Shellema 'TKLEIHE KRANTSJE Makelaars en Taxateurs voor geheel Friesland VOOR LEÉUWARDEN EN DE WIJDE ^WERELD ER OMHEEN pagina 4 PINDACHINEZEN In vroeger jaren kwamen er bij ons in de stad zogenaamde "Pindachinezen", die "pinda lekka" riepen en heerlijke pin dablokjes verkochten. Het wa ren werkloze zeelieden, die op deze wijze wat inkomen tracht ten te verkrijgen. Ze stonden voornamelijk in de winkelstra ten. Zo'n pindablokje kostte vijf cent. Hoewel veel mensén het toen sober hadden, was er toch veel medelijden met deze Chi nezen en velen stopten hen wat lekkers toe of schonken gedragen kleding, een warme muts of een sjaal. De pindachinezen stonden met hun koopwaar ook wel op het ijs, maar vijf cent was in die tijd voor velen nog een hele uitga ve en het zal niet altijd gemak kelijk zijn geweest voor deze mannen om hun bakjes met zoete waren kwijt te raken. Ondanks het trieste gebeuren op zich zelf gaf de aanwezig heid van deze kooplieden een zekere gezelligheid in de stad. Bij menigeen werden ze ook binnengevraagd voor een kop koffie of een versnapering. Heiloo P. H. Zwerver GEEN LUCHTBRUG In dit blad van december schrijft de heer Schoustra in zijn rubriek "Met Fenno Schou stra op pad kris kras door de stad" over het plan de Kansela rij en het- Fries Museum met een luchtbrug te verbinden: "ik hoop, bid en smeek, dat het nooit zal worden uitgevoerd." Deze hartekreet is mij uit het hart gegrepen. Men mag toch wel van elk gevoel voor histori sche waarden en bouwkunst gespeend zijn de Kanselarij, een juweel van bouwkunst, ge schilderd, getekend en fotogra fisch in vele boeken op kunst historisch gebied vastgelegd, bij een destijds gehouden en quête als het mooiste gebouw van Leeuwarden bevonden, op een dergelijke wijze te ontluis teren. Laat men zich toch bedenken dat dergelijke monumenten niet ons eigendom zijn, maar kost bare panden die ons in bruik leen zijn gegeven om zoveel mogelijk ongeschonden aan het nageslacht over te dragen. Deze gebouwen vormen een erfgoed en de piëteit gebiedt ons hiervoor te zorgen. Ik zou liever in dit verband die plannenmakers willen aanraden het door het provinciaal bestuur in 1953 uitgegeven boekje "Restaureren in Friesland" te lezen en in het bijzonder daarin het artikel van wijlen ds. J. J. Kalma: "Een pleidooi voor mo numentenliefde en zorg." Gelukkig komt er meer en meer verzet tegen dit plan. Volgens persberichten is de Leeuwarder notaris mr. E. M. W. de Lange doende een stichting in het le ven te roepen die zich tegen deze plannen verzet. De Lange is van oordeel dat de luchtbrug het aanzicht van de Turfmarkt bederft, "zowat het gevoeligste stuk van Leeuwarden," zo stelt hij. De Kanselarij vindt hij een van de mooiste niet kerkelijke gebouwen van Noord-Neder land en wanneer deze plannen zouden doorgaan zou hij dat zien als een aantasting van het gehele gebied. Inderdaad, een dergelijke brug zou met name de Kanselarij to taal ontluisteren en dit plan riekt m.i. dan ook naar kuituur barbarisme. In een uitzending van Radio Fryslan op 12 dec. j.l. waar dit onderwerp ook aan de orde kwam, kwam een der aanwezi gen met de suggestie de oude toestand maar te herstellen n.l. de grachten die bijna honderd jaar geleden werden gedempt, opnieuw aan te leggen. Een origineel idee, vond men. Ook dit punt wordt door de heer Schoustra in zijn beschouwing naar voren gebracht als hij stelt dat, "wanneer de luchtbrug er onverhoopt zou komen, als troost kan gelden dat latere ge neraties zo'n luchtbrug gemak kelijker kunnen verwijderen dan het opnieuw graven van de jammerlijk verloren gracht." Ja, dit laatste zou in dit tijdperk van •de auto wel op weerstand stui ten. Toch een origineel idee waarbij de initiatiefnemer ver der aan de hand deed een mooie brug over de gracht te leggen tussen Kanselarij en Fries Museum. Tenslotte nog even dit. Voor het geval dit onzalig plan tot het aanbrengen van een lucht brug zou worden voorbereid, zal er een toestemming nodig zijn van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist en zal het bestemmingsplan moe ten worden herzien. Tegen bei de kunnen bezwaarschriften worden ingediend. De gelegen heid daartoe wordt in de nieuwsbladen aangekondigd. Men zij dus alert en zal alles in het werk dienen te stellen deze schande voor de hoofdstad van Friesland te voorkomen. Mantgum W. Goinga NAAR LEEUWARDEN Geboren in 1908 verhuisde ik op driejarige leeftijd naar Leeu warden, waar mijn vader in de Breedstraat een bakkerswinkel begon. Ik kan me nog herinne ren, dat de winkelvloer daar erg slecht was. Eens tilde vader daar een plank uit en wat von den we er onder? Een hele- hoop knikkers en een zilveren suikerschepje, dat ik nu nog al tijd heb. Lang hebben we daar niet ge zeten; toen verhuisden we naar het Noordvliet. Door een steeg je kwamen we in een soort hof je. Op de hoek van die steeg en het Noordvliet was een piepklein kruidenierswinkeltje van Murkje Kamstra. Daarna gingen we naar het Werkmanslust en in 1915 ver huisden we voor een jaar naar Tilburg. Toen weer terug naar Leeuwarden, naar de Grote Kerkstraat. Ik ging op school bij de zusters aan het Jacobijner- kerkhof. Eens was er een feest in de hele stad en we mochten toen verkleed op school komen. Ik ging in Fries costuum. De gou den kap, beugel en schort wa ren van m'n beppe. 's Middags naar het Zaailand. Daar kreeg ik van een meneer een vierkant stuivertje. Hij vond me erg mooi en in zo'n tas hoorde toch wat geld, vond hij. In de Grote Kerkstraat woon den we in het tweede huis van af de Bontepapesteeg, boven de familie Binne Boersma met de dochter Christien, met wie ik nu nog steeds bevriend ben. Naast ons de families Poort en Beekman; de laatste had een zoon, die ons kinderen altijd dwars zat en ook wel "honne- giesel" werd genoemd. Links van ons een matrassen- makerij van Berger met drie zo nen, Betje, Jetse en Johan. Daarnaast een lampenwinkel van Ewald, iets verder het mooie Waalse kerkje en een slagerij. Aan de overkant het St. Elesibeth-klooster en de school om de hoek. Naast het klooster woonde de familie Joosten, daarnaast de familie Kamsma met André, Julia en Peter. Vader Kamsma was kos ter van de Dominicuskerk in de Speelmansstraat. Naast Kamsma was een koffie- thee- en snoepjeswinkel van Dijkstra, dan kwamen er twee heel kleine huisjes. In het ene woonde Juleke en in het ande re Catooke. Dan kwam de gloppe, de Modder, waardoor je naar de Muloschool van de Zusters ging. Daar woonde een schoenmaker, die ook kaatsbal len maakte. Als zijn buurvrouw, van wie we de naam niet ken den, haar zoon moest hebben galmde het door de hele straat: "Pietoeoeoeü!" Heerenveen Agatha Cornelis-Postma SPANNING Ik kijk altijd met spanning uit naar de komst van 't Kleine Krantsje, want meestal geeft het wel aanleiding tot het opha len van herinneringen als je be kende plekjes of personen ziet. Zo zag ik onlangs tot m'n ver bazing m'n tante Tietje Bosma voor de boekwinkel 'De Nieuwe Tijd' op de Nieuwestad staan, van wie ik nooit geweten heb, dat ze daar met m'n oom Lou in heeft 'gezeten'. Die oom Lou was een broer van mijn moeder Djoeke Kuipers-Bosma, ze is nu 87 jaar en woont in Drach ten. Van oom Lou wist ik niet anders dan dat hij vertegen woordiger was bij de Victoriafa- briek in Dordrecht. Ze woonden toen in de (grillig lopende) Auke Stellingwerfstraat, vlak bij de Groningerstraatweg. Wij lie pen er vaak naar toe vanaf de Pieter de Swartstraat, waar wij tijdens de oorlogsjaren woon den. In het novembernummer van 't K. K. drukte u een foto plus een verhaal af van de (ver woeste) molen te Rottevalle, die men in Leeuwarden had willen bouwen. Hierop was mijn overgrootvader Rienk Kuipers, molenaar. Van hemzelf kan ik niets vertellen, wel dat zijn zoon, mijn grootvader dus, Sip- ke Rienks Kuipers, in 1902 de molen te Suameer kocht van ene Tjitske Eldering, een mole- naresse dus en hij verkocht hem in 1919 aan Anne Terp stra te Gorredijk. Mijn vader is in 1903 'op de molen' geboren. Tot zover wat ik te melden heb. U ziet, het Kleine Krantsje is niet alleen een bron van her inneringen, maar ook aanlei ding tot het bekomen van we tenswaardigheden, zoals nu over familieleden, ook al leven ze niet meer. Hoogvliet ROEST CROLLIUS De leraar Roest Crollius van de Rijks Hogere Burger School aan het Zaailand had eens op een ochtend twee klassen, die hij proefwerk liet maken. Om toe te kijken of er niet afgeke ken of gespiekt werd, stond hij met zijn rug tegen een van de banken geleund. Dan hier en dan daar. Sommige leerlingen beschikten over een penseel en - leve de toenmalige inktpotjes! - zij be gonnen met het penselen op de achterkant van de laborato- riumjas van de heer Roest Crollius van het bekende gifte ken, een doodskop. Dan deed deze een paar streken, dan de volgende. En tijdens het tweede proef Makaiaartfij alnda 1696 werkuur werd er onder de kop een pracht van een ribbekast getekend. Waarlijk kunstig en tamelijk origineel bedacht! Aan die jas viel overigens niets te bederven. De voorkant was aan flarden door veel, door zu ren veroorzaakte gaten en de knopen misten er af, zodat de heer Crollius de jas droeg op de wijze van de stripfiguur Ollie B. Bommel. Voorts zat er in de jas een keur van rode, groene en gele vlekken. Alleen de achterkant was nog goed genoeg om tot poetslap pen te worden verknipt. Zo, in dit gewaad gehuld, begaf hij zich ook vaak naar de leraren- kamer. Waar, door wie en hoe het fraaie kunstwerk van de leerlin gen is ontdekt, is me niet be kend. De amenuensis, de heer Luxwolda, zal het hem stellig niet gezegd hebben. Blijft dus over, dat hij het zelf merkte in de middagpauze in de leraren- kamer. Ik hoop het laatste! Grouw IN DE VAL A. van Hespen R. Kuipers Het was in december 1942 of '43, dat ik 's morgens om streeks zeven uur in het pikke donker op weg was naar mijn werk aan de Snekertrekweg en in een val van de Duitse weer macht liep. Dat gebeurde vlak voor de ophaalbrug, waarvan onlangs in 't Kleine Krantsje een foto heeft gestaan. Er werden in die dagen razzia's (Vervolg op pag. 16) Aan bedrijfsleider Jan Kooy hadden we het te danken, dat we niet in handen van de Duit sers vielen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 4