'T KLEINE KRAHTSJE
KROEGJES IN DE PEPERSTRAAT
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 11
INSTITUUT POUTSMA
In het laatst geschreven stukje
over het vroegere instituut
Poutsma in de Weerd, las ik
over de heer Plet, een van de
leerlingen, die zich deze onder
wijsinstelling nog goed herin
nert. Ook de namen van de
heer Poutsma, juffrouw Bij de
Ley en de heer Van Keyzers-
waard werden genoemd.
Ik was geen leerling maar een
personeelslid en wel als meisje
van dertien, veertien jaar. Zo
ging dat vroeger. Je moest
vanaf school al snel in betrek
king. Ik woonde toen in het
Raadhuisstraatje, het tegen
woordige Auckamastraatje, dus
dicht in de buurt. Voor mij was
de ingang naar mijn betrekking
aan het Heerenwaltje. Daar
heb ik vele voetsporen liggen.
Mijn werk bestond uit het ver
zorgen van de leerlingen,
's Morgens het ontbijt klaar ma
ken. Niet zo gemakkelijk als te
genwoordig. Je kreeg het brood
niet gesneden thuis, dat moest
ik zelf snijden. Daar werd ik bij
geholpen door juffrouw Bij de
Ley en als zij verstek liet gaan
hielp de heer Poutsma mij. Al
les ging op de klok. Tussen de
middag de lunch en 's avonds
het diner.
Het liep niet altijd op rolletjes,
want in de keuken hadden ze
een groot kolenfornuis en als er
zo af en toe een dag was dat
die het niet goed deed, zat ik
met de gebakken peren. Dan
had ik niet op tijd het theewater
of het eten klaar. Dat was voor
mij een zenuwachtig gedoe,
want als de leerlingen naar de
eetzaal konden komen, moest
ik de bel luiden.
Ook herinner ik mij dat ik voor
de baden moest zorgen. Er wa
ren er drie of vier. Ik vond dat
geen pretje want als al die kra
nen liepen, en dat waren er
koud en warm dus zes of acht,,
was het een leven van jewel
ste. Voor zover ik weet hadden
we thuis maar één kraan.
Op een dag hadden mijn
broers het thuis over meisjes.
Ik vertelde hen dat er bij ons in
het instituut genoeg meisjes
waren, zoals linnenkamer- en
keukenmeisjes. Een van mijn
broers gaf mij eens een briefje
mee voor het keukenmeisje
Anna de Vries, maar toen ik
haar dat gaf, smeet ze het ge
lijk in het fornuis. Ik dacht, dat
wordt niks, maar later is het
toch een echtpaar geworden en
werd zij dus mijn schoonzuster.
Zij heeft de respectabele leef
tijd van zevenennegentig jaar
bereikt en is voor enige jaren
terug overleden.
Leeuwarden
Mevr. G. Lanser-Geurts
OPSPORING VERZOCHT
Ik heb in december in 't Kleine
Krantsje opsporing verzocht
van een mevrouw T. Romkema
en... met succes! Ik kreeg vlot
haar telefoonnummer en adres
in Amsterdam en daarna
nieuwjaarwensen.
Zo kan men maar zien, wat 't
Kleine Krantsje al niet waard is!
Stiens K. H. v.d. Leest
FOTO VOORSTREEK
Toen de post kwam hield mijn
vrouw het laatste nummer van
't Kleine Krantsje omhoog en
vroeg mij of ik wist waar de foto
was gemaakt, die op de voor
pagina stond. "Dat is bij de
Leeuwarder aan het eind van
de Voorstreek" zei ik, nog voor
ik gezien had, dat u schreef:
"Zouden er veel lezers zijn..."
enzovoorts. Maar dat scheepje
van "die bekende Bouma" ken
de ik niet!
Ik kon me ook oriënteren door
de eerste gevel links, vooral
door het ovale schild boven de
deur. Dat sloeg op een consul-
taat, maar ik weet niet op welk
land dat consultaat betrekking
had.
Wat ik wel weet, is dat er op de
hoek van de Voorstreek en de
Noorderweg een (scheve?) eta
lage was waarin foto's lagen,
die niet in de krant waren ge
plaatst. En op de ruit was dik
wijls een bulletin geplakt - dan
was er onverwacht wat bijzon
ders mee te delen.
Ook wanneer de ijsbaan aan
de Bleekerstraat "open" was,
werd dat per bulletin op de ruit
bekendgemaakt, zoals ook bij
verschillende winkels in de
stad.
Direct om de hoek op de Noor
derweg naast de drukkerij
woonde een zekere Kootstra,
die me vaak meegenomen
heeft naar de drukkerij, wat me
als jongen geweldig interes
seerde.
Voor mijn (Ommelands-Gro-
ningse) vrouw is elk nummer
van 't Kleine Krantsje net zo in
teressant als voor mij als "ech
te ouwe Luwadder".
Tytsjerk Klaas Sierksma
Een van onze abonnees
maakte ons er op attent, dat
er op de ruit van het hoek
huis Voorstreek-Noorderweg
niet Astoria stond, zoals wij
schreven, maar A. S. Top-
ma. Dat had hij ontdekt door
de foto onder een loupe te
leggen.
Red. 't Kleine Kr.
VROEGER.
Denkend aan vroeger kunnen
er zomaar allemaal beelden uit
je herinnering naar voren ko
men. Zoals van het mannetje
met zijn ladder, die tegen de
avond elke lantaarnpaal beklimt
en het gas ontsteekt, de hond,
hijgend met de tong uit de bek
onder de hondekar, die hij met
alle moeite voorttrekt en op de
kar, zittend de baas met z'n
handel en van de politie: waag
het niet zonder licht te rijden,
zonder bel, zonder fietsplaatje,
want anders: onherroepelijk
een bekeuring.
Of van schippers, die hun
zwaar beladen vrachtschepen
door de grachten duwen, ein
deloos met de lange vaarboom
het schip voortduwend en de
vrouw aan het roer, van de
strenge winter van '29: kinde
ren, die huilend vanwege de
kou 's morgens op school ko
men en meteen naar binnen
mogen, van schaatstochten,
naar Dokkum, Sneek of Oen-
kerk of over de ondergelopen
weilanden, de zogenaamde
vlaktes en - tenslotte - van het
voetballen op straat: had je
geen bal, dan was een vastge
bonden prop van oude kranten
ook wel goed. Maar.pas op
voorde pliesje!
Enschede S. D. Postmus
ZO WAS/WERD HET
Onder de titel 'Zoals het was -
zoals het werd' komen we re
gelmatig in 't Kleine Krantsje
foto's van de Friese hoofdstad
Lang geleden, toen de Peper
straat nog net zo smal was als
de beide Oosterstraten nu nog
zijn, bevonden er zich twee
kroegjes aan de zuidzijde van
de Peperstraat.
Die waren beroemd, of beter
gezegd misschien, berucht in
een tijd, waarin het drankmis
bruik heel veel armere gezin
nen teisterde.
Beide kroegjes openden hun
deuren 's morgens al om zes
uur; dat was 's winters nog
voor het kraaien van de haan.
Nog eerder mocht niet van bur
gemeester en wethouders, die
dit in 1880 zo hadden bepaald.
Maar zes uur was ook nog een
geschikte tijd voor veel arbei
ders om voor het begin van
hun werk al vast een paar neu
ten te pakken.
De tapperijen konden op hun
matineuze klanten zo vast re
kenen, dat de kroegbazen de
gevulde kelkjes al op de tap in
een lange rij klaar hadden
staan. Zodra zij dus de deur
klokslag zes openden, schoven
de dorstige drinkers er naar
binnen.
Het verbreden van de Peper
straat in het begin van de derti-
tegen. Voor ons, ouderen, is de
afbeelding 'Zoals het was' het
meest aantrekkelijk. Niet alleen,
omdat we bij het zien ervan
weer even in gedachten naar
het verleden teruggaan, maar
ook, en wellicht vooral, omdat
we 'Zoals het was' sfeervoller,
gezelliger en ook stijlvoller von
den.
Wanneer we zien hoe het
werd, kan ons dat verdriet doen
of een gevoel van weemoed
geven: in de meeste gevallen is
de situatie van nu niet zo aan
trekkelijk als die vroeger was.
De bouwsels van thans doen
kil en sfeerloos aan en men
vraagt zich wel eens af of er
niet te gauw en te veel wordt
gesloopt en uit het stadsbeeld
wordt weggenomen, waardoor
er een oude buurt ontluisterd
wordt. Misschien was het hier
en daar noodzakelijk, mis
schien ook had er meer ge
spaard kunnen blijven.
Maar of het nu nodig was of
niet, wij ouderen betreuren het,
dat er zoveel uit het verleden
verdween en dat de sfeer van
toen er nu niet meer is.
Wat is het dan prettig in 't Klei
ne Krantsje telkens weer te
kunnen zien op de sfeervolle
afbeeldingen van vroeger, hoe
het was, al maken die oude fo
to's je wel weemoedig
hoed; hij stopte altijd een halte
voor Kootstertille uit. Meestal
stapte hij in Leeuwarden met
z'n lege mand op de bus.
Op een zaterdagavond stapte
hij ergens bij Zwartewegsend
in, hij had toen een doos bij
zich.
Een nogal als mijnheer geklede
jongeman plaagde hem wat en
vroeg wat er in de doos zat.
"Jonge pieken," zei hij, "vier
jonge pieken."
Het boertje leek een beetje
aangeschoten; hij had blijkbaar
een paar slokjes op.
De jongeman wou de pieken
wel eens zien. Ja, hij wou ze
wel kopen, want niks ik lekker
der dan de eieren van je eigen
kippen. Hij deed een bod dat
ver onder de toen geldende
piekenprijs lag, maar daar ging
het aangeschoten eierboertje
niet op in. Maar de koop werd
uiteindelijk toch gesloten. Met
een triomfantelijk gezicht stapte
de jongeman met de piekjes uit
de bus.
Wij vonden het eigenlijk niet
eerlijk om zo'n half dronken
boertje te beduvelen. Maar
toen de bus weer verder reed
bleek het boertje ineens niet
dronken meer te zijn! Toen ver
telde hij dat het jonge haantjes
waren, die hij het heertje had
verkocht. Die had hij zelf zowat
voor niks gekregen.
Welgemutst stapte het eier
boertje een halte verder uit de
bus - dit is nu zo'n veertig jaar
geleden.
Soest
G. Taekema
Heiloo
P. H. Zwerver
EEN EIERBOERTJE...
Wat het eierboertje uit de Wou
den betreft over wie 't Kleine
Krantsje een vorige maal
schreef, kan ik ook wat vertel
len. Ik weet niet of het dezelfde
is, maar die ik bedoel was een
klein kereltje met een grote
Een klein eierboertje met
een hele grote hoed? Het
kan niet missen: dat moet
Egbert Huizinga zijn ge
weest. Die leefde in een la
tere tijd dan de eierboer, die
de weddenschap in het eta
blissement in de Minnema-
straat afsloot. Huizinga vent
te zijn eieren geregeld in
Leeuwarden uit. Hiervan
hebben we dan ook een
hele fotoreportage gemaakt.
Red.'t KI. Kr.
ger jaren heeft de herinnering
aan deze etablissementen niet
kunnen wegvagen - nog heel
lang werd er in de stad gepraat
over deze staankroegjes, waar
de pikketanusjes nog niet meer
dan vijf centen kostten
Het zou ook nog tientallen ja
ren duren, voor de allerlaatste
staankroeg uit Leeuwarden ver
dween. Dat was het tapperijtje
van Van Cleef, dat in de Grote
Kerkstraat bij het Oldehoofster-
kerkhof stond. Het was in 1978,
dat de laatste klant hier het
laatste borreltje achterover
sloeg.
Egbert Huizinga: het kleine eierboertje met de grote hoed. (Foto
Fenno Schoustra)