GERRIT VISSER EN Z'N COCOSNOTEN Uit grootmoeders ansichtenalbum 'T KLEINE KRANTSJE HET VERHAAL VAN 'T SCHRIJFBUREAU DE BURGEMEES TER EN. Wijlen Gerrit Visser, de beken de koopman in tweedehands spulletjes van de vrijdagmarkt, heeft in zijn jonge jaren ook een tijd in groente gehandeld - met een handkar liep hij wel door de Leeuwarder straten om appels en peren uit te venten. Eens heeft hij ons verteld van een bijzondere ervaring, die hij ooit heeft gehad met het verko pen van cocosnoten. "Ik kwam es een keer in 't Droevendal bij Speulstra de ba- nanekoopman", aldus Visser, "toen De Roos, die daar de baas was, zei dat ie een mooi hanneltsje voor mie had: hon derdkokosneuten." "Wat wuust er voor geve?" vroeg ie. "Vijfgulden",zeiik. "Dan binne se vekocht", zei hij. "Nou waren die dingen niks weerdig, want se waren overja rig, mar dat konnen je vanne butenkant niet sien. Ik koop er dus vijf goeie kokosneuten bij - tweeëntwintig centen inkoop - en leg die bij het handvat oppe kar. Mooi, ik er met naar de Put en daar begin ik te roepen "Kokosneuten een kwatsje - dikke kokosneuten vijfentwintig centen!" Meteen komme alle joaden er anvliegen. "Een kwatsje?" vroegen ze. "Dat bestaat niet, dat kanne jou vooreen kwatsje niet doen." "Nou," zei ik, "jimme sien het wel, wat ik voor een kwatsje doen kan", en mét pak ik sun goeie kokosneut van tweeën twintig centen en laat die ach ter mie stuk valle oppe straat. Nou man, die joaden pakke die kokosneut, beginne er van te eten en inne tied van een ogenblik beur ik daar vijfentwin tiggulden oppe Put. Goed, ik gauw fut naar huus en om twaalf uur, ja hoor, daar hadden je al één vanne Keu ringsdienst. "Wat hewwe jou uuthaald oppe Put, Visser?" vroeg die man, VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN ik, "hoe mutte we nou?" "Tja," zei die snuiter, "ik sal't deurgeve anne baas, dat jou salie er wel meer van hore." 's Aves kwam die kerel terug en sei, dat de baas seit had, da'k het niet weer doen mocht. "Mar," zei die er bij - "het was gesloaten hannel, dat se bedur- ven waren konnen jou oek niet sien!" Mar intussen was er oek een boadskapke komen, da'k om zes uur even bij de krudenier Wiener inne Sacramentsstraat komme must. Nou, ik er heen. Wiener staat inne deur en daar komt het van "boem-boem- boem" bij de trap neer - alle maal kokosneuten man! "O," zei ik, "was dat de boad- skap." "Ja," zei hij, "jou vekope hier nooit weer voor oek mar één cent, je hoeve hier niet weer te kommen." Mar een paar dagen later kwam ik er weer met mooie ap pels en, je kan't love of niet, toen kocht ie alweer appels van mij, ja, jaja!" Intussen was Gerrit Visser ook op de vrijdagmarkt al een be kende figuur geworden. Niet met appels en peren en al of niet bedorven kokosneuten, maar met potten en pulletjes, flesjes, ketels en kannetjes, kortom met al het kleingoed van een rommelmarkt. En dat heeft hij tenslotte langer dan zestig jaar volgehouden - in het laatst van zijn leven was de memorabele Gerrit Visser de alom bekende nestor van de vrijdagmarkt, die tegelijkertijd een winkeltje had aan de Nieu- weburen. Ook daar had hij nou werkelijk van alles te koop, maar het merkwaardige verschijnsel pagina 5 Gerrit Visser, omstuwd door ZOOnS en SUppOrterS (Foto: Fenno Schoustra) "het leit daar bezaaid met ko kosneuten en der is niet één, die'tniet bedurven is!" "Nou, da's oek wat moois", zei Zowat de enige herinnering, die de onlangs overleden Mr. A. A. M. van der Meuten na een burgermeesterschap van twintig jaar in Leeuwarden naliet en waar iedereen smake lijk om kon lachen, was die met betrekking tot de affaire van zijn schrijfbureau. Op een gegeven moment oordeelde deze burgemeester, dat een stijlvol schrijfbureau op de burgemeesterskamer in het stadhuis wel goed zou staan. Dus werden er afgezanten het land ingestuurd om bij gere nommeerde antiquairs naar zo'n meubelstuk uit te zien. De heren zochten in Groningen, in Amsterdam, in Den Haag, in Utrecht, kortom overal waar je een goed antiek stuk mocht verwachten. Maar wat jammer nou, er was nergens een antiquair, hoe voornaam ook, die een schrijfbureau had staan, waarvan verwacht kon worden, dat het 's burgemeesters kritische oog zou bekoren. Tot eindelijk, eindelijk een antiquair in Den Haag, of in Delft, daar mogen we afwezen, zich herinnerde, dat zijn goede collega Beeling in Leeuwarden in zijn magazijnen nog een prachtig schrijfbureau had staan, dat stellig aan de hoogste verwachtingen voldeed. En zo kon het geschieden, dat na een telefoontje van Den Haag of Delft naar Leeuwarden, het gewenste meubelstuk aan een lange reis begon van de Bagijnestraat in Leeuwar den, op een steenworp afstand van ons stadhuis, naar Den Haag of Delft en weer terug van Den Haag of Delft naar Leeuwarden, om tenslotte hier een plaats te krijgen op de burgemeesterskamer. Dit bizarre verhaal ging in het begin van de vijftiger jaren in Leeuwarden van mond tot mond. En dan waren er ook nog mensen, die volhielden dat er met betrekking tot die burge meester nooit en te nimmer iets te lachen viel. deed zich voor, dat hij zowel op de markt als hier in zijn nerink- je vrijwel alles verkocht voor één en dezelfde prijs. "Wat kost dat Visser?" "Gulden," antwoordde hij dan met een afgewend hoofd en op een toon, die deed vermoeden, dat het hem niets uitmaakte of je zijn prullen kocht of niet. Een firma, die zich in vroeger jaren zeer verdienstelijk maakte door het uitgeven van prentbriefkaarten van Leeuwarden, was de Boekhandel van R. van der Velde van de Nieuwestad. Op de achterkant van tal van kaarten uit Grootmoeders Ansichtenalbum lezen we die naam. Voor het vervaardigen van die kaarten schakelde Van der Velde kennelijk een Oostenrijker in, want ook de aanduiding "Lichtdruck P. Ledermann Jr. Wien I Fleischmarkt 12" komt er op voor. Dat dit de Leeuwarder Veemarkt is behoeven we niet te vertellen, maar toch komt ook die vermelding nog even op de achterzijde voor. De ansicht is nooit verzonden, zodat we ook niet aan een poststempel kunnen zien, hoe oud de afbeelding ongeveer is. Maar de kleren van die boeren en dan vooral hun petjes, doen ons denken aan de tijd rond de eeuwwisseling.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1993 | | pagina 5