'TKLEIHE KRANTSJE
Mysterieuze steen
Gevaarlijke naam
Iets interessants
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 5
De vorige maand heb ik op
deze plaats geschreven over
een mysterieuze steen in de
kademuur van het Naauw te
genover de sigarenzaak van
Stoffels, De Planteur. Die
steen, in de vorm van een bel
lijkt het wel, zou in een grijs
verleden een rol hebben ge
speeld in het scheepvaartver
keer van die tijd.
Voer er een schip door het
nauwe Naauw in de richting
van de Brolspijp en voer er op
hetzelfde moment een bootje
onder de Brolspijp door in de
richting van de Nieuwestad,
dan ontstond er het probleem
welke schipper eigenlijk voor
rang had - het elkaar passeren
op deze plaats was immers on
mogelijk.
Daarom zou hier ooit die steen
in de kademuur zijn aange
bracht - de schipper, die kans
zag als eerste zijn pikhaak er in
te planten had dan voorrang
met zijn schip en de ander
moest zolang wachten.
Dit mooie verhaal had ik eens
gehoord en opgetekend, maar
ik kan me niet herinneren deze
visie ooit ergens zwart op wit te
hebben gezien - de geschiede
nis is blijkbaar niet algemeen
bekend.
Als reactie op mijn stukje kreeg
ik nu een brief van de heer
Bram de Bruin, die tot voor en
kele jaren een zaak gehad
heeft aan het Naauw - de firma
A. de Bruin zullen velen zich
nog als Modemagazijn herinne
ren.
"Het verhaal, zoals u het be
schrijft is mij bekend" aldus de
heer De Bruin. "Om het verhaal
compleet te maken zou er nog
iets aan kunnen worden toege
voegd. Mij is namelijk verteld,
dat bij genoemde steen een bel
heeft gehangen, waarmee een
schipper, komende uit het
Naauw zijn komst aankondigde
aan eventuele schippers onder
de Brol."
Van het bestaan van een bel
op deze plaats had ik nog nooit
gehoord, maar het kan natuur
lijk best zo zijn geweest. In ie
der geval is het wel frappant,
dat die verweerde steen in de
muur nu nog altijd de afbeel
ding van een bel geeft te zien.
"Het is jammer" zo besloot de
heer De Bruin zijn brief, "dat dit
verhaal van de bel niet kan
worden bevestigd, omdat nie
mand dit meer weet en het
blijkbaar nergens staat be
schreven."
En dit laatste denk ik al vaker
en vaker, wanneer je van iets
bepaalds uit het verleden graag
wat meer zou willen weten: er
leeft misschien niemand meer
die er nog weet van heeft.
Er zijn nog altijd cafébedrijven,
niet alleen in, maar ook in de
directe omgeving van de stad,
die het bestaan om een kopje
koffie zonder koekje voor je
neer te zetten. Ik begrijp dat
niet. Koffie en een koekje ho
ren, naar mijn idee, bij elkaar
als boter en brood.
Daarom zoek ik, om de dage
lijkse arbeid even te onderbre
ken, bij voorkeur naar zaken,
waar ze wel een koekie offre
ren en zo kwam ik onlangs in
het café van Duhoux in Wirdum
terecht. Of, zoals je het ook
zou kunnen zeggen, in Leeu
warden-Zuid.
Daar was ik vijftig jaar geleden
voor het laatst geweest. Ik zat
toen als onderduiker bij een
boer die een belangrijke figuur
was in de wereld van het Frie
se dammen. Maar hij schaakte
ook. En dat deed ik eveneens.
Niet zelden gebeurde het, bij
voorbeeld bij bar en boos weer,
dat deze goede man tot mijn
grote vreugde voorstelde om
maar een partijtje te gaan
schaken in plaats van te gaan
skytbütsen op het land.
En toen er op een goeie dag bij
Duhoux in Wirdum een schaak
wedstrijd werd georganiseerd,
trokken we daar samen heen
om er aan mee te doen; blijk
baar werd het risico van een
dergelijke onderneming voor
een onderduiker, op dat mo
ment nog niet zo groot geacht.
Wel schreef ik er me in onder
de valse naam Jan de Groot,
wat nu weer het voordeel geeft,
dat er nooit een onderzoeker
zal opstaan, die kan aantonen,
dat Fenno Schoustra ooit in
Wirdum een smadelijke
schaaknederlaag leed.
Goed, ik vond dat oude café
Duhoux nu dus na een halve
eeuw terug, uitwendig wel,
maar inwendig niet meer her
kenbaar en keurig gemoderni
seerd. En het bakje koffie
kwam er op tafel met een lek
ker Fries duumke erbij en dank
zij het kannetje room en het
potje suiker kon ik er alles re
gelen naar eigen smaak. En
dat voor de civiele prijs van
een gulden en vijf en zeventig
cent; inclusief een attente en
hartelijke bediening.
Maar wat ik nou eigenlijk wou
zeggen is dit: op de leestafel
vond ik een exemplaar van Het
Bierblad met daarin een ver
haal van Ben ten Holter, de au
teur van de bekende Amster
damse kroegenboeken, over
andere in ons land verschenen
uitgaven over café's. Dat inte
resseerde me direct, omdat ik
zag, dat hij ook schreef over
het boekje over horecaetablis-
sementen, dat indertijd in onze
stad verscheen.
"Leeuwarden", aldus Ben ten
Holter, "mag dan landelijk geen
woeste naam hebben op café-
gebied, toch hebben enthou
siaste schrijvers er een boekje
van gemaakt. Het is een be
scheiden, maar daarom niet
minder leerzame inventarisatie
van veertig café's in de binnen
stad".
En dan schrijft Ben ten Holter
letterlijk: "Leeuwarden had
vroeger een grote naam op het
gebied van café's, maar de
Friese nuchterheid heeft uitein
delijk gewonnen".
Deze laatste zinsnede deed me
er aan denken, dat Leeuwar
den in vroeger jaren wel "Het
graf van de handelsreizigers"
of "Het kerkhof van de verte
genwoordigers" werd ge
noemd. Nu er geen "handels
reizigers" meer bestaan en
vertegenwoordigers hier niet
meer overnachten, met alle ge
varen van dien, bestaat ook die
kwalijke aanduiding niet meer.
Ik heb ze in ieder geval in geen
jaren meer gehoord.
En dan moet ik er nog aan toe
voegen, dat ook andere Neder
landse steden wel eens aldus
werden aangeduid. Het blijft
dus twijfelachtig, of Leeuwar
den ooit werkelijk zo gevaarlijk
is geweest.
Het komt nog al eens voor, dat
ik, op pad in de stad, wordt
aangeklampt door K.K.-lezers,
die me dan enthousiast vertel
len met iets interessants te zijn
begonnen. Bijvoorbeeld met
een familieonderzoek, met het
uitpluizen dus van hun voorge
slacht, of, ik noem nog maar
wat, met het achterhalen van
de juiste oprichtingsdatum van
hun zaak.
Wat me dan opvalt is het vol
gende: de onderzoekers blijken
er vaak in het geheel geen
weet van te hebben, dat er zo
iets als een gemeentearchief
bestaat, dat hen wellicht een
heel eind op weg kan helpen,
of dat zelfs al hun vragen zal
kunnen beantwoorden.
Het Gemeentearchief van
Leeuwarden is gevestigd in de
Grote Kerkstraat in een aantal
panden tegenover de Bolle-
manssteeg en het is voor ieder
een vrij toegankelijk. Men kan
er dus zo binnenstappen, waar
na behulpzame archiefambte
naren in de meeste gevallen ie
dereen binnen enkele minuten
met een rijke bron aan informa
tie kunnen confronteren.
Het zal sommigen wel wat
vreemd voorkomen, maar dat
Leeuwarden is een stad vol
kleine bekoorlijkheden. Het
blijft een boeiende bezigheid
om ze op te sporen.
brengt in het geheel geen kos
ten met zich mee; alleen wan
neer er van de gevonden gege
vens fotocopieën worden
verlangd, zullen daarvoor een
paar dubbeltjes moeten worden
betaald.
Gewoonlijk maken er dagelijks
zo'n tien tot twintig mensen ge
bruik van de vele mogelijkhe
den, die het gemeentearchief te
bieden heeft en dat noem ik
niet veel voor een stad met het
inwonertal van Leeuwarden,
waarbij ik dan nog niet eens
aan het achterland denk -
slechts de helft van alle bezoe
kers komt uit Leeuwarden zelf.
Je kunt dan ook concluderen,
dat ons gemeentearchief, dat
notabene al langer dan hon
derdvijftig jaar bestaat en dat
zelfs het oudste gemeentelijke
archief in Nederland is, nog
nooit een plaatsje in het hart
van de Leeuwarders wist te
veroveren.
Dit moeten de mensen van het
archief zelf ook hebben ge
dacht, want nu zijn ze met een
keurig verzorgd boekje te voor
schijn gekomen, waarin zij zich
in feite in de aandacht van ie
dereen aanbevelen.
Graag wil ik hopen, dat zij er
het succes mee oogsten, dat
ze ervan verwachten. Ik spreek
uit eigen ervaring en overdrijf
bepaald niet, wanneer ik zeg,
dat elk archief het leven bijzon
der kan verrijken. Wie eenmaal
met het sneupen in archieven
begint, voor welk doel dan ook,
raakt er meteen aan verslaafd.
Het plezierigst is het dan ook,
datje er tijd voor hebt.
In het pand nummer vijf aan de Tuinen is in vroeger jaren een bakkerswinkel gevestigd geweest. Het
was de zaak van H. van der Veen. Die bakkerij is er al lang niet meer, maar de herinnering er aan
leeft nog altijd voort en wel in deze, in steen uitgehouwen, aanduiding "Bakkerij van H. v.d. Veen".
Die tekst is er nog altijd, niet aan de kant van de Tuinen, maar in de Amelandsstraat, waar het bedrijf
ook een uitgang had. De letters van dit "Teken-van-toen" zijn al ietwat geschonden, maar het kan
best zijn, dat ze er nog altijd staan, wanneer er niemand meer is, die ooit van die bakker Van der
Veen heeft gehoord.