KANTOOR VAN R.H.D.BRON
VAN HERINNERINGEN
STA TES EN STINZEN
'T KLEINE KRANTSJE
SCHOONHEID DIE VERLOREN GING
'IK HEB ER OOK GEWERKT
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 11
Het artikel van Bauke Bijlsma
in een vorig Kleine Krantsje
rukte bij mij lade 1927 van de
ladenkast van mijn geheugen
open. In dat jaar was ik ook op
kantoor bij R. H. Dijkstra, in
Leeuwarden in de wandeling
Road-Harige Dykstra genoemd.
Juli 1926 had ik mijn diploma
MULO gehaald. Ik dacht dat de
wereld op mij zat te wachten.
Dat bleek niet het geval te zijn.
Ik solliciteerde er geducht op
los, maar het werd teleurstel
ling op teleurstelling. Mij werd
gezegd: "Zonder kruiwagen
wordt het niks." Gelukkig: er
kwam een kruiwagentje en per
medio januari 1927 verkreeg ik
de veelomvattende betrekking
van jongste bediende bij R. H.
Dijkstra tegen de vorstelijke be
loning van 15,-, nee niet per
week, maar per maand. Kost
geld 10,- per week is plm.
45,- per maand, offer om te
mogen werken dus 30,- per
maand. Maar ik was zo geluk
kig, ik had werk en behoorde
niet meer tot het steeds aan
zwellende leger van werklozen.
Als ik omzie naar 1927 dan is
dat in verwondering, vertede
ring en wrok. De door Bijlsma
genoemde personeelsleden
ken ik nog behalve juffrouw
Reen. Node miste ik de typiste
juffrouw Tetty Bottinga, de
chauffeur Bouma en de dove
Bos van het entrepot.
De leiding bestond in 1927 uit
mijnheer Gerrit Dijkstra, gedele
geerd commissaris, Douwe P.
Bierma en Zacharias Westra di-
rekteuren. De heer Westra was
de theeproever. Mijnheer Dijk
stra als theeproever zie ik niet
zitten.
SCHILDERSTUKKEN
Aan de muur van het pand aan
de Emmakade waren twee im
ponerende schilderstukken
aangebracht. Het eerste ver
toonde een oceaanstomer die
balen koffie loste, bestemd
voor R.H.D. uiteraard, het
tweede stelde een kameelkara
vaan voor die kisten thee loste,
eveneens bestemd-voor R.H.D.
Ja hoor, R.H.D. had allure. Die
balen koffie en kisten thee
moesten ingeklaard worden. Al
leen mijnheer Heimig was in
staat de vereiste formulieren op
de juiste wijze in te vullen. De
jongste bediende moest daar
mee naar het kantoor van de
invoerrechten en accijnzen.
Mijnheer Deinema, de kassier
en fakturist, was dichter en
componist. En humorist. Hij
had een lied gemaakt dat luid
de. "Juffrouw Bottinga, die
woont in Peperga". Dat hief hij
iedere middag aan. Hij zei te
gen mij: "Nou mutte jou niet in
De Zak hangen blieve bij dikke
Doetsje." Dat begreep ik eerst
niet. Langzamerhand kwam ik
er achter dat Doetsje hur ne
ring onder skolk had, m.a.w. zij
was hoer. Deinema hoefde zich
geen zorgen te maken want
van 15,- in de maand kon ik
mij geen bokkesprongen ver
oorloven. Ik had nog nooit een
hoer gezien en dat wilde ik wel
eens.
Ik dacht dat hoeren slordige lel
lebellen waren met gemene
geile gezichten. En ja hoor,
daar stond Doetsje, een prope
re, goedgeklede matrone met
een lief en vriendelijk gezicht.
Net een jonge groatmoeke, die
op haar dochter met kiensje
staat te wachten.
Ik was in verwarring gebracht.
Maar verder bij de stoep op
naar Invoerrechten en Accijn
zen met mijn documenten.
Daar waren drie mensen aan
wezig. Daar stond mijnheer De
Vos chef te zijn, daar zat de
heer Kooij, in gele stofjas zich
een weg te banen door al die
formulieren en daarachter zat
een juffrouw mooi te zijn, zo
mooi, zo mooi, dat net als bij
Bijlsma, al mijn zestienjarige
manlijke hormonen begonnen
te kolken. De taak van die
schoonheid bestond er blijkbaar
uit een stempel te plaatsen op
de door Kooij behandelde for
mulieren. Al gauw wist ik dat
die godin Tikkie (Tjitske) Oos-
tingwas.
Mijnheer De Vos was ook amb
tenaar van de burgerlijke stand
hetgeen inhield dat hij huwelij
ken voltrok op het stadhuis.
Dan was hij deftig gekleed in
streekjebroek en billentikkers.
Hij deed het goed. Kwade ton
gen beweerden dat hij er wat in
om eamelde en struikelde over
zijn eigen brieke beeldspraken,
maar nog nooit is er een paar
tje gescheiden dat door De Vos
in de echt was verbonden. Al
leen het resultaat telt.
"Wat is saamgesmeed door De
Vos
Komt van zijn levensdagen niet
meer los."
Kom daar nu eens om. De
ambtenaren van de Burgerlijke
stand hullen zich in bombasti
sche toga's en houden intelec-
tuele speeches maar van de
drie door hen verbonden echt
paren haakt er een af.
Weg met de toga's. Alléén
streekjebroeken en billentikkers
zorgen voor blijvende liefde en
trouw.
R.H.D. had ook een bankinstel
ling. Die was gesitueerd op de
hoek van het Ruiterskwartier en
de Oude Doelesteeg. De eige-
naar-direkteur was de stiefva
der van mijnheer Bierma. Hij
ontving mij altijd rondgebuikt op
de stoep voor het pand. Binnen
vermoedde ik een Kooijachtige
figuur in gele stofjas die de
werkzaamheden verrichtte.
Maar als er een zak met rijks
daalders nodig was dan moest
ik naar de Nederlandsche Bank
om die te halen. Juffrouw Bot
tinga deed dat werk eerst wel
eens, maar haar polsen waren
te zwak en dan zouden de
rijksdaalders wel eens over de
Oasiestraat rolle kanne.
In de Nederlandsche Bank zat
portier Swart met revolver.
Swart was een ernstige idealist.
En spiritist. Hij kon niet schilde
ren maar geregeld werd de
geest van Rembrandt vaardig
over hem en dan wrocht hij
prachtige schilderijen. Eens
kwam Constandsa, de grote
vrijdenker, in Leeuwarden spre
ken. Swart er heen en toonde
hem de schilderijen. Constand
sa sprak: "Rembrandt is er de
laatste tijd ook niet op vooruit
gegaan." Swart schreef ook in
Het Leeuwarder Nieuwsblad.
Och, de herinneringen stromen
maar aan.
Deinema sloot juffrouw Bottinga
en mij samen op in een donke
re kast. Om De Vos aan werk
te helpen. Maar Tetty had ver
kering met de seun van Doe-
dijns drijfriemen en ik had oek
wat aan 't handsje.
Ontrouw kenden wij niet, dus er
gebeurde niets.
In later dagen sloot Deinema
Rudolf Waldhaus en juffrouw
Van der Kooi op in de donkere
kast en dat resulteerde in een
gelukkig en duurzaam huwelijk.
Deinema was dus kassier en
fakturist. Op zekere keer kon-
stateerde de heer Van der
Wees een boeking in het kas
boek die schijnbaar uit het
luchtledige was gegrepen en hij
riep Deinema ter verantwoor
ding. Deinema wist het ook niet
meer en keek al hoopvoi in
mijn richting. Toen riep hij:
"Maar ik kan het toch niet üt
een peerdekop suge." Dat
moest Van der Wees erkennen
en zo was dat.
Nadat ik R.H.D. een paar
maanden trouw gediend had
werd ik ook belast met het uit
schrijven van fakturen. Ik kreeg
grote verantwoordelijkheid te
dragen.
De door mij uitgeschreven fak
turen werden door Deinema
gecontroleerd en de door Dei
nema uitgeschreven fakturen
werden door mij gecontroleerd.
Foutieve fakturen kwamen zo
doende vrijwel nooit bij de klan
ten.
Toch slipte er wel eens een
door.
Als ik een fout in de faktuur
had gemaakt en Deinema had
hem over het hoofd gezien dan
kreeg ik op mijn kop, omdat ik
een fout had gemaakt; als Dei
nema een fout had gemaakt en
ik ontdekte die niet, dan kreeg
ik ook op mijn kop.
Ik duw lade 1927 weer in de
ladenkast van mijn geheugen.
Ik moet nog kwijt dat na kan
toortijd Rudolf Waldhaus en ik
de Middelbare Avond Handels
school bezochten. Die school
werd geleid door de heer Dei
nema, een broer van onze kas
sier.
METAMORFOSE
Op kantoor van R.H.D. voltrok
zich mijn metamorfose van pu
ber naar adolescent.
Marssum A. Schaafsma
W
Giekerk: Buitenrust