WEER GRACHT LANGS EEWAL MIJN JEUGDJAREN IN DE OUDE BINNENSTAD GROEIEND VERLANGEN VAN VELEN pagina 13 in de twintiger jaren sommige, nee, heel wat mensen hun zin hadden gekregen: toen immers was er sprake van ook nog grachtjes als die langs de Kelders, het Naauw, de Voorstreek en de Tuinen dicht te gooien. Er werd in die dagen een 'dempings-rijmwedstrijd' op touw gezet, waarbij er gedachten naar voren kwamen, die we nu als ronduit treurig kwalificeren. "Gooi de grachten Met vereende krachten Aan den kop toe vol De toestand wordt te dol Gooi de Tuinen Vol met puinen Demp de Voorstreek dan meteen En de menschen zijn tevreën. Het heeft toen niet veel gescheeld, of ook die dempingen waren doorgegaan - gelukkig kon dat gevaar toen nog net worden afgewend. Eenzelfde voorstel, in deze dagen gedaan, zou geen schijn van kans meer krijgen. Meer dan hun voorouders beseffen de Leeuwarders van nu, wat de pittoreske grachten voor de stad betekenen. Zelfs wint nu de gedachte steeds meer veld om nog iets goed te maken van wat de stad eens werd misdaan - dat zou dus het opnieuw graven van de gracht langs de Eewal kunnen zijn. Hoe de situatie in een ver verleden - zo ongeveer - was, kunnen we zien op deze tekeningen, die de Amsterdamse schilder Albert Martin kort voor en tijdens het dempen heeft gemaakt. De ene prent (met vee op straat!) is ter hoogte van de Hoogstraten gemaakt, voor de andere stond de tekenaar bij de Wortelhaven. Er komt ooit nog eens een moment dat er onder grote publieke belangstelling draglines op de Wortelhaven verschijnen voor het aanvangen van een spectaculair karwei: het opnieuw graven van een gracht langs de Eewal. De roep om dit in achttienvierentachtig gedempte water in ere te herstellen, zal in de komende tijd steeds sterker worden - een jammerlijke vergissing van dik honderd jaar geleden zal eens worden goedgemaakt. Net als dat in enkele andere Nederlandse steden het geval is geweest, wordt ook in Leeuwarden de tijd rijp voor het nemen van het belangrijke besluit de omgeving van de Eewal haar oude luister terug te geven. Met vrijwel geen enkel gevoel voor het stedeschoon van weleer hebben vorige generaties tal van karakteristieke grachtjes in de oude binnenstad dichtgesmeten. Het water langs de Druifstreek, de Tweebaksmarkt en de Turfmarkt werd ge dempt, het water langs het Zwitserwaltje verdween eveneens, de Nieuweburen verloor z'n gracht, de gracht langs het Ruiterskwartier werd gedempt en ook het water van de Wortelhaven en langs de Eewal moest dus verdwijnen, net als het grachtje dat eens het Heerenwaltje doorsneed. Zoals er aan de fraaie stadspoorten geen blijvende waarde werd gehecht, zo heeft men het ook niet de moeite waard gevonden om deze grachtjes te behouden - zonder het ontmoeten van veel protesten konden verschillende gemeenteraden besluiten tot demping over te gaan. Nog rampzaliger had de dempingswoede om zich heen kunnen grijpen, wanneer Zoals ik al eerder schreef was ik in m'n jonge jaren bevriend met Toon Westra van het be kende café Neuf aan de Voor streek tegenover de Korfma- kerspijp. Toon - en dat heb ik ook al eerder verteld - was muzikaal buitengewoon be gaafd en heel vaak componeer den we samen stukjes op de piano. Als we dan zo bezig waren gaf ik een thema aan en Toon fan taseerde daar dan een uitge breid repertoire omheen, zodat je verduiveld leuke liedjes kreeg. Nu, achteraf, heb ik na tuurlijk spijt, dat we ze toen niet opgeschreven hebben. Helaas, helaas. Ook Jopie Kaller uit de Sint Ja- cobsstraat, mijn andere vriend, was dan vaak van de partij en met z'n drieën hebben we ook veel muzikaal plezier gehad, want ook Jopie bespeelde een instrument, namelijk viool. Door zijn muzikale gave kwam Toon Westra in het vak terecht, zodat hij in later jaren vaak te beluisteren viel in de betere restaurants en bars in Den Haag. Na die periode kwam hij weer naar Leeuwarden terug en nam er de detailzaak in sterke dranken over, die zijn ouders intussen begonnen wa ren na hun vertrek uit het café restaurant Neuf. Dikwijls waren Toontje Westra, Jopie Kaller en ik te vinden in de dancing "Spoorzicht" van Sipke Castelein aan het Zuider plein. Toon zorgde er dan voor, dat hij zo dicht mogelijk kwam te zitten bij de pianist van de band, bijvoorbeeld die van John Kristel, die daar heel lang bleef spelen en waarvan je de leden haast wel Leeuwarders kon noemen - zo vaak waren ze hier. Voor bier moest je toen een gulden per glas betalen, wat best prijzig was, want normaal betaalde je in een café een kwartje voor een glas. Door de muziek en de dansgelegenheid werd Sipke's prijs zo hoog, maar, laten we eerlijk zijn, we hadden het er graag voor over. De tijd bij Spoorzicht zal ik dan ook niet gauw vergeten, daar we er vele prettige en gezellige uurtjes hebben doorgebracht. Wat wij - in een nog vroegere tijd - als kinderen fijn vonden, en dat was wel heel wat an ders, was om present te zijn bij het starten van een auto of een motorfiets, door ons in die tijd ook wel stoomfiets genoemd. Je houdt het nu niet meer voor mogelijk, maar het was voor ons dan een hele attractie om in de dikke blauwe rook te staan en om de uitlaatgassen op te snuiven. Dat dit onze ge zondheid niet ten goede kwam, zullen we wel niet geweten hebben. Harry Davidson en In dian waren toen de motormer ken, met een dikke klemtoon op dat lidwoord de. Uitstapjes met de fiets waren ook erg in trek. Zo bijvoorbeeld naar het Tietjerkster bos bij Zwartewegsend, waar we vaak naar toereden om er te gaan kijken naar de kluizenaar. Die zat daar in een donker tunnel tje. Aan het eind van die gang bevond zich een opening in het plafond: een lichtstraal er door heen viel precies op de afbeel ding van een oude man met een baard. Altijd als we naar Tietjerk gin gen was het bezoek aan de kluizenaar erg aantrekkelijk voor de kinderen. Trouwens, ook de prachtige kleurrijke pau wen met hun uitgewaaide "Geloof jou die vreselijke verha len, die se vetelle over Loes?" "Ja natuurlijk, wat vetelle se over haar?" staart maakten heel veel indruk op ons, zoveel zelfs, dat ik die beelden nog zo voor me zie. Terugdenkend aan die tijd komt me ook plotseling een beeld voor ogen, dat je dagelijks kon zien en waarvan je heel vreemd zou opkijken, wanneer je er nu nog eens mee zou worden geconfronteerd. Dat was het op de fiets springen, zoals de heren dat toen plach ten te doen. Er stak in die tijd nog een uitsteeksel uit de as van het achterwiel, waarop de wielrijder z'n voet kon zetten. Met zijn andere voet stepte hij dan vooruit en het duurde soms een tijdje, voor de fietser zelf op het zadel gleed. Ko misch was het te zien hoe sommigen zowat eindeloos ble ven steppen, voor ze tenslotte in hun zittende positie kwamen. De mannen droegen toen ook nog - heel ouderwets! - een soort pandjesjas met een ge streepte pantalon en met een vest plus een groot horlogeket ting er dwars overheen. De rug van die jas was tamelijk lang en aan de onderkant van de slippen zaten twee zakken. Aan de ene kant van de slip hadden ze dan een vervaarlijk grote zakdoek en de andere slipzak was bestemd voor een snuif doos of een pakje pruimtabak. Alleen op de zondag kwam er dan nog een kerkboek bij. Er is ook een lange tijd ge weest, dat het een rage was om met een wandelstok te lo pen en om uitgedost met slob kousen over de straat te gaan. Zo liepen dan de jongeheren door de stad en wat hadden ze een lef! Kwamen er, in diezelfde tijd, vertegenwoordigers bij de win kelbedrijven langs om de waren voor het volgende seizoen aan te bieden, dan hadden ze gro te, speciaal gebouwde koffers bij zich. Die koffers werden dan vooruit gebracht en vervoerd door een man met een hand kar. Deze bleef de hele dag voor de zaak wachten tot het moment, waarop de bespreking tussen de winkelier en de ver tegenwoordiger eindigde. Dan werden alle spullen weer opge laden en naar het station ge bracht. En om nu ook maar te eindigen in de sfeer van het zakenleven: had in "die goeie ouwe tijd" een lid van het winkelpersoneel een klant niet goed geholpen, of had hij helemaal niets ver kocht, dan gebeurde het wel, dat hij "een zes" kreeg van zijn baas, of wel "een tweemaal drie". En dat hield dan in, dat hij na zes weken z'n biezen kon pakken, dat hij kon opstap pen - zonder pardon. Dat was dan een harde maatregel, maar ja, men moest nu eenmaal z'n best doen in het zakenleven. Breda Siep Ter Horst

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1991 | | pagina 13