VERHAAL JAN DUUM OP LIJKWAGEN FANTASIE? Uit grootmoeders ansichtenalbum 'T KLEINE KRANTSJE MYSTERIEUZE ZAAK weaêi- VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 Een vorige maal hebben wij ge schreven over de vermakelijke geschiedenis van twee politie mannen, wie beiden door hun superieuren werd verweten, dat zij te weinig bekeuringen maak ten. In Leeuwarden kreeg de bekende pliesje Sipke Vis dat verwijt en in het Limburgse Eys was dat de gemeenteveldwach ter Hub van Loo. En beiden moeten toen, po gend hun leven te beteren, een hevig vrijend paartje hebben betrapt, waarna zij het toch weer niet over hun hart konden verkrijgen verbaliserend op te treden. Pliesje Vis zou zelts va derlijk tegen de jongeman heb ben gezegd: "Gelukkig mar, dast hier niet staast te piesen, andes ha'k die oppe bon slin- gere mutten. ZELDZAAM FEIT Ook berichtten wij over het zeldzame feit van twee volko men gelijke situaties met be trekking tot een dominee in Leeuwarden en een kapelaan in datzelfde dorp Eys. Zowel de vermaarde Leeuwarder domi nee Jan H. Zelle als de Lim burgse kapelaan Eugène Baart- mans zouden, terwijl zij zich overmatig te goed deden aan hen aangeboden maaltijden, het zoontje van het gastgezin tot een verbijsterende uitroep hebben gebracht. En in Fries land én in Limburg moet er ver baasd uitgeroepen zijn: "En nou eet-ie oek nog het laaste op!" Wij hebben ons met betrekking tot beide gevallen afgevraagd of wij die misschien aan de volkshumor moeten toeschrij ven. Zouden het soms bedach te situaties zijn, die dan weer hier en dan weer daar opdui ken? Zo'n gebeurtenis is hoogst waarschijnlijk ook die van de befaamde zwerver en veedrij ver Jan Duum, die in de twinti ger en dertiger jaren in Leeu warden heel bekend is geweest. Deze Jan Duum zou eens, op een donkere en regenachtige avond in de herfst op de weg tussen Flauwerd en Sneek op een paardenwagen en.in een lege doodkist zijn geklom men. Na verscheidene kilome ters zou Jan Duum de voer man, die niets had gemerkt, zowat een doodschrik hebben bezorgd, door het deksel van de kist een eindje op te lichten en te vragen: "Is't al droog?" Het verhaal is jarenlang in Friesland als waar gebeurd ver teld en toen wij het eens pro beerden na te trekken, werd ons zelfs de naam van de koet sier onthuld: Simon Buitenga, vroeger te Roordahuizum, later wonend in Warga. Toen wij hem er op de man af naar vroegen, zei deze abonnee van onze krant er zich niets van te kunnen herinneren. Maar zo nu en dan hoorden wij deze geschiedenis weer: het zou werkelijk zo zijn gebeurd. Wie schetste echter onze ver bazing, toen wij in een oude krant uit 1941 vrijwel hetzelfde verhaal aantroffen, maar dan gesitueerd in.Spanje! "Een Spaansch drama" stond er boven dat artikeltje. En ver der: "Tusschen Puigreig en Vich rijdt een autobus. Boven op kan de bagage mee. Dit keer bestaat die bagage uit een.doodkist. Een doodkist, waarin straks wijlen een eerza me inwoner van Vich naar zijn laatste rustplaats zal worden gebracht. Het regent.de autobus rijdt slippend langs den natten straatweg van Puigreig naar Vich. Het regent.en dus is de au tobus zoo vol, dat de boer, die onderweg nog mee wil rijden, binnenin geen plaatsje meer kan veroveren. Geen nood! Rijdt ge te Madrid en te Barcelona niet toch nog méé in de tram, zelfs als die vol is? Hangen daar geen men- schelijke druiventrossen aan de wagens der electrische? Waar om zal dan die eenzame boer niet kalmweg boven op de au tobusgaan zitten? Naast de doodkist zet hij zich neer, schokkend en slippend rijdt de autobus verder. Strie mend zwiept de regen den boer in het gezicht. Hij overlegt bij zichzelf: die doodkist.zou die mij geen waterproofonder dak kunnen verleenen? Zoo gedacht, zoo gedaan: de boer licht het deksel van de doodkist op, gaat er gezapig-breeduit in liggen, doet den deksel dicht, en is tegen den regen gevrij waard. De eens zo vermaarde veedrijver en zwerver Jan Duum. Reed hij werkelijk als verstekeling op een lijkwagen mee? DRAMA. En verder rijdt de autobus. Een halte verder willen wéér twee passagiers mee. Ook zij worden naar het autobusdak verwezen. En weer verder rijdt de autobus. Langs den natten straatweg van Puigreig naar Vich. En dan breekt het drama los. De boer in de doodkist krijgt behoefte aan frisse lucht. Hij Is dit niet een leuke kaart van de Harlingerstraatweg, die in vroeger jaren ook wel Marssumerstraatweg werd genoemd? Niet omdat er sinds het maken van de foto veel veranderd zou zijn, maar wel om de verkeersdrukte, die we hier aanschouwen. Die beperkt zich tot één fietsende dame en, zien we het goed, een meneer met z'n fiets aan de hand. Verder staat er een handkar geparkeerd. Grappig is het te zien, dat die eenzame fietster keurig het*midden van de brede rijweg houdt! overweegt de mogelijkheid, dat het inmiddels opgehouden heeft te regenen. In dat geval zou hij rustig het dak van zijn kist wat open kunnen zetten. Weer: zoo gedacht, zoo ge daan Langzaam verheft zich het deksel van de kist. spookachtig langzaam. spookachtig zeker. Een hand komt er uit steken; een hand, die, zoals eens die van wijlen Noach, speurt of het nog re gent of dat 't droog geworden is. En een stem vraagt - mom pelend tot zichzelf "Is 't alweer droog?" Drama! De twee boeren bester ven het. Is dit de jongste dag? Herleven plots de dooden? Schrik bevangt hen; schrik be vangt hen dermate, dat zij van het autobusdak omlaag sprin gen, zóó op den natten straat weg tusschen Puigreig en Vich. Zakelijk meldt D.N.B. uit Barce lona, dat één hunner daarbij werd gedood, de ander zwaar gewond. FANTASIE? Tot zover dit "Spaanse ver haal" uit Spanje, dat dus als twee druppels water gelijkt op de geschiedenis, zoals die zich in Friesland tussen Rauwerd en Sneek zou hebben afgespeeld. En ook voor dit geval vragen wij ons af of we het soms moe ten toeschrijven aan de volks fantasie. Die zou dan letterlijk over de grenzen zijn gegaan. werd de waterplaats in het Waaggebouw wel "Vierverla- ten" genoemd, omdat er tegelij kertijd plaats was voor vier wa terbrengers. Andere "piesbak ken" noemde men, al naar ge lang de capaciteit, één-, twee- of driepitters.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 6