'T KLEINE KRANTSJE DUITSE NACHTJAGER WERD EEN ENORME BOL VUUR VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 8 Dit is de derde aflevering van een verhaal over het werken in de Tweede Wereldoorlog op het vliegveld Leeuwarden. Op een morgen, net toen we bij het Keegsdijkje arriveerden, ook nu nog de Hoofdweg naar het Vliegveld, zagen we, dat er van grote hoogte een Duitse nachtjager naar beneden kwam. Die maakte een proef vlucht, maar de proef mislukte en het toestel kwam met een enorme dreun midden op het vliegveld terecht. Ik zag een enorme bol vuur en stukken plaat door de lucht vliegen en toen was het stil. De crash had twee mensenlevens gekost. We zagen elkaar aan en dachten: weer een klant minder. VERGETEN. Ook kwam er eens een nacht jager na een proefvlucht binnen en die vergat z'n landingsgestel uit te steken. Maar dat werd nog bijtijds opgemerkt en de vlieger kreeg de opdracht naast de startbaan te landen op het natte gras. De brandweer en de ambulance stonden al klaar en wij keken vanzelf ook toe, vanachter de ramen op de eer ste rang. Ik zag het toestel de grond ra ken en op dat moment gooide de piloot de glazen kap om hoog en meteen stond hij bo ven op het toestel. De propel lers kwamen tegen de grond, sloegen krom en stonden met een stil. Verder gebeurde er niets, de gang was er uit en het toestel smoorde in de klei. Het Duitse personeel werd, zo als ik al eerder zei, langzaam uitgedund en vervangen door Nederlanders. Zo vertrok op zekere dag de Chef van de Ex peditie en hij werd vervangen door mijn vriend Dirk Nijhuis. Nu, dat was een mooie ruil, want hij hield ons goed op de hoogte van alles wat er binnen werd gebracht en wat dan op gestuurd werd naar het Lucht vaart Ministerie in Berlijn. We ontdekten bijvoorbeeld, dat de boordschutters van de geal lieerde bommenwerpers o.a. een malienkolder droegen, zo als heel vroeger de soldaten die ook al hadden. Zo'n jack was gemaakt van duizenden stalen ringetjes. Het zal wel zwaar zijn geweest, maar die jongens hoefden er niet mee te lopen. Ook kwamen daar com plete zender-ontvangers uit de neergeschoten vliegtuigen en die werden ook opgezonden, behalve een, want die ging richting stad. Tijdens luchtalarm verdwenen alle Duitsers van het vliegveld en dan konden wij dergelijke zaken langs de onbewaakte spoorlijn richting Schapedijkje naar "de ondergrondse" afvoe ren. In de loop van de tijd merkten we, dat de Engelsen meer aan dacht kregen voor het vliegveld Leeuwarden. Dat bleek eerst 's avonds. Wanneer er een grote vlucht naar Duitsland begon, verscheen er een zogenaamd storingsvliegtuig boven Fries land, dat probeerde door het uitwerpen van een enkele bom of alleen al door zijn aanwezig heid de nachtjagers aan de grond te houden. GEEN ZOEKLICHTEN Er waren hier geen zoeklichten en er was ook geen zwaar af weergeschut. Wel stonden er drie buitgemaakte 8 cm ka nonnen halfweg Marssum bij de Ritzumazijlsterdijk. Maar die hadden geen vuurleidingsappa- ratuur en de Duitsers hebben ze zelf bij hun vertrek in april '45 opgeblazen. In ons magazijn was in een apart vertrek de administratie gevestigd, die door twee Duit sers was bemand. De baas was een Bolte, een zuurpruim, de ander was Bunge, een goe dige vent, die, zo zei hij ons, "altijd" hoofdpijn had. Hij woon de en werkte hier al jaren als violist, maar werd gedwongen om hier te werken, wat hem to taal niet lag. Die Bolte deed altijd zeer ge wichtig en geheimzinnig met z'n kaartsysteem; we mochten nauwelijks naar de deur van zijn kamer kijken en er binnen gaan was er al helemaal niet bij. Maar op een dag werd hij plotseling overgeplaatst naar het oosten en door mijn collega Ooiman vervangen. Toen was er voor ons geen geheimzinnig heid meer aan die administratie en we liepen er in en uit. Er stonden een vijftien- tot twin tigduizend artikelen in een kaartsysteem in een aantal kis tjes, die goed transportabel wa ren. De hele bedoening stelde niet veel voor; ik zou er later zelf ook komen te werken. Het overige werk konden we ook met z'n allen best af. Enke len hielpen de paar klanten en de anderen maakten een stukje eigen werk; materiaal genoeg. Of de fiets kreeg een goede beurt. Voor eigen gebruik wer den er ook Russische kachel tjes en aluminiumpannen ge maakt. Een van mijn collega's, Sjoerd Zweed uit Hindeloopen, stond dagenlang "Hylperwerk" te schilderen. De artikelen wer den door de eigen voerman met een paardewagen thuisge bracht en ze werden dan tegen de onderkant van de wagen vastgespijkerd. Op zekere dag werd ook Bun- ge uit de magazijnadministratie geplukt; hij kwam op een ander bureau. Ik moest zijn plaats in nemen, wat me wel even speet, want nu was het met het hobbyen gedaan. Ook dit werk konden we trouwens best aan Wij snapten niet, hoe de In- spektor zo'n grote organisatie in stand kon houden met steeds minder werk, want dat takelde langzamerhand af. Maar hij heeft het tot het eind, onze bevrijding, volgehouden. Daarna moet hij nog even in Engeland geïnterneerd zijn ge weest. Een gladde jongen. DE SMOOR IN Het gehele Duitse personeel was ondertussen in uniform ge stoken en moest op de zater dagmorgen excerceren tussen de technische gebouwen in. Al lemaal hadden ze de smoor in en ze schaamden zich dood voor ons. Zij voelden zich tech nicus, maar geen soldaat. Wij, Hollanders, mochten ons dan niet laten zien, maar we ston den een eind achter de ramen goedkeurend te kijken. De In- spektor speelde dan de com mandant en hij leefde zich he lemaal uit. ledereen had al lang zijn radio moeten inleveren, maar een van mijn collega's had zijn toe stel meegenomen naar het vliegveld en daar hadden we er veel genot van. We konden ons, zo nodig, de hele dag van de werkelijke toestand op de hoogte houden. Ook sommige Duitsers wisten ervan; zo nu en dan kwam er eens een infor meren. Eens werden alle Hollanders naar buiten gestuurd en de hoofdwerkmeester van de Technische werkplaats, Libau, ging met het hele Duitse perso neel naar binnen. Stalingrad was gevallen en de Duitse ge neraal Von Paulus mocht voor de Russische radio afscheid nemen van het Duitse rijk. Dit werd door de Engelse zender uitgezonden en dat wisten de Duitsers op het vliegveld. Nog zie ik de betrokken gezichten van deze mensen na die radio uitzending. Trouwens, als ze van verlof terug kwamen waren ze ook niet erg opgevrolijkt. G. Brinck voeren er tweemaal daags pas- sagiersboten tussen Dokkum en Leeuwarden door de Dokku mer Ee. Het waren de Tjerk Hiddes en de Admiraal Tromp. De boten hadden bij de Ee- buurt hun aanlegplaats en voor de buurtbewoners was het een attractie om het aanleggen en afvaren gade te slaan. Niet minder dan drie uren duurde de reis, die veel passagiers met een partijtje dammen en/of een spelletje kaart doorbrachten. Een interessante foto van de Tweebaksmarkt, voor de laatste Wereldoorlog gemaakt. De Openbare Bibliotheek zat toen nog in het tweede pand links en, gelet op de fietsen, die er op de stoep staan geparkeerd, moeten we concluderen, dat er op het moment dat de foto werd gemaakt, enkele boekhalers of -brengers binnen zijn geweest. Maar veel waren het er zeker niet, althans wanneer we dat vergelijken met het dagelijkse bezoek aan de bibliotheek in het Beursgebouw van vandaag. De auto's rechts hebben waarschijnlijk toebehoord aan de Garage Boelens, die hier toen nog was. Opvallend is verder het "razenddrukke" verkeer van die tijd: er komt, vanuit de verte, een man met een bakfiets aan, er nadert een fietser en er is zelfs een heer op een driewieler, die moet uitkijken dat hij de fotograaf niet ondersteboven rijdt. Er is wel wat veranderd op dit punt - ook de plantsoenstroken, op de plaats waar weleer een schilderachtig grachtje liep, zijn er al lang niet meer.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 8