VAN KRUIDENIERS WINKELTSJE NAAR GROTE SUPERMARKT (pa» pagina 11 Als wij thuis, in onze kinderja ren, "supenbrij" hadden als na gerecht, moest er stroop zijn. Dat vonden onze kostgangers lekker. Zo lekker, dat de brij bruin zag van de stroop! En dan was de strooppot gauw leeg. Vaak ontdekte mijn moe der dat wat aan de late kant en dan was het "haal gauw even stroop bij de kruidenier, jonge." Maar wel in bitsje opskiete. Over een kwartier staat 't eten optafel!" Heimelijk mopperend ging ik op een drafje naar Van Wijk, de kruidenier, de witte strooppot onder de arm. Vlak bij de win kel zag ik het al: hartstikke druk! En vóór mij liep een dikke vrouw met een grote bood schappentas. In een snelle sprint rende ik haar voorbij en was daardoor eerder bij de deurkruk. De dikke vrouw keek wel lelijk, maar ja, het eten stond binnen een kwartier op tafel, had moeder gezegd. Bovendien stonden er wel zes klanten op hun beurt te wach ten in de kleine ruimte vóór de toonbank. Een pondje van dit, een kilootje van dat, u kent dat nog wel van vroeger? Alles moest worden gewogen en in gepakt. Onderwijl werd er heel wat af- gekletst. "Kleine Sjoerdsje had de waterpokken zoon Dirk moest in militaire dienst; buur man Hoekstra was overleden; het weer was maar bar slecht," enz. enz. Daar sta je dan als jonkje van een jaar of acht met de strooppot onder je arm. En maar wachten Dan: einde lijk aan de beurt, maar op dat moment zou dat dikke mens nog even roet in het eten gooi en door mij aan de kant te du wen. "Dat ventsje skoot net voor mij de winkel in, maar dat nim ik niet!" was haar verweer toen ik bedeesd zei dat ik nou aan de beurt was. Op dat moment kwam gelukkig de kruidenier zelf binnen. "Dat jonkje mut alleen maar stroop hewwe. Man, helpe jou hem even. So gebeurt nou!" zei me vrouw Van Wijk. Dat was ten minste even opgelost! De strooppot kwam op de weeg schaal en daarna haalde de kruidenier met een houten lepel een grote klodder stroop uit het vat. Traag liep de dikke stroop van de lepel in het potje. Dat vond ik altijd een pracht ge zicht, want ik was gek op die stroop! Afrekenen hoefde niet. "Dat komt wel goed volgende week as ik de boodschappen kom brengen", zei Van Wijk. Dus ik gauw de winkel uut. Het dek- seltsje stevig vasthoudend. Vóór het hoekje van onze straat stond ik even stil, lichtte het dekseltje voorzichtig op en stak mijn wijsvinger in de don kerbruine massa. "Likkepot, slikkepot", riep een meisje aan de overkant, maar ik was al de hoek om. Gauw naar huis, m'n vinger zorgvuldig aflikkend. Alle huisgenoten zaten al aan tafel. "Dat het oek lang duurd!" was het commentaar van mijn moeder. Naar mijn verhaal over de kletsende vrouwen en dat dikke mens werd nauwelijks geluisterd. "Eet nou maar dien eten op, 't is bijna koud", kreeg ik te horen JAREN LATER. Met ons tweedehands autootje parkeren wij bij een super markt. Het is zaterdagmiddag en hartstikke druk. Maar och, een supermarkt loop je gemak kelijk binnen. Argeloos pak je een bcodschappenkarretje en begin je in te laden, hier en daar grijpend, keurend en af- wégend. Mijn vrouw doet het meeste werk. Ik loop er wat verloren bij, want aan super markten heb ik een vreselijke hekel. Al die graaiende men sen, rotmuziek uit de luidspre kers. En, wat ik al lang had gezien: hele lange rijen karretjes voor de kassa's. Niets voor mij. Dat doet me denken aan mijn strooppot. Wat is er veranderd? Veel! Wat is er verbeterd? Wei nig! Enfin, ons karretje is bijna vol. Onze wekelijkse bood schappen liggen keurig verpakt klaar om de kassa te passe renHo maar! vijf rijen van minstens twintig karretjes elk. allemaal afgeladen. "Nou, ga maar in de rij staan, zeg ik tegen mijn vrouw. "We bin in de fuik swommen en we mutte er sien uut te kommen!" Zuchtend gaat mijn vrouw ge hoorzaam achter in een rij staan. Ik volg die rij, naar voren lo pend. Je weet nooit of er daar vooraan van die linke mensen zijn die proberen vóór te pie pen. Dus ik ga vlak bij de kas sa staan en let goed op. En jawel hoor! Er rijdt iemand ach ter mij met het karretje tegen mijn benen. Ik kijk om. "Ik wil er wel even deur!" zegt een dik mens achter het afgeladen kar retje. Krat bier onder op de dra ger, hopen chips, knabbelnoot jes, worsten. Het bekende recept. "O ja?" zeg ik beleefd. "Dan bent u wel verkeerd hier, want u staat niet in een rij, maarertégenéón." De vrouw kijkt me vernietigend aan. Lijkt me te willen vermoor den. "Sodemieter op vent" zegt ze lelijk. Duwend tegen mijn benen met ,het karretje probeert ze mij op •zij te krijgen. Maar ik geef geen krimp. Intussen staan achter haar ook al wachtenden met hun karretjes. De eersten min of meer medeplichtig, de dikke vrouw aanmoedigend. Zo van: "Waar bemoeistou die met", "Bistou miskien menheer A.H. self?" "Hest soms aandelen van de saak hier?" "Rij de vent voor sien donder!" Maar ook het commentaar uit de legale rij is niet voor de poes. "Goed zo meneer, blief maar mooi staan, se probere ertussen te krupen. Laat se oek maar achter anslute, doen wij oek allemaal." Mijn discussie met de alternatieve rij loopt tot een climax. "So lang mien vrouw niet hier an de kassa afrekend het, gaan ik hier niet vandaan!" roep ik manmoedig. En uiteindelijk heb ik resultaat. Mijn vrouw komt dichterbij, al duurt het naar m'n gevoel verschrikkelijk lang. Op den duur is het dkke vrouw mens woedend. "Man rot op, waar bemoeistou die met!" roept ze. "Ik bemoei mie met mien eigen saken!" is mijn ant woord. "Al hadden jou alleen maar een pot stroop in 't wa- gentsje, ik su jou niet deurlate!" De vrouw, rood aanlopend van kwaadheid kijkt me verbaasd aan. "Wat het een pot stroop daar nou met te maken? vraagt ze. "Dat het er alles met te ma ken", is mijn antwoord, terug denkend aan het winkeltje van Van Wijk. ik zie weer de dikke I stroop in mijn strooppot lopen in mijn verbeelding ("Afre kenen doen we volgende week wel als ik de boodschappen kom brengen Dan doemt het karretje van mijn vrouw voor me op. Hè hè, eindelijk! Uitladen, betalen, inladen. Er valt een druk van me af. Ik ver laat mijn fel bevochten blokka de-positie. Direct volgt er een gekijf met de legale wachten den en de dikke vrouw met haar gevolg. Ik keer hen de rug toe en help mijn vrouw met de boodschappen. Ik hoef niet lan ger op de "kleintjes" te let ten KOPPIG VOLHOUDEN Buiten gekomen, loop ik een man tegen het lijf die me be dankt voor mijn koppig volhou den bij de kassa. Ik kijk hem aan en zeg: "had me maar even komen aflossen!" De man reageert: "Och ja, dat kwam niet in mie op. Ik docht, die man regelt het wel even." Ja ja, maar "die man" had wel een poosje last van hoge bloeddruk. De files staan niet alleen maar op de snelwegen. Voor de kas sa's in de supermarkten staan ze ook! Volgens de ster-recla me is de klant koning. Maar de werkelijkheid is anders. Vroe ger, och ja toen kreeg je een "stukje wust" bij de slager, een zakje snoep bij de bood schappen, een stuk zoethout als je klompen kocht bij De Vries op de Oostersingel. Ja, toegegeven, ook nu krijg je nog wel eens wat. Maar het gevoel dat je belazerd wordt is toege nomen. De marskramer van weleer zit nu in je huiskamer. Sluipt binnen via de Sterrecla me. "Aan de deur wordt niet gekocht, drukwerken worden niet teruggegeven." stond er op een bordje aan onze huisdeur. Vergeet het maar! En de strooppot? Die is al lang een museumstuk! En bovendien is de stroop tegenwoordig zo ver pakt, dat je er niet meer in kan met je vinger. Welke jongen gaat er nu nog graag stroop halen? Niks meer an! Baarle Nassau Marten W. Sytsema Van klein krudenierswinkeltsje naar grote supermarkt. Dit was zo'n piepklein kruide niers- en tabakswinkeltje op de hoek van de straat. Het stond op de plaats waar de Boterhoek eindigde en de Kalvergloppe begon.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 11