NANNE OTTEMA
'T KLEINE KEANTSJE
IN MEMORIAM TINES HOEKSTRA
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina,9
Wie in de eerste helft van deze eeuw in Leeuwarden de naam
Nanne Ottema hoorde noemen, zal vooral gedacht hebben aan het
notarisambt, dat hij bekleedde. Bijna dertig jaar lang, van 1918 tot
1949, had hij zijn notariaat in het grote pand nummer 6 aan de Prins
Hendrikstraat, nadat zijn vader Allert Ottema ook al tal van jaren in
Leeuwarden notaris was geweest.
Maar hoe langer het geleden is, dat Nanne Ottema overleed, hoe
meer dringt zich het besef naar voren, dat deze bijzondere stadge
noot vóór alles een verzamelaar was, een aartsverzamelaar mogen
we wel zeggen. Het is dan ook nauwelijks te omvatten wat hij in zijn
lange leven allemaal bij elkaar heeft gebracht.
De verzamelwoede van de heer Ottema moet kort voor zijn twintig
ste zijn ontstoken, toen hij een simpel vaasje mócht uitzoeken uit de
porseleinkast van zijn grootmoeder. Dat werd de eerste aanwinst
voor wat uiteindelijk uitgroeide tot een kolossale collectie. Daarbij
bestreek hij een zo groot terrein, dat er nauwelijks iets is aan te
wijzen, dat zijn interesse niet had.
Zo werd niet alleen zijn huis boven het notariaat een soort museum
en depot, maar werden dankzij Nanne Ottema ook de verzamelin
gen van het Fries Museum zeer verrijkt. En hij werd, vooral, de
grote man achter het Princessehof, zijn museum, waarvan hij de
eerste conservator werd.
Eerst moet het zo zijn geweest, dat Nanne Ottema iedere vrijdag
middag een sneuptocht ondernam langs alle antiquariaten en uitdra
gerijen in de stad, later kon hij als gefortuneerd man hele partijen
tegelijk aankopen.
Daarbij publiceerde de notaris-verzamelaar veel en bekleedde hij
ook tal van bestuursfuncties.
Toch bleef Nanne Ottema, weduwnaar en ziekelijk geworden, een
vrij eenzaam man, die tenslotte, in 1955 op een en tachtigjarige
leeftijd, vrijwillig koos voor de dood. Ruim een kwart eeuw eerder
had de gemeente Leeuwarden de zo verdienstelijke Nanne Ottema
al benoemd tot ereburger; ook was hij Officier in de Orde van
Oranje Nassau geworden en had hij, dankbaar en trots, de gouden
Museumpenning in ontvangst mogen nemen.
schapje Hosikiovri, die u on
langs in 't Kleine Krantsje plaat
ste en waartoe ook mijn broer
behoorde, deed me terugden
ken aan de repetities bij ons
thuis aan de Huizumerlaan. Dat
waren hele gebeurtenissen.
De tafel en de stoelen gingen
dan in de voorkamer. De piano,
die in de achterkamer stond,
werd geplaatst voor de open
staande deuren naar de serre.
Het toetsenbord bevond zich
dan in de serre en daar zat dan
de pianist, nadat de piano was
ontdaan van alle losse onder
delen om meer geluid te geven.
Het drumstel was, althans in
mijn ogen hét instrument van
rijkdom en levensgeluk.
De andere muzikanten zaten in
een kring op krukjes onder de
lamp van de kamer om zo een
beetje bladlicht te hebben.
Mijn ouders gingen op dergelij
ke avonden naar vrienden te
kaarten en kwamen zo laat
weer thuis, dat ze er zeker van
waren dat de oefeningen waren
afgelopen.
Zelf mocht ik bij de uitvoering
wel aanwezig blijven, op voor
waarde, dat ik me "nergens
mee bemoeide". Maar in mijn
ogen waren het "happenings"
en nu ik dit schrijf is het net of
ik er nog bijzit.
Leeuwarden W. D. Lijfering
De heer Tines, officieel Martinus Hoekstra, die onlangs op de leeftijd van zes en tachtig
jaar overleed, was een erg bekende en markante figuur in Leeuwarden. Hij zag in Franeker
het levenslicht, maar kwam al jong naar de Friese hoofdstad, waar hij door zijn werkzaam
heden - zelfstandig handelsagent van de Groninger textielfirma D. Droge en Zonen - veel
in contact kwam met horecabedrijven en daar een grote populariteit verwierf. Erg actief was
hij in jonger jaren voor de kegelclub Acht om de Lange, terwijl hij zich ook buitengewoon
verdienstelijk maakte als organisator van bamzaai- en wildavonden in het vermaarde café
van Wim Eygelaar in de Ossekop. Toen hij dat veertig jaar had gedaan werd hij zelfs tot
"Ridder in de Orde van de Ossekop" benoemd. Bij die gelegenheid is ook deze foto
gemaakt.
(vervolg van pag. 7)
richting van het winkeltje van
Roolvink gingen; zelf ging ik
toen ook even kijken. Die men
sen zouden met de familie
Stuurhaan op vacantie per tan
dem en die stond nog in de
winkel. De kleermaker kwam
nog met een pantalon of iets
dergelijks en toen die al die
mensen zag, vroeg hij, niet we
tend wat er gebeurd was, of ze
al weg waren, waarna hij het
verhaal van het plotselinge
overlijden van Roolvink kreeg.
Dit trieste geval speelde zich af
op 3 juli 1949.
De heer Thomassen heeft in
zijn verhaal volgens ons ook
nog een paar winkels in de
volkrijke Houtstraten vergeten,
of mogelijk waren het geen
klanten van hem.
Kruideniers daar waren Rool
vink, Nieuwe Houtstraat; op de
hoek van Camstraburen en
Spanjaardslaan, Van der Meu-
len; op Camstraburen, De Wit;
Lange Houtstraat, Van der Hei
de en Postma; in de Bleeker-
straat, Meijer, Van der Ley, la
ter Siemonsma, Heerema en
Fetter en in de Westerstraat
nog een familie Wildering.
Leeuwarden R. Poelstra
HOSIKIOVRI
De foto van het muziekgezel-
r l