WIE HERINNERT ZICH
PIET DE SMEERPOETS?
ONBEKEND JONGETJE
GERED UITOOSTERVIJVER
'T KLEINE KRANTSJE
HIJ KRIJGT EEN ABONNEMENT OP 'T KLEINE KRANTSJE
UIT DE DOOS MET SNIEPSNAREN
Het volgende
nummer van
't Kleine Krantsje
verschijnt
12 augustus
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 8
Uit de grote Doos met Sniep-
snaren komt vandaag een keu
rig ingebonden boekje met de
titel "Piet de Smeerpoets en
andere verhalen". Het is 1927
uitgegeven door het toen nog
bestaande en zeer populaire
Leeuwarder Nieuwsblad als
een deeltje van de Kinderbiblio
theek van dit blad.
Vitale veteranen van nu zullen
zich zeker de pakkende teksten
herinneren, die hen in hun prille
jeugd zo bezighielden. "Ziet
hier Piet den smeerpoets
staan!" luidt de eerste regel
vèn het versje, dat naast een
tekening van de morsige Piet is
afgedrukt: "Ziet hier Piet den
smeerpoets staan! Ziet dien
viezen knaap eens aan! Hij
wou van zijn vingertippen Zich
geen nagels laten knippen.
Sedert zeker wel een jaar.
Ongekamd bleef ook zijn haar.
"Foei" roept ieder, die hem
ziet, "Wat zijt gij een smeer
poets Piet!"
FRITS WREEDAARD
Ook de geschiedenis van Frits
Wreedaard, eveneens in dit
boekje opgetekend, liegt er niet
om: "Frits wreedaard was een
deugniet. Met recht een alle-
mans verdriet. Het kwaad
doen was zijn lust en leven.
En dier en mensch moest voor
hem beven. Ving hij een vlieg,
hij trok haar laf, De pooten en
de vleugels af. Geen stoel in
huis had meer een poot. De
kleine vogels joeg hij dood.
En eens toen zus hem iets
kwam vragen. Heeft hij haar
met de zweep geslagen. 't
Gebeurde eens op een zomer
dag. Dat Frits zijn Bello drin
ken zag. Van 't frissche water
aan een bron. Frits liep nu
wat hij loopen kon. En toen hij
bij het hondje kwam. Riep hij:
"Lust gij een boterham? En
door een zweepslag, keer op
keer. Viel 't arme beest luid
kermend neer. Maar toen de
hond was opgestaan En Frits
weer dreigde het te slaan
Beet Bello Frits in 't linkerbeen
En liep toen met de zweep
snel heen! Frits snikte onder 't
tranen plengen Wie zal mij nu
naar huis toe brengen Frits
werd te huis naar bed gebracht
En kermde rust'loos, dag en
nacht Want loopen kon hij
vooreerst niet meer En dat bij
zulk een prachtig weer! De
dokter kwam nu ook daarbij
En schonk hem bitt're artsenij
En 't linkerbeen, vol diepe won
den Moest eiken dag met
zorg verbonden 't Gebeurde
nu op zeek'ren dag Dat Bello
Fritsjes maaltijd zag Hij zette
zich snel aan den disch En
dacht: "Dat alles maakt mij
wis" Hij at den pudding en de
worst En leschte aan den wijn
zijn dorst En toen hij volop
had gegeten Dacht hij: "Dat
moest die knaap eens weten!"
Zo staat dit boekje vol met
meest ijselijke verhalen, zoals
De Geschiedenis van den wil
den jager, De allerdroevigste
geschiedenis met de lucifers,
De geschiedenis van de zwarte
jongens, De geschiedenis van
den duimzuiger, De geschiede
nis van Philip den Schomme
laar en De geschiedenis van de
vliegende Robert. Laten we
tenslotte De treurige geschie
denis van Soep-Hein nog even
overschrijven. Misschien zijn er
lezers, die bij het herbeleven
de eerst dikke en later brood
magere Hein weer zó voor zich
zien.
SOEP-HEIN
"Hein was gezond gelijk aan
een visch En dik en vet en
rond en frisch Hij had een
hongerige maag En elke spijs
genoot hij graag Maar eens
smeet Hein zijn lepel neer En
riep: "Ik lust die soep niet
meer! Loop met die nare soep
maar heen! Ik wil geen soep
meer eten! Neen! Dit gaf zijn
ouders veel verdriet Maar an
der eten kreeg hij niet Zoodat
hij reeds den tweeden dag
Veel magerder en bleeker zag
En weer smeet Hein zijn lepel
neer En riep: "Ik lust die soep
niet meer! Loop met die nare
soep maar heen! Ik wil geen
soep meer eten! Neen! Den
derden dag, o lieve tijd Toen
zag hij geel van magerheid
Maar toch kreeg hij zijn soep
bord weer En ziet, hij smeet
den lepel neer En riep ook
voor den derden keer! Och
moeder, 'k lust die soep niet
meer! Loop met die nare soep
maar heen! Ik wil geen soep
meer eten! Neen! De stijfkop
was den vierden dag Zoo dun
gelijk een spinnerag Hij woog
niet zwaarder dan een lood
En op den vijfden was hij dood!
"Mien man het oek es-een kies
trekke laten en dat kostte hem
toen honderd gulden oppe kop
af"
"Honderd gulden?"
"Ja, vieftien voor 't trekken en
vijf en tachtig voor de klap, die't
ie direct erna de tandarts ve-
kocht".
De drie ongetrouwde dames
Feenstra van de vroegere
kruidenierszaak in de Nieu-
westeeg, die vooral na hun
dood nog erg bekend ge
worden zijn door het succes
van de Museum-Winkel, die
nu in hun pand gevestigd is,
hadden nog een elders wo
nende zuster, die wel was
gehuwd.
Twee dochters van deze
zuster, de dames Evelien en
Renate Lijfering, hebben
zeer onlangs de Museum-
Winkel Nieuwesteeg Vijf met
een bezoek vereerd en er
een heerlijke middag be
leefd. Zij vonden het heel
erg leuk, dat de winkel in
oude staat is gebleven.
Als kinderen logeerden Eve
lien en Renate vaak bij hun
tantes en dan vonden zij het
prachtig in de winkel de
klanten te mogen helpen.
Maar - kinderen zijn kinde
ren - dan konden ze het
niet nalaten om stiekem af
en toe een snoepje te "pik
ken".
De tantes, die dat soms wel
degelijk merkten, zeiden
dan met een waarschuwen
de vinger omhoog: "Fluiten
jongens, dan kun je niks in
de mond stoppen!"
Het artikel in het juninummer
over de vijver bij de Oostersin
gel brengt mij weer een koude
duik van vroeger in herinnering.
Het was op de namiddag van 4
februari 1937 en ik was negen
tien jaar. Ik fietste over de
Bleeklaan met een vogelkooitje
in de hand, bedoeld voor mijn
vader, die de volgende dag ja
rig was.
Plotseling hoorde ik een luid
geroep van "help-help" naast
wat wij noemden "de berg", de
hoogte die er toen nog lag
Ik gauw de Vijverstraat in en
daar zie ik een paar mensen bij
de vijver staan schreeuwen,
één met een lange stok en...
een jongetje in het water, zo'n
zes meter van de kant, koppié
op-koppie onder.
Gauw de fiets neergegooid,
hollen naar de vijver, onderwijl
mijn jas uitgegooid, klompen
uitgeschopt en "hoppa"! - het
water in. Ik kreeg hem te pak
ken en heb hem naar de kant
gebracht, waar de kleine dren
keling in mekaar zakte met mijn
pet nog krampachtig in zijn
vuistje.
Een van de mannen zei nog:
'k Breng hem wel tuus!"
Er lag toen geen ijs, maar 't
water was wel hartstikke koud.
Mijn pakje North State was in
middels uit mijn jas gestolen en
nadat ik thuis droge kleren had
aangetrokken, wilde de me
vrouw, die zich over mijn vogel
kooitje had ontfermd, dit maar
kwalijk teruggeven, omdat ze
dacht, dat niet ik, maar een an
der de eigenaar was.
Ik heb later gehoord, dat de
drenkeling in de Weerklank
woonde. Zo hij dit nu mocht le
zen, dan weet hij nou wie zijn
redder was.
Leeuwarden Jetze Visser
Ja, en wanneer de geredde
van toen, zes en vijftig jaar
geleden, zich nu bij ons
meldt en kan aantonen, dat
hij de kleine drenkeling was,
krijgt hij van ons, om toch
nog wat van de schrik te be
komen een gratis abonne
ment op 't Kleine Krantsje.
Red. 't KI. Kr.