TUSSEN DE WAL EN HET SCHIP.
v M^eaeï
pagina 15
Er komt een moment, waarop
ik bij mezelf denk: "Nou zou ik
nog wat voor 't Kleine Krantsje
skrieve mutte, maar ik weet
niet wat!" Op zo'n moment kan
je maar beter helemaal niks
doen, want de mensen zitten
niet verlegen om zinloos ge
krabbel. Trouwens, dat wordt
niet geplaatst.
Maar, als je dan weer eens
voor familiebezoek vanuit Baar-
le Nassau naar Friesland gaat,
komt er toch opeens weer in
spiratie! Overigens, die tocht
naar Friesland wordt steeds ge
makkelijker. De wegen zijn ver
beterd en de route via de pol
ders van de oude Zuiderzee
bekorten de reis behoorlijk.
Waar je vroeger dik 3Vz uur
over deed, haal je nu in 2V2
uur. Een hele verbetering. Al
leen jammer, dat je dichter bij
Leeuwarden komend vanuit het
zuiden, klem komt te zitten op
smalle wegen. Vooral in de
spitsuren is het daar oppassen
geblazen.
Wij vonden het tenminste no
dig, om even van de route af te
wijken om uit de blazen in Ak-
krum. Zodra je van de "grote
weg" af bent, valt dan de rust
als een behagelijke deken over
je heen. De mensen knikken je
goeiendag of maken een praat
je. Het restaurant, waar we lek
ker langs het water een kop
koffie dronken, was gezellig en
gemoedelijk. En dan komen
weer de herinneringen boven
"Weet je nog wel?" Ja na
tuurlijk wisten we het nog wel!
Want hier voeren we in 1950
midden in de nacht langs met
een gehuurde B.M.-er. Dwars
door Akkrum, richting Grouw.
GEEN WIND
Er was geen wind. Geen bui
tenboordmotor. Dus bo
men! Bij de spoorbrug moesten
we de mast strijken. Dat was al
een heel karwei, want zulke er
varen zeilers waren we niet. En
we zouden de volgende dag in
Grouw moeten zijn om familie
te ontmoeten. Dat was afge
sproken. Dus voeren we 's
nachts door, af en toe bomen,
af en toe profiterend van een
armoedig briesje. Wèl roman
tisch. Dat wel. We waren nog
niet getrouwd en voor het eerst
samen op vakantie. Ja, ook
toen al! Slapen zouden we na
tuurlijk niet samen. Ik zou in
een herberg (of zo) en mijn
"verloofde" zou in de boot sla
pen of andersom, dat weet ik
niet meer. Ja ja, ook toen al.
Alleen: toen geloofden onze
ouders dat nog. Tegenwoordig
zijn er geen smoesjes meer no
dig voor zulke avonturen.
Bomen dus. Wind was er niet
tot de volgende ochtend. Toen
die wind toenam tot een stevi
ge bries, waren we net beland
in een bocht van de vaart. Dus,
wij het zeil weer gehesen (met
veel moeite en bekijks), maar
toen we van wal staken, joeg
de wind onze boot prompt naar
de overkant. Er was tegenwind,
dus moesten we laveren. Maar
dat ging niet. Te weinig gang.
En omdat er een kajuit op die
B.M.-er zat, pakte de wind de
boot in haar greep en gingen
we met een rotgang het riet in
aan de overkant. Tot overmaat
van ramp lag daar een woon
schip. Daar stevenden we recht
op af! Ik als een haas naar vo
ren via het smalle richeltje
naast de kajuit, gauw de benen
buiten boord op de boeg om
onze boot af te houden.
Nou, dat lukte nauwelijks. Ter
gend langzaam boorde onze
boegspriet zich enige milime-
ters in het hout van de woon
boot. Mijn benen schrap zet
tend, schampten we er langs!
Maar, toen pakte de wind ons
van de andere kant. "Roer
om!" schreeuwde ik naar mijn
geliefde. Ja, dat deed ze wel,
maar dat roer luisterde niet.
Dus: met dezelfde rotgang als
daar net koersten we naar de
overkant. Ik in paniek naar bak
boord om de boot daar
weer af te houden van een be-
schoeide walkant. Weer been
tjes buiten boord om de schok
op te vangen. Maar, inmiddels
luisterde het roer wèl weer, zo
dat we net niet de wal raakten,
maar er op korte afstand langs
schoven. Mijn beentjes waren
te kort. Ik zweefde tussen wal
en schip, kon me niet meer
goed vasthouden en.viel in
het water.
KLAPPERENDE ZEILEN
De boot voer nog wat door en
kwam toen in de modder aan
lager wal terecht. Klapperende
zeilen. Een nat pak en handen
vol pijnlijke steken van brand
netels die volop langs de wal
kant groeiden. En dat allemaal
onder het kritisch oog van vele
watersporters!
Ja, inderdaad: de beste stuurlui
staan aan de wal. Geen twijfel
mogelijk! Aan de voorzijde viel
ik te water, aan de achterkant
klom ik met moeite weer aan
boord. Gauw de kajuit in om
droge spullen aan te trekken.
En intussen zat mijn "beman
ning" hopeloos te kijken naar
de klapperende zeilen. De fok
maakte een vreselijk lawaai en
het grootzeil sloeg wild om zich
heen.
Na mijn kleren te hebben ver
wisseld haalden we vliegens
vlug de zeilen weer omlaag. En
daar zaten we dan. Muurvast in
de blubber, wind op kop. Onze
vakantie dreigde letterlijk en fi
guurlijk in het water te vallen.
Hoe kwamen we nu nog op tijd
in Grouw?
Moedeloos keken we toe, hoe
bekwamere zeilers zonder al te
veel moeite de bocht om voe
ren. "Verdorie, waarom kunnen
wij dat nou niet!!" zuchtten we.
Enfin, ik moet bekennen, dat
we het nog één keer hebben
geprobeerd. En wéér recht op
die woonboot af, wéér prompt
teruggeblazen naar de over
kant. Alleen was ik niet zo stom
om nog eens te water te raken.
Driftig liet ik de zeilen weer
zakken. Maar, toen kwam er
hulp! Een motorboot kwam
langs. Ik hield een lijntje om
hoog. Dat had ik eens anderen
zien doen. En waarachtig, de
stuurman keerde, ving ons lijn
tje op en trok ons vlot uit de
blubber. Tot een gunstiger wind
zeilen weer mogelijk maakte
heeft hij ons gesleept.
Net op tijd kwamen we in
Grouw aan, waar we nota bene
opnieuw in de blubber beland
den aan de overkant van de
haven. Wéér moesten we er uit
worden gesleept. Ditmaal door
de verhuurder van de boot zelf.
Al die doorgewinterde zeilers
en Grouwster inwoners sloegen
dit laatdunkend gade. 'k
Schaamde me rot, toen we net
jes aan de walkant werden af
geleverd.
Een leuke herinnering als je
dan eventjes Akkrum aandoet.
"Stopt de trein hier ook nog in
Akkrum?" vroeg ik een dag la
ter aan mijn zwager. Ja, dat
deed hij. Ik hoor de conducteur
van toen nog roepen "Akkrrrr-
rrum, Akkrrrrum". Die rollende
"r" was typerend voor een be
paalde conducteur.
Die zaterdag gingen we met de
motorboot van mijn zwager de
Friese meren over. Wat een
feest. Wat een fijne tocht. Je
ziet met een boot de "achter
kant" van de dorpen. En dat is
heel anders. Flondertjes, stei
gertjes, leuke tuintjes, graspol
len, wuivende rietpartijen, dro
merige koeien, waterhoentjes,
eenden, reigers. En boten, veel
boten in allerlei modellen.
Handje omhoog voor elke pas
sant. Leuk is dat. En, op een
winderige hoek een zeilboot
met klapperende zeilen.Zat
vast in de blubber. "Die mutte
we helpe!" riep ik tegen mijn
zwager. Keren, lijntje over en
trekken maar. Onder luid ge
juich kwam de zeilboot los. Het
bleken Noren te zijn. Van zei
len hadden ze ook weinig kaas
gegeten, want vijf minuten later
zaten ze al weer vast. Dat heb
je als je aan lagerwal raakt.
Marten W. Sytsema
is de Lommerd, ofwel de Bank
van Leening, gevestigd ge
weest in het grote en brede
pand in de Heerestraat, waar
later het Fries Natuur Historisch
Museum kwam. Een steeg, die
nog altijd van de Brol in de
richting van de Heerestraat
loopt, heet nu nog officieel
Lombardsteeg, hoewel er al
heel lang geen straatnaam
bordje meer is. Op maandagen,
wanneer er veel panden wer
den gebracht en op zaterda
gen, wanneer ze weer werden
opgehaald, kon het behoorlijk
druk zijn in de buurt van de
Lommerd. Ook tegen de ker
mistijd vonden veel stadgeno
ten de weg naar de lommerd.
Stiens: Juckema State
U<
Schingen: Andringa Hofstede