BEKENDE LEEUWARDERS VAN TOEN
'T KLEINE KRAHT5JE
'SAAR HOU ME VAST
IK VERMOORD HEM"
Karst Leemburg
HEIBEL IN DE JODENBUURT
VOOR LEEUWARDEN EN DE
Er viel in vooroorlogse jaren
vaak heel wat te lachen in de
omgeving van de Put, in wat de
Leeuwarders toen noemden de
Jodenbuurt. Met hun bijzondere
humor gaven de vele Joodse
inwoners van deze wijk aan het
dagelijkse doen en laten een
speciaal cachet.
En dat niet alleen op momen
ten van pais en vree. Ook wan
neer er wat heibel was, en dat
gebeurde nog al eens, kwam
de Joodse humor vaak verras
send om de hoek kijken. Zoals
bijvoorbeeld die keer, dat de
heren Van der Kaars en Wie
ner onenigheid kregen.
SCHRIEL KERELTJE
Mozes van der Kaars was een
klein schriel kereltje, dat in de
Breedstraat een slagerij dreef.
Hij was getrouwd met Roosje
Cohen, een opvallend struise
vrouw.
Ook in de Breedstraat woonde
de kruidenier Herman Wiener,
een boom van een kerel en bij
wijze van spreken tweemaal zo
fors en sterk als die kleine Van
der Kaars.
Welke onnozelheid aanleiding
gaf tot hun onderlinge oorlog
weten we niet, maar Mozes
van der Kaars, die nogal driftig
was, wond zich tijdens deze
twist zo op, dat hij zijn vrouw
Roosje tenslotte toeschreeuw
de: "Saar! Saar! hou me vast,
ik vermoord hem!"
Waarop de reus Herman Wie
ner een vinger in het deksel
van een rioolput stak, het lood
zware ding zomaar boven z'n
hoofd tilde en doodkalm op
merkte: "Wie must dou ver
moorde?"
SCHOOTHONDJE
Als een schoothondje met de
staart tussen de benen bond
Van der Kaars toen in om let
terlijk en figuurlijk te verdwijnen
achter de machtige gestalte
van zijn vrouw.
En waarom hij die bij alle com
motie als "Saar" aansprak zal
wel een vraag blijven, waarop
nimmer meer een antwoord
komt. Want niemand van de
betrokkenen kan ons daar
meer over inlichten - zij zijn er
immers al lang niet meer.
En met al die mensen ver
dween, helaas, helaas, ook de
humor, die voor deze buurt zo
kenmerkend was.
Een heel bekende figuur in het oude Leeuwarden is de heer Dominicus Reinsma geweest.
In verband met zijn nogal roze gelaatskleur werd hij gewoonlijk als Rooie Mienkes aange
duid. Reinsma deed in tweede hands goederen. Hij vertoonde zich geregeld met een
handkar op straat en hij heeft ook een winkeltje gehad en wel in het Sint Jobsleen aan de
voet van de Oldehove.
Eens moet Rooie Mienkes een beetje met de dagen in de war zijn geweest, wat natuurlijk
iedereen kan overkomen. Na een misschien wat woelige zaterdagnacht opgestaan, veron
derstelde hij dat de nieuwe dag een gewone werkdag was.
Dus trok de heer Reinsma er op deze zondagmorgen, als altijd, met zijn handkar op uit om
zijn handelswaar luidkeels aan te bevelen: "Vodden! Vodden!" Tot hij door de drommen
kerkgangers in de Grote Kerkstraat begreep, dat het waarempel zondagmorgen was.
Hij heeft toen spoorslags de steven gewend om verder van zijn zeker verdiende zondags-
rustte genieten.
Tot de geboren en getogen Leeuwarders, die zich een grote be
kendheid verwierven in de nog zoveel kleinere stad van weleer
behoorde hij zeker: Karst Leemburg, de kolensjouwer. Hij was een
sportieve figuur, die men eigenlijk alleen in de vrij enge kring van
atleten en watersporters kende, tot zijn naam in de barre winter van
'29 plotseling over aller lippen ging.
Want in dat jaar zegevierde hij volkomen onverwacht, eigenlijk "op
z'n ouwe dag", toen hij al bijna veertig was, in een wel heel erg
barre Elfstedentocht. En dat had, inderdaad, zeker niemand ver
wacht, want meer dan een man, die een stevige schaats reed, was
hij toch niet - aan officiële wedstrijden had hij in ieder geval nog
nooit meegedaan, of het moet een strijd op de korte baan zijn
geweest voor jongens, of later voor schippers misschien, in welke
kringen hij veel vertoefde en waartoe hij met zijn kolenschip in
zekere zin ook behoorde.
Omdat de koene Karst zijn belevenissen na de tocht zelf op schrift
stelde, weten we nu nog precies, hoe gemoedelijk zo'n Elfsteden-
strijd toen verliep.
In Harlingen, waar hij nog zo'n twintig minuten achterstand op de
koplopers had, "gaf ik mij even de tijd om bij familie een paar bakjes
koffie te drinken". En in Workum, waar hij waarempel de kop had
genomen, "verzond ik een berichtje naar de hoofdstad".
Als wedstrijdrijder verscheen Karst Leemburg in latere Elfsteden
tochten niet meer aan de start, maar als toerrijder wel. Eenmaal
zelfs in het illustere gezelschap van de legendarische Elfstedenko-
ning Coen de Koning, die de grote schaatsmarathon tweemaal won.
Zou hij dus ook nooit meer als schaatsenrijder op het erepodium
staan, wel bleef Karst Leemburg tot zijn laatste dag hartstochtelijk
genieten van de waarderende genegenheid, die hij als voormalige
Elfstedenwinnaar overal in Friesland mocht ontmoeten.
En toch stond hij ook nog eenmaal vooraan en wel bij het nemen
van het initiatief tot de georganiseerde Elfstedentochten voor zeil- en
motorboten. En dat deed hij dan als voorzitter van de Zeilvereniging
De Meeuwen.
De sympathieke Karst Leemburg was acht en zestig, toen hij in
1958, ook alweer volslagen onverwacht, het tijdige met het eeuwige
verwisselde.
WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina