'T KLEINE KEANT5JE
Makelaardij
en
Bedrijfs-
makelaardij
voor Friesland
oe fiews
VOOR LEÈtlWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 4
Leeuwarden, Nieuweweg7-11
tel. 058-131215*
VISETEN BIJ GLASTRA
Ze lijkt inderdaad wat eigenaar
dig, die annonce met de op
roep tot "Visch eten" in 1910,
waarover geschreven werd in
de rubriek "Advertenties van
toen" in het vorige Kleine
Krantsje. En je kunt je voorstel
len, dat Fenno Schoustra zich
afvroeg of dat viseten inder
daad alleen voor "bezoekers
van Leeuwarden" gold en niet
voor "de Leeuwarders zelf".
Maar waar ging het precies om
met deze advertentietekst? De
firma Glastra van de Wirdumer-
dijk had toen juist op de etage
boven de viswinkel een soort
"Vissalon" geopend, een keuri
ge ruimte met tafeltjes en stoel
tjes en witte zeiltjes over de ta
feltjes.
En alleen op de vrijdag en dan
ook nog van 's morgens half
acht tot 's middags drie uur kon
men daar zitten te viseten.
Daar werd de klanten schelvis
en een bord gekookte aardap
pelen en roomboter en mosterd
voorgezet. Beneden bij de
toonbank werd dit eten besteld
en daarna werd het boven op
gediend.
Voor het eten van de gekookte
vis kreeg men geen bestek: de
handen kon men wel wassen
bij een fonteintje plus handdoek
achter in de zaak. De salon
was trouwens zo schoon als de
brand en alleen op de vrijdag
was er ook buiten iets te mer
ken van de geur van de vis.
Vanzelfsprekend was Glastra
ook op bijzondere dagen geo
pend, zoals op Hemelvaartsdag
of op de 1e mei, maar op ande
re dagen was de "Vissalon"
niet open.
Was dat wel het geval, dan
hing er voor de gevel een hele
grote houten schelvis, die men
van verre al kon zien. Een tijd
lang heeft Glastra ook nog een
tweede winkel gehad, achter
aan op de Nieuwestad, waar ik
evenwel het fijne niet van weet.
Wel, dat daar als uithangbord
eenzelfde grote houten schelvis
langs de gevel hing.
Tytsjerk Klaes Sierksma
BRIEF UIT BALI
Ik sit nou al een skoftsje op
Bali mien laatste levensjaren te
slieten, maar ik mut één keer
per jaar het land üt om mien
papieren te regelen.
Nou wil het geval, dat ik tie-
dens een logeerpartij bij mien
broer in Engeland een steltsje
ouwe Kleine Krantsjes onder
ogen kreeg van 1990 en 1991,
waarin ik o.a. artikeltsjes antrof
over herinneringen an froeger
van B. v.d. Veen.
In één van die nummers wudt
mien naam oek nog noemd en
nou von ik het wel leuk om
hierop even te reageren, al is
het miskien wel wat anne late
kant.
Och heden, ja, Berend, wat
hewwe wij wat beleefd in die
tied, niet! As je suks lese, komt
er weer heel wat boven.
Goed, dat er nog soiets as een
Kleine Krantsje van Fenno
Schoustra is.
Trouwens, met Fenno hef ik
oek nog wel wat met maakt,
mar dat is een heel ander ver
haal.
Berend skrieft oek over onze
skoaljaren op Skoal 13. Ja, ik
herinner mie nog best meester
Yestra, die, as we singe mus
ten, ons altied met sien viool
begeleidde. Voor dat ie begon,
stond ie altied even met sien
arm en mond te trekken van de
zenuwen. Ik sien het nog voor
mie. Dan must ie sien viool
stemme en as we niet stil wa
ren, werd ie kwaad, want dan
kon hij de juuste toon niet krije,
loof ik.
En juf Woudstra hef ik een hele
skoft leden es ontmoet, toen se
nog in Greunshiem sat. Se her
kende mij oek direkt.
We musten froeger altied met
de hannen op de rug sitte in de
skoolbank en as je dat niet de
den, kregen je een lel.
Och heden, ja, dat was dan
weer even een stukje uut "die
goeie ouwe tied."
Sanur, Bali, Jan(tje) Vlietstra
ONDERDUIKER IN
LEEUWARDEN
Het was begin 1945 toen de
Duitsers, om allerlei oorzaken,
mij te dicht op de hielen zaten.
Wij woonden toen in Amster
dam. Zonder vrouw en kind op
de hoogte te kunnen stellen
van mijn onderduikadres, reis
de ik per trein, tussen Duitse
soldaten naar Groningen met
als voorlopig onderduikadres
familie te Aduard.
De eerste avond daar kwam de
zogeheten landwacht mij al op
't spoor. De volgende dag op
de fiets, met massieve banden,
naar Groningen-Opende, waar
ook familie woonde. Deze,
reeds wat oudere mensen, kre
gen de schrik van hun leven
toen zij mijn verhaal aanhoor
den. Daar onderduiken vonden
zij te riskant.
Vervolgens op de fiets naar
Leeuwarden waar in de
Oeverdwarsstraat 9 een nicht
van mijn vader woonde, ge
trouwd met Jan Oostra, die, als
spoorman zelf was ondergedo
ken. Moeder overleden en
dochter Wietske zorgde voor
het huishouden waarbij zij ook
nog de zorg had voor haar on
dergedoken verloofde, elders in
de stad.
Dit alles was voor mij reden om
het ook hier maar op te geven.
Tot mijn stomme verbazing
pakte het anders uit. Vader Jan
vond, in overleg met zijn
beide dochters en zoon, Ri
chard, toen twaalf jaar en die
eigenlijk Dorus heette, dat 't tot
zijn christenplicht behoorde om
zijn geloofsovertuiging in zijn
levenswandel tot uiting te bren
gen.
Wanneer uw abonnee Richard
Oostra te Calgary in Canada in
het meinummer van uw krants
je zich op bovengenoemde wij
ze over wijlen zijn vader uitlaat
dan is daar geen woord van
overdreven. Ik mocht n.l. bij
hen onderduiken.
Dit hield overigens niet in dat ik
altijd in huis was want het eten
moest doorgaan en de kachel
moest blijven branden. Op mijn
fiets naar Beetgum om aardap
pelen en naar de wouden om
spek en andere etenswaren,
's Avonds laat kolen stelen bij
de Centrale waarbij Wietske
dan de wacht hield. Duitse sol
daten patrouilleerden n.l. langs
de met kolen geladen schepen.
Wel niet in overeenstemming
met de leer maar in die tijd had
het woord diefstal voor ons een
geheel andere betekenis.
Luchtalarm betekende vaak
huiszoeking door de Duitsers
wat voor Oostra aanleiding was
om zich in een grote kast te
verstoppen. Zelf vluchtte ik dan
naar Hiemstra die aan het Vliet
een smederij had en die ik nog
wel eens hielp bij het werk ten
einde ook wat te kunnen bijdra
gen aan het sobere gezinsinko
men.
Ongeveer zes weken later
kwam ook mijn vrouw met
dochtertje van drie bij ons in
wonen. Mijn vrouw was in ver
wachting en dat was net teveel
in dat kleine huisje. De familie
Grondsma, destijds kaasgros
sier aan de Willemskade, ont
fermde zich over mijn vrouw en
op het adres Willemskade 12
werd onze tweede dochter ge
boren.
Na de oorlog vertrokken wij
weer naar Amsterdam en na al
lerlei omzwervingen, voorna
melijk als politieman, wonen wij
thans weer in Leeuwarden en
denken met veel respect terug
aan die mensen die ons met
gevaar voor eigen leven gehol
pen hebben om die moeilijke
tijd door te komen.
Leeuwarden P. Postma
DE STADSSCHOUWBURG
Bij het lezen van een artikel in
het nummer van mei over de
Friesche Club, voorheen de
Stadsschouwburg, kwamen bij
mij weer allerlei herinneringen
boven.
Als kind van negen jaar woon
de ik met mijn ouders om
streeks 1914-1915 in wat toen
nog de Stadsschouwburg was.
Er werden in die tijd nog vrij
wat toneelvoorstellingen en an
dere festiviteiten gehouden.
Daar mocht ik als kind wel
eens van profiteren.
Het gebouw was op dat mo
ment al ruim honderd jaar oud.
Daarom waren er toen al ver
scheidene veiligheidsmaatrege
len getroffen.
Bij uitvoeringen stond de
brandweer de ganse avond pa
raat. Aan de voorzijde van het
gebouw aan het Ruiterskwartier
was op de eerste etage nog
een balkon en daar werd dan
een stevige trap tegen aan ge
zet als nooduitgang.
Naast ons woonde een familie
Gramsma. Ook daar was een
nooduitgang. Via de keuken en
gang kon men zo de straat be
reiken.
In de Haniasteeg was toen het
Expeditiebedrijf van Niemendal.
Via de stallen van het bedrijf
waren ook nooduitgangen aan
gebracht. Ook de huisjes in de
Ype Brouwersteeg waren
voorzien van deze uitgangen
Het gebouw kon toen z'n vijf
tot zeshonderd mensen herber
gen. Vandaar de extra veilig
heidsmaatregelen. Gelukkig is
er voorzover ik weet nooit ge
bruik van gemaakt. Dat is nu al
bijna tachtig jaar geleden
Leeuwarden G. Durksz
PIETERSELIEWALTJE
In de jaren dertig woonden wij
aan het Pieterseliewaltje. Daar
heb ik dus mijn jeugdjaren
doorgebracht. Er stond een
boerderij van een zekere Post
ma, die varkens mestte. Wan
neer ze vet waren gingen ze
naar de veemarkt.
Die beesten werden dan met
grote handkarren vervoerd.
Stond er zo'n kar voor de steeg
en hadden we vacantie, dan
trokkèn we de kar voor de
Het oude Pieterseliewaltje
steeg vandaan en vlogen die
bargen de straten in de omge
ving in.
Dat gaf heel wat tumult en dan
kon het wel eens even duren
voor Postma al die beesten
weer te pakken had.
Als er op 't Pieterseliewaltje
buurtfeest was huurden ze daar
met elkaar een praam en daar
kwamen stoelen en tafels in. In
een teil ging er spuitwater mee,
er was kogeltsjebier en er
kwam een pathéfoon met een
grote hoorn op tafel.
De mannen duwden de praam
dan de Dokkumeree uit en op
een stuk weiland bij Lekkum
was het dan zaklopen en koek-
happen. Prachtig was dat in die
tijd.
Leeuwarden W. Kramer
POTTEBAKKER
Hoeveel lagere-school-herinne-
ringen er ook in 't Kleine
Krantsje zijn opgehaald, over
één belangrijke gebeurtenis
werd nog niet geschreven.
Dat was op School 14 aan de
Tjerk Hiddesstraat. Onze on
derwijzer was de heer J. Wes-
tra, die geruime tijd wegens
ziekte afwezig was. In die tijd
was er een jong, aankomend
onderwijzer die hem verving.
Onze klasse was blijkbaar niet
de gemakkelijkste en daarom
zag de hulponderwijzer er wat
tegenop dat er een pottebakker
zou komen om ons een indruk
te geven van zijn kunst en kun
nen.
(vervolg op pag. 15/