'T KLEINE KRANT5JE
"GEZIN DE KADT HAD
KUNNEN VLUCHTEN"
OUD DIRECTEUR CONDENS:
WIJZEN UIT
HET OOSTEN
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
De inventieve Wiebren
Wierstra Th. zn., de op
richter en directeur van
"De eerste Leeuwarder
Griezelkelder, annex Het
Oord der Historie", zat
met zijn curieuze collec
tie boeven en beulen
eerst op de hoek van de
Koningsstraat en de
Tweebaksmarkt en later
in een pand aan het
Heerenwaltje. Tijdens de
rondleidingen klonken er
angstige kreten uit alle
hoeken en gaten van zijn
kelder: bij de bezoekers
liepen de rillingen over
de rug. Maar - werd er
gezegd - de rondleider
zelf werd doodsbe
nauwd, wanneer iemand
plotseling een vreemd
geluid maakte, dat hij
niet kon thuisbrengen.
Hij griezelde dan in z'n
eigen griezelkelder.
De laatste weken is in ons Kleine Krantsje nog weer eens een groot drama uit de
oorlogsjaren ter sprake gekomen: de zelfmoord in 1942 van het Joodse gezin De
Kadt uit de Willem Lodewijkstraat. De heer Ir. George Stephan de Kadt was
laborant bij de Coöperatieve Condensfabriek Friesland, zijn echtgenote Mr. Bertha
Davida Polak, een dochter van de bekende limonadefabrikant C.P. Polak, was
juriste. Toen de druk van de Duitse bezetters op de Joden steeds groter werd,
nam het echtpaar het zware besluit door gasverstikking een eind aan het leven te
maken. Daarbij voerde het vier kinderen mee in de dood, de dochtertjes Paulina
Esther, twaalf jaar oud, Esther Ribka, tien jaar, Hanna Ruth, zeven jaar en een
zoontje Abraham Michael, vier jaar oud. Een vijfde kind, een baby van negen
maanden, David Jan, overleefde de ramp - het was door de ouders in zijn wiegje
voor een geopend raam gezet.
Dat er nóg een bijzonder dra
matische kant aan deze trage
die zat, hoorden wij nu van een
van onze abonnees, de heer
A.A. Bouwes, de oud directeur
van de Condensfabriek. "Wan
neer het gewild had" aldus de
heer Bouwes, "had het gehele
gezin kunnen vluchten".
De heer Bouwes bevond zich,
tijdens de inval van de Duitsers
in ons land, als vertegenwoor
diger van de Condens op de
Filippijnen. Vandaar ging hij
voor het behartigen van de be
langen van zijn onderneming
naar Amerika.
Briefverkeer met dit land was
nog mogelijk zo lang de Vere
nigde Staten niet bij de oorlog
betrokken waren. Zo bereikte
de heer Bouwes op een gege
ven moment in New York een
verzoek van de boekhouder
van de Condens, de heer G.
Epema, om te trachten voor de
familie De Kadt een visum te
krijgen voor Cuba.
Het gezin zou dan van hier on
dergronds naar Spanje worden
gebracht om vandaar via Ame
rika op Cuba in veiligheid te ko
men.
Voor zo'n visum werd door de
corrupte Cubanen (veel) geld
gevraagd, maar dank zij de in
Califomië wonende ouders van
mevrouw De Kadt leverde dat
geen onoverkomelijke bezwa
ren op.
SEIN VOOR VERTREK
Op de negentiende juli 1942
moet het echtpaar De Kadt van
de Condens of van de illegali
teit het sein hebben gekregen
zich gereed te maken voor ver
trek. Het zou de volgende
avond met de kinderen worden
gehaald voor de ongetwijfeld
riskante en ook onzekere reis
naar het verre Spanje.
De heer en mevrouw De Kadt,
die in tegenstelling tot veel van
hun Joodse medeburgers ter
dege beseften welk lot de Jo
den in Duitse handen te wach
ten stond, moeten als een berg
tegen deze gevaarlijke onder
neming hebben opgezien. Zo
kwamen zij tot het noodlottige
besluit van hun zelfdoding.
Voor een Joodse collega van
de heer De Kadt, eveneens
werkzaam op het laboratorium
van de Condens, lukte een po
ging tot veiligstellen wel: het
gezin van de heer Arnold van
Kreveld kon in Friesland onder
duiken en kwam ongeschonden
door de oorlog heen.
Eerder schreven wij al, dat het
dienstmeisje van de familie De
Kadt zich na het drama in de
Het gezin De Kadt met de vier oudste kinderen
Nóg een foto van de kinderen De Kadt, genomen in een onbezorgde tijd; Pauline, Abraham, Hanna en Esther.
Willem Lodewijkstraat over de
in leven gebleven baby ont
fermde. Zij heeft het kind opge
voed tot het naar zijn grootou
ders in Califomië kon gaan.
Daar is de jonge David Jan de
Kadt, toen hij nog maar zestien
was, eveneens op een tragi
sche wijze om het leven geko
men. Hij zat in een auto, toen
die op een niet bewaakte over
weg gegrepen werd door een
trein.
Het moet eens gebeurd zijn in
een café in de Leeuwarder bin
nenstad, dat een jongeman,
kennelijk een student, een be
stelling plaatste.
"Obèrrr," riep hij, "geeft u mij
eenen bitteren borrel!" - het
was nog in de tijd van de oude
spelling.
En zijn beide vrienden voegden
daar direct aan toe: "Obèrrr,
geeft u ons enen dusdanigen
bitteren borrel!"
Waarop de ober die knapen
wat meewarig aankeek en als
veronderstelling uitsprak: "De
heren komen zeker uit het wes
ten?"
"Ja, ja", kwam het antwoord.
"Dat dacht ik al", zei de ober,
"want de drie wijzen kwamen
uit het oosten".