WIE WEET NOG WAAR 'T
AARDAPPELKERKJE WAS?
DETRAGE
BETALERS
Uit grootmoeders ansichtenalbum
'T KLEINE KEANTSJE
"HOEVEEL
EIERSIN
SUN KORF?
STADSNIEUWS
VAN VROEGER
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 11
Zouden er veel Leeuwarders
zijn, die nog weten waar in
onze stad het "aardappelkerk
je" is geweest? Nou, waar
schijnlijk niet, want het is al
even geleden, dat het er was.
We zullen meer dan honderd
jaar in de geschiedenis terug
moeten gaan, om het weer te
gen te komen.
Het was in 1855, dat de Veree-
niging "Tot Heil des Volks" een
evangelist-bijbelcolporteur naar
Leeuwarden zond, een meneer
K. Holleman, die zijn intrek
nam bij de kruidenier Johannes
Plet aan de Vleeschmarkt, dat
was het deel van de Nieuwe-
stad tussen de Nieuwesteeg en
de Langepijp. Daar leidde hij
godsdienstige samenkomsten:
Het evangelisatiewerk van deze
meneer Holleman resulteerde
al gauw in het oprichten van
een afdeling van "Tot Heil des
Volks", waarbij zich een twintig
tal leden aansloot.
IN DE HERBERG
De eerste openbare vergade
ringen van de jonge afdeling
vonden plaats in de herberg
van De Koe aan het Zaailand,
maar die omgeving werd al
gauw te rumoerig gevonden -
er werd binnen de kortste ke
ren uitgezien naar een betere
lokaliteit.
De aardappelkoopman J. Swart
kwam toen met een aanbod,
dat dankbaar werd aanvaard.
Hij stelde voor in de Weerklank
voor zijn handel een pakhuis te
bouwen met daarboven een
zaal voor samenkomsten, waar
leden van de nieuwe gemeente
elkaar dus zouden kunnen tref
fen.
In oktober 1857 werd deze lo
kaliteit door de net al genoem
de evangelist Holleman geo
pend en de volksmond had er
al ras een passende aandui
ding voor. Zij noemde het pak
huis van de heer Swart met zijn
bovenzaal voor godsdienstige
samenkomsten "het aardappel
kerkje".
TE KLEIN
Niet lang daarna besloot men
zich te verenigingen in een
Vrije Evangelische Gemeente
met de heer Holleman als vas
te voorganger. Het aardappel
kerkje bleek toen ook al weer
gauw te klein, zodat men be
sloot het uit te breiden door
een leerlooierij achter de zaal
aan te kopen.
De grotere, nieuwe lokaliteit
werd nu Kapel genoemd en de
steeg, waaraan zij lag, werd la
ter heel officieel de Kapelsteeg
genoemd. Toen ook deze kapel
voor de kerkgangers onvol
doende ruimte bood, vond er
een volgende verhuizing plaats
naar de Voorstreek en wel naar
het pand, waarin het Diacones-
senhuis in vroeger jaren had
gezeten.
Uiteindelijk vond de Vrije Evan
gelische Gemeente een nog
beter aan alle eisen voldoend
onderkomen in een nieuwe
kerk, die in 1915 aan het Mo
lenpad werd gebouwd. Ook
daar hebben zich intussen al
weer verschillende uitbreidin
gen voltrokken, zodat het in
niets meer lijkt op dat "aardap
pelkerkje" van weleer.
j»
In de Minnemastraat is in vroe
ger jaren een tapperijtje ge
weest, dat door een zekere
Lehman werd geëxploiteerd.
De herinnering aan zijn etablis
sement leeft nog altijd voort in
een verhaal over een wedden
schap, die zich daar eens moet
hebben afgespeeld.
Volgens deze anecdote werd
de tapperij op een goeie dag
bezocht door een eierboertje uit
de Wouden, die er met een
hegselmand met eieren binnen
kwam.
In het cafeetje bevond zich op
dit moment al een vaste klant,
een Joodse man, van wie het
bekend was, dat hij graag een
geintje uithaalde.
Toen de Jood dacht, dat het
boertje even de andere kant
opkeek, nam hij gauw twee eie
ren uit de mand om die in z'n
broekzak te steken.
Daarna vroeg hij met een
schijnheilig gezicht: "Hoeveul
Ook nu zijn er weer abonnees, die het abonnements
geld voor dit jaar niet voor de vijftiende januari betaal
den: zij hebben niet voldaan aan ons vriendelijke,
maar wel dringende verzoek de contributie tijdig te
voldoen.
Wij zijn door deze trage betalers bijzonder teleurge
steld. Van onze kant doen wij iedere maand weer ons
best tijdig een aantrekkelijke krant bij de lezers thuis
te krijgen en dat tegen een abonnementsprijs, die ei
genlijk bespottelijk laag is.
Als reactie daarop lieten sommige abonnees ons ver
geefs wachten op het luttele bedragje van negen en
twintig gulden. Bij deze slechte betalers behoren men
sen, die ons al voor de zo- en zoveelste maal extra
tijd en kosten lieten besteden aan het uitschrijven en
verzenden van aanmaningen - wij kunnen hun namen
opnoemen zonder dat wij het overzicht van de open
staande posten behoeven te raadplegen.
Gelukkig is het wel zo, dat deze groep een heel kleine
minderheid vormt tegenover de duizenden trouwe
abonnees, die wel tijdig aan hun financiële verplichtin
gen hebben voldaan.
FENNOL. SCHOUSTRA,
Hoofdredacteur-Uitgever
't Kleine Krantsje
eiers sitte er nou in sun korf?"
Het boertje dacht even na -
met honderd van huis gegaan
en veertien verkocht, dan
moesten er dus nog zes en
tachtig zijn.
Op de 29e mei 1905 is deze prentbriefkaart vanuit Leeuwarden naar Bussum verstuurd en op die dag was het net een
maand geleden, dat de nieuwe Ambachtsschool aan de Menno van Coehoornstraat officieel geopend werd. "Nieuwe
Ambachtsschool" staat er dan ook op de kaart en het staat dus onomstotelijk vast, dat deze foto in dat jaar is gemaakt.
Toen was er nog louter gras voor de school, een restant van het voetbalterrein, dat hier ooit lag. Wie deze kaart heeft
verzonden weten we niet, want dat staat er niet op, maar een mevrouw Schowe-Van Driesum moet hem hebben
ontvangen. En die woonde gewoon in "Bussum een nadere adresopgave was toen nog niet nodig blijkbaar.
"Loof ik niks van" zei de Jo-
denman. ."Wedde om een sluk-
je, dat er gien zes en tachtig
insitte?"
"Dat staat" zei de eierboer.
Toen werden de eieren geteld.
Eenmaal, andermaal, zelfs een
derde maal. Maar telkens
kwam het eierboertje niet ver
der dan vier en tachtig eieren
totaal.
Hij zat er dus in en gaf een
rondje.
Maar op het moment, dat het
Joodje met duidelijke pretoog
jes het kelkje hief - "Nou,
proost hoor!" - zei de eierboer,
die kennelijk meer had gezien,
dan iedereen dacht: "En hier
sitte de andere twee!" en hij
sloeg z'n hand krachtig tegen
ide broekzak van de Jood,
waardoor hem meteen de eier
struif uit de broekspijp liep.
ONGEVAL
Toen de opperman W. v. d.
Veen, afkomstig uit Giekerk,
hedenmorgen in de Johannes
Semstraat fietste, slipte plotse
ling een der wielen van zijn rij
wiel. Op dat moment passeer
de juist een melkwagen van
den melkrijder Tadema. Van
der Veen, die met zijn rijwiel
tegen den grond was gesmakt,
kreeg het achterwiel van den
melkwagen over zijn rechter
been. Hij werd dadelijk opgeno
men en naar het Stadszieken
huis vervoerd. Zijn toestand is
niet ernstig.
Het paard van den melkwagen,
dat door het ongeval schichtig
was geworden, sloeg op hol,
doch werd spoedig in de Vre
deman de Vriesstraat tot staan
gebracht. Ongelukken hadden
hierbij niet plaats.
(1923)