgesteld te worden. Ik vroeg een dag verlof om naar Batavia te gaan. Om te sollici teren dus. Dat werd met verba zing opgenomen. 'Je bent net bij het leger en nou wil je er alweer uit'. Dat onderhoud in Batavia verliep gunstig en in juli 1939 kwam er een telegram: 'Benoemd tot tijdelijk waarne mend onderwijzer te Padangsi- dempoean. Dat lag op Suma tra. Toen moest ik het leger nog uit en dat was niet eenvoudig. 'Je hoeft er niet op te rekenen' zei mijn commandant. 'We hebben geadviseerd je ontslagaan vraag niet toe te staan wegens onmisbaarheid als bedienaar van de zoeklichten'. Toevallig trof ik een meneer Piet Kerst en, die is later nog Minister van Oorlog in Londen geweest. En die maakte het voor elkaar. De majoor, die me eerst onmisbaar had verklaard, moest me een week later vertellen, - dat m'n ontslagaanvraag was toege staan. 'Nog wat te vragen?' zei hij. 'Nee' zei ik, 'maar ik wil u nog wel even bedanken voor alle medewerking'. Toen riep ie alle hemelse machten aan en gelastte me onmiddellijk te ver trekken. In dat Padangsidempoean hoefde ik meteen al de eerste zes weken niet terug te komen in verband met de ramadam, de Mohammedaanse vasten tijd. Eerst verveelde ik me dood. Maar ik had inmiddels een goeie vriend gevonden in de commandant van de veldpo litie en die was zo vriendelijk mij regelmatig mee te nemen op zijn zoekpartijen naar moor denaars en dieven en dat soort lieden. En af en toe spoelde er in de rivier wel eens een lijk aan en dat moest dan ook na gekeken worden. Dan moest je wel een zakdoek met eau de cologne bij je hebben, want die lijken lagen daar soms een paar weken, voor ze werden ontdekt. Ook werd ik corres pondent van een krant, de zo genaamde Delikrant. De laatste berichten over moorden en brandstichtingen haalde ik dan bij de politie vandaan. Ik werd daarvoor per regel betaald en ik schreef me een ongeluk. Als je namelijk per regel betaald wordt, dan wil je wel, Toen die school eindelijk weer begon, de Europese afdeling van een Holland Inlandse school, bleken daar veertien leerlingen te zijn, verdeeld over twee lokalen. Jazeker, veertien, niet meer. Er waren daar maar een stuk of tien Europese fami lies, dan hield het wel op. Ik kreeg de vierde, de vijfde, de zesde en de zevende klas, to taal zeven leerlingen. Dat lijkt eenvoudig, maar je wordt er wel doodmoe van. In mei 1940 trokken de Duit sers dus over de Nederlandse grenzen. Wij waren, zo ver van huis, zeer verdrietig. De politie kreeg de opdracht onmiddellijk alle Duitsers te interneren en dat deed ze ook. Via een oom in Amerika kon ik eerst nog met Holland corresponderen, maar toen Amerika ook bij de oorlog betrokken werd, was dat gebeurd. Intussen was ik in Bandung te rechtgekomen op een cursus voor de hoofdacte; dat was de enige hoofdactecursus in Indië. Tegelijk stond ik daar voor de klas. Ja, en toen vielen de Jap pen Java binnen. We hoorden een speech van Hare Majesteit en die zei zoiets van: 'Schaart U om den landvoogd' en zij sprak over 'onze plicht, de plicht van den onderdaan in oorlogstijd'. En we werden alle maal opgeroepen voor herha lingen. Ik werd toen plotseling weer dienstplichtig sergeant, wat ik in Nederland ook was geweest. Nou ja, we deden niets, want ze wisten niet wat ze met ons aanmoesten. SLECHT INGELICHT Over wat er werkelijk gebeurde werden we slecht ingelicht. Ik herinner me een krantenbe richt, waarin stond, dat het evenwicht in de Pacific w^s hersteld vanwege de aankomst van Engelse slagschepen bij Singapore, de Repulse en de Prince of Wales. Daar bleek niets van waar te zijn. Die slag schepen werden een paar da gen later al door de Jappen ge torpedeerd. Het handjevol vliegtuigen, dat we hadden, werd ingezet om Singapore te verdedigen en toen de Japan ners Java naderden, waren we alle vliegtuigen al kwijt - met grote luchtvloten hielden de Jappen parades boven de Ja vaanse steden, waar niets te genover stond. Ook werd Bandung nog gebombardeerd om de schrik er in te houden. Nou ja, we wisten, dat het een hopeloze toestand was, die hele oorlog, er was tegen die Japanners niet te vechten. Toen ze al op Java zaten ben ik getrouwd. Alleen voor de kerk. De Javaanse Burgerlijke Stand wenste zich al niet meer met de Hollanders te bemoei en. Bij de capitulatie was ik in Bandung, daar woonden wij en in het begin heb ik het nog kun nen regelen, dat ik thuis werd ingekwartierd; de meeste ande re militairen zaten in een kamp. Op een goeie dag begonnen ze echter al jongens dood te schieten, die buiten dat kamp verbleven. Het was dus veiliger in de kazerne geïnterneerd te zitten. Mijn vrouw is toen op de fiets naar de commandant van de Kempetai gegaan, dat was de Geheime Japanse Politie. Dat ze me maar moesten halen. Dat deed de commandant per soonlijk en hij gaf me ruim schoots gelegenheid van mijn vrouw afscheid te nemen. Nou, daar zat ik dan die avond met m'n eetketeltje tegen de muur. Voor hoe lang wist geen mens. We dachten, dat de Amerika nen wel spoedig zouden ko men, maar dat gebeurde dus niet. We zijn er nog een paar maanden gebleven en toen naar Tjilatjap vervoerd, een havenstad aan de zuidkust van Java. Daar begon onze gevangen schap eigenlijk pas goed en we werden daar op een nogal ruwe manier aan het verstand gebracht, dat we niets te vertel len hadden en de Jap alles. En wie zich niet gedroeg werd on middellijk afgetuigd. Intussen hadden ze al een paar jongens 'doodgeschoten en terwijl die tegen't prikkeldraad hingen, moesten wij er allemaal langs lopen, er gewoon langs parade ren, dan konden we dat goed zien en dan zat de schrik er ook goed in. Terwijl we daar liepen, langs die drie jongens, zagen we twee Japanse vlieg tuigen in de lucht, die met el kaar in botsing kwamen en die kwamen brandend naar bene den, allebei. Dat vonden we zeer toepasselijk, dat voldeed ons wel. In januari 1943 werden we op de trein gezet op weg naar Ba tavia en Tandjong Priok met de bedoeling daar verscheept te worden naar Thailand, het vroegere Siam. Daar wisten we het bestaan niet eens van. Nie mand begreep trouwens waar de reis naar toe zou gaan. We werden in een schip geladen en dat werd een afgrijselijke reis. We konden er niet eens rechtop in zitten en staan was helemaal uitgesloten. Als er ook maar iets met dat schip ge beurde, dan verdronk iedereen, dat was wel duidelijk. DOOIEN. Op een goeie dag kwamen we in Singapore aan en we had den er nog steeds geen flauw idee van waar we heengingen. Er waren toen al verschillende dooien gevallen, vooral door dysenterie. Nou, toen ging het verder met de trein naar Bang kok. In metalen goederenwa gens: overdag lekker warm en 's nachts steenkoud. Drie da gen en nachten duurde het en dat was niet zo'n leuk reisje. Uiteindelijk kwamen we in Kin Sajok terecht en toen bleek, dat het er om ging een spoor weg aan te leggen, de later zo bekend of berucht geworden Birma spoorweg. We werden er ontvangen door een Japanse officier, die zei dat we blij mochten zijn ingezet te worden bij dit grote sociale werk om rijst te brengen naar de hongerige bevolking van Bir ma. In werkelijkheid was de spoorweg voor troepenvervoer bedoeld. Een tolk, die moest vertalen wat die Jap stond te brullen, dat was ook een krijgs gevangene, die werd een paar maal tegen de grond geslagen, omdat hij het niet goed deed volgens de Jappen. Ik heb het natuurlijk voortdu rend over Jappen, maar het waren hoofdzakelijk Koreanen, die ons bewaakten, Koreaanse soldaten. Die waren onderge schikt aan de Japanners en meestal erg wreed. Ze sloegen graag, maar zelf kregen ze van de Japanners ook veel slaag. Bij die Jap was slaan heel ge woon; de Japanse soldaten kregen zelf ook op hun donder en niet te weinig ook. Als ze maar twee keer wat verkeerd deden, werden ze het hele voetbalveld rondgeschopt. Dat wij bezwaren hadden tegen al dat slaan, snapten die. Jappen niet, daar begrepen ze niks van. (Vervolg op pag. 9)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 5