WERKEN OP SCHRIJFKAMER VAN PRACTISCHE HULP IN VOOROORLOGSE JAREN pagina 5 De Vereniging Practische Hulp, die nu niet meer bestaat, was is in 1925 opgericht. De Vereniging hield zich onder andere bezig met het verschaffen van onderdak aan en het verzorgen van alleenstaande dakloze mannen, vrouwen en kinderen en het verschaffen van werk aan de in haar inrichting verblijvende mannen in de papier- en houtafdeling. Voorts met het op geregelde tijden bij de ingezetenen afhalen van oud papier, lompen, kleding en schoei sel en het gratis verstrekken van kleding, schoeisel, beddengoed en huisraad aan onvermo- genden. En tenslotte met het exploiteren van een schrijfkamer tot het verrichten van type- en stencilwerk, het schrijven van adressen en het bezorgen van circulaires. Het is het werk van deze schrijfkamer, waarover het in het bijgaande artikel gaat. Een van onze abonnees, de heer Chris Doorenbos te Leeu warden, heeft voor de oorlog een aantal jaren gewerkt op de Schrijfkamer van Practische Hulp. In dit verhaal haalt hij herinneringen op aan die tijd. Nadat ik de Ulo had doorlopen en mijn typediploma had ge haald, vond mijn vader, dat ik maar een kantoorbaantje moest zoeken. Daarom solliciteerde ik bij de Practische Hulp, toen daar iemand voor de Schrijfka mer werd gevraagd. Ik werd aangenomen en mijn aan vangssalaris zou veertig gulden per maand bedragen - dat was nog ver voor de oorlog, in drie en dertig. Maar, o wee, mijn eerste op dracht was het typen van lijsten der inwoners van het Sint An thony Gasthuis. Nu was ik, voor ik bij de P.H. begon, nog wel een paar keer bij juffrouw Van Keijzerswaard van het Instituut Pont in de Van Swietenstraat geweest om er weer wat in te komen, maar dat bleek bij lange na niet genoeg om de lijsten vlekkeloos af te leveren. Er kwamen dus wel eens wat fouten in. Dan ging het Hoofd van de Schrijfkamer, de boekhouder Van der Helm er maar weer voor zitten om ze opnieuw te tikken. En directeur Swart maar mopperen hoe men mij een typediploma had kun nen geven. Veertig gulden per maand? Ik kon beter geld toe geven! Maar ik leerde blijkbaar gauw bij want het ging allengs beter. Het werd na één maand echter toch geen veertig gul den, maar vijf en twintig. TYPEN OP STENCILS Met behulp van de heer Van der Helm leerde ik het typen op stencils en het afdraaien van die stencils op de cyclostyle. Eentje van Edison Dick. Met de hand te bedienen. Er waren ook lichtbakken, waarop je de stencils legde om bijvoorbeeld een tekeningetje te maken of iets met zelfgemaakte correc- tielak te herstellen. Die lak maakten we van stukjes film, opgelost in ether. Het wilde ook wel, dat je een kleine correctie moest aanbrengen als het sten cil al op de cyclostyle zat. Als de heer Van der Helm op dat moment de machine bediende riep hij mij er vaak bij. "Och Chris, kan jij dat even doen, ik kan het niet zo goed zien." Dat vond ik toen maar vreemd, want ondanks het blauwe sten cil en de zwarte inkt kon ik al les goed onderscheiden. Nu zou mij dat ook niet meer luk ken. Die stencils werden gekocht van een joodse vertegenwoor diger uit Groningen, een zekere Frank. Er kwamen wel meer vertegenwoordigers om stencils te leveren, maar hij had toch de voorkeur. Dat die man de boekhouder aansprak met "me neer Van der Hel" liet hij zich eerst maar welgevallen omdat de man de naam niet zo duide lijk uitsprak. We hadden het daar wel eens over, wat zei hij nu eigenlijk? Toen hij echter wel duidelijk Van der Hel zei, wees de boekhouder hem er vriendelijk, maar met nadruk op, dat er nog een m achter moest. In die tijd had je veel vertegen woordigers en handelaartjes aan de deur om wat kantoorar tikelen te verkopen. En de heer Van der Helm was de man om zulke bezoeken af te handelen. Het ging in de regel maar om kleine leveringen. Op de schrijfkamer waren nog twee medewerkers. Aan de te lefoon zat meneer Schroder. Deze was niet intern, maar bleef tussen de middag wel op het kantoor om wat uit de keu ken mee te eten. Hij woonde bij zijn zoon op de Tweebaks- markt. Ik hoor hem nog zeg gen: "Met 6327". Dat was dus het telefoonnummer van de P.H. En dan kwam er vaak het verhaal dat er behang opge haald moest worden. Dan vroeg hij altijd: of er ook linnen achter zat. Want dat kon men bij de P.H. niet gebruiken. Het papier werd verwerkt, zo zei hij ook steeds, in grote pakken van zo'n paar honderd kilo. De telefonische opdrachten om pa pier op te halen schreef hij op velletjes papier die hij zelf sneed van Kwarto vellen. Eén opdracht kwam op één velletje. Dat was daarmee dan ook wel vol want hij schreef groot, met zijn neus zowat op het papier. Die opdrachten gingen dan naar de mannenafdeling en dan gingen een paar mannen er met een handkar op af. Verder was er Jansen, die schrijfputjes deed. Toch altijd vreemd, de één was steeds "Jansen" en de ander "meneer Schroder", hoewel toch beiden aan lager wal geraakte perso nen waren. Meneer Schroder had nog een bijzonderheid. Hij liep altijd in een ouderwets zwart pak, in de winter met een zwarte jas. Die ging uit in mei en kwam niet eerder weer aan dan in oktober. Het maakte niet uit, hoe op dat moment het weer ook was. Z'n enige be scherming was dan een para plu. BOEKHOUDER Was de heer Van der Helm de boekhouder en het hoofd van de Schrijfkamer en meneer Swart de directeur, er waren meer betaalde krachten aan de P.H. verbonden. Daar was de heer Koelmans, de huismees ter, die met z'n vrouw in de woonruimte aan de Pioenstraat woonde. Dan waren er de heer en mevrouw Postma. Deze laatste zwaaide de scepter over de vrouwen- en kinderafdeling. Meneer Postma was de chauf feur op de auto welke langs de deuren ging om vooral papier op te halen. Want papier vorm de de grootste inkomstenbron voor de inrichting. De eerste hulp van de heer Postma was Tichelaar, een man wiens hoofd altijd schudde en die wat moeilijk sprak. Diens kameraad in de inrichting was de kok, De Vries, een stevige man met een zware stem. Samen gingen ze steevast 's zaterdagsavonds naar de Tivoli bioscoop, waar ze een plaats in de loge na men. Deze beide mannen kre gen vanwege hun functie wat meer zakgeld dan de anderen uit de inrichting. Eens kwam de heer Kessler, de directeur van de drie Leeu warder bioscopen, op kantoor om een reclame-uitgave te be spreken. Dat was vóór de Paasdagen van 1934, toen in de Tivoli de film Fra Diavolo met Stan Laurel en Olivier Har dy zou worden gedraaid. Op één van die dagen ging ik daar ook heen en de heer Kessler was in de hal actief met het controleren en afscheuren van de entreekaartjes. Op het mo ment dat ik binnenkwam wis selde hij net met een kennis enige woorden. Toen ik hem mijn kaartje gaf zei hij tegen die kennis en met een schuine blik naar mij: "Ja, met zulke da gen is er wel geld." Ik voelde direct wat hij daarmee bedoel de. Hij beschouwde mij als een inwoner van de P.H., maar dat was dus niet zo. Soms ging ik wel eens naar de loods waar ze het opgehaalde papier en andere zaken sor teerden. En dan was er natuur lijk ook wel een leukerd die ver tellen moest, dat ze wel eens een kienderkopke tussen de spullen hadden gevonden. Even later kwam er dan, "maar het skutteltsje was er niet bij." Een van de mannen in de in richting, die eerder bij het Vliet had gewoond, en die een zwar te vlek op één van zijn wangen had, werd Ele Muus genoemd, met de toelichting, dat zijn moeder voor zijn geboorte was geschrokken van een muis. Ele had ook een broer en die broer, die eigenlijk nooit wat zei, had een soort computertje in zijn hoofd. Het kwam jaarlijks voor, dat dokter Maas van de Emmakade, Rosalie Anna H. Maas, de nota's voor haar pa tiënten kwam brengen, welke dan bezorgd moesten worden. Dat was het werk voor die broer. Die werd dan op de Schrijfkamer ontboden. Hij nam daar de enveloppen één voor één door en stopte ze bij zich in een zakje. Dan had hij de volgorde van de adressen in zijn hoofd, hij zei geen woord, ging op weg en aan de bezor ging mankeerde niets. Voor zulk werk en het ophalen van copij voor de schrijfkamer, waarbij geen nadere uitleg be hoefde te worden gegeven, was er Van der Wal, een net woudmantsje met een nieuwe fiets. ERG DRUK Vaak hadden we het erg druk op de Schrijfkamer, destijds één van van de eerste in de stad voor het drukken van cir culaires, agenda's enz. door middel van wat later een sten cilapparaat heette, de cyclosty le dus. We hadden veel werk voor architekten. Bestekken maken. De stencils moesten wel worden bewaard voor eventuele nabestelling als er meer gegadigde aannemers waren dan waarop was gere kend. Ik moest dan meestal de copij ophalen. Een apart man was architect Kramer van de Tweebaks- markt. "Kom er maar in," was het dan. "Denk om het opstap je." En hij maar zuigen aan z'n pijp, wat een slurpend geluid gaf omdat er weinig of geen ta bak in zat, maar blijkbaar wel wat anders. Een hekel had ik aan de copij van architect Baart van de Emmakade. Die man meende zeker arm te worden door gebruik van een velletje papier meer. Zijn bestekken schreef hij zo pietepeuterig klein en dan ook nog tussen de regels in. Zielig. Een regelmatige gang was die naar accountant Volkers van het Zuiderplein. Een statige, grijze man. Of naar notaris Van Giffen op de Eewal, waar de heer Molenwijk mij de tekst gaf van de omschrijving ener huis verkoop. En dan naar de heer Kielman in de Raadhuisstraat. "Of de jongeman even wilde komen." Meneer Kielman was toen met de heer Boer bezig een boek over waterbouwkun- (Vervolg op pag. 15) Ziehier een foto van de Schrijfkamer en de Administratie van Practische Hulp in vroeger jaren. In 1972 is het werk van de Vereniging Practische Hulp overgenomen door de Stichting Maatschappelijk Centrum De Terp. Sindsdien functioneert de Schrijfkamer niet meer.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 5