Uit grootmoeders ansichtenalbum 'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 11 (Vervolg vanpag. 4) moest ik op zoek naar een baan, daar verder studeren voor mijn ouders te kostbaar was. De banen lagen ook toen niet voor het opscheppen, maar ik had geluk en kon al in au gustus 1947 starten als 'schrijf ster' op de afd. Archief van het PEB aan de Emmakade. Door avondstudies heb ik later nog wat diploma's behaald, waaronder het Praktijkdiploma Nederlandse Handelscorres pondentie en het aardige was dat ik toen weer les kreeg van de heren Straatsma en v.d. Veen. Sassenheim J.Gijsen-de Jager HET WERKENDE WOORD Ook bij mij kwamen vele herin neringen boven door de inge zonden stukken over de Mulo "Groen van Prinsterer". De goede staan in mijn geheugen gegrift. De slechte zijn voor het merendeel achter de horizon verdwenen en deze waren dan ook wel aan mijzelf te wijten. De leraren waren toch stuk voor stuk prachtige kerels, met een geweldige inzet voor hun leerlingen, die er vaak een rommeltje van probeerden te maken. Streng, maar rechtvaar dig. Ook ik heb in de oorlogsja ren in de kartonnen hokjes in de Rehobothschool gezeten, waarbij je ook de andere lera ren goed kon 'volgen'. En in de toonzaal van Schumacher in de Willem Lodewijkstraat en de kerkeraadskamer van de Chr. Geref. kerk. De dochter van de heer Ytsma, door de heer Woninck ge noemd, heette Hielie en is he laas heel jong overleden. De heer Vermeer - wat hebben we het hem wel moeilijk gemaakt - heb ik later nog wel eens ge sproken. En toen besefte ik, wat voor beroerdeling je in je jeugd kon zijn. De heer Wolde- ring, met zijn prachtige verha len bij de physicalessen heb ik nog eens, ik meen een tiental jaren geleden, bij toeval ont moet. Hij stond in de stromen de regen bij het station op de bus te wachten, toen ik daar met de auto was. Ik heb hem toen bij Nijlanstate afgeleverd, maar hij wist zich weinig meer te herinneren. Hij was toen voor mijn gevoel al een stokou de man. De heer Veenstra gaf gods dienstles uit "Het werkende woord".' Ik kwam altijd lopend uit de Transvaalwijk en was meestal niet op tijd of net even te laat. Zo ook weer een mor gen op het laatste nippertje, met een begroeting van de heer Veenstra: "zo ben jij daar ook nog, snijboontje?" Ik schiet de bank in, grijp in het vak naar "Het werkende woord" en tast in een plas inkt, die daar als welkom in mijn les senaar was aangebracht. Met de naast mij zittende, vermoe delijke dader, rolde ik meteen vechtend over de grond. Dit was L. H„ de jongste van bij u adverterende makelaars. De heer Veenstra, hij had van die grote handen, had ons meteen uit elkaar. En daarna gaf hij een les uit de "Zaligsprekin gen",: "zalig zijn de zachtmoe- digen". Een enkele keer zie je nog wel eens iemand uit de school van die jaren. Wat worden ze al oud, wat uiteraard ook voor je zelf geldt. Ook mevr. Jitty Gij- sen-de Jager, die onlangs schreef over de "Bewaarschool Huizum" heeft tot de klasgeno ten gehoord. De hoofden van beide Uloscholen werden inder daad oneerbiedig "Kale" en "Bulle" genoemd. En "La belle Nivenaise" door de heer Ytsma behandeld! Ik ben in het verle den eens op doorreis in Frank rijk in Niver beland. Bij het zien van de rivier, ik meen de Mar- ne, moest ik denken aan de "matelot au jambe de bois", de matroos met een houten poot. Verleden tijd, maar wat lijkt het kortgeleden. Goutum K. Hofman MEESTER HULSTRA Na een verhuizing wilde ik nog even reageren op het stukje van meester Hulstra, onlangs in 't Kleine Krantsje. Ik woonde met mijn twee broers en onge veer dertig jongens en twintig meisjes in het Burger Weeshuis aan het Zaailand waar we godsdienstonderwijs kregen van de heer Hulstra. Wij werden vrijzinnig hervormd opgevoed, richting ds. Voren kamp ends. Bruins. Maandagavonds kregen we les van meester Hulstra, de oude ren van ds. Vorenkamp, die dan op een avond in het Wees huis kwam. We moesten elke week een psalm of gezang leren en op zeggen, waar meestal niet veel van terecht kwam. Ondanks dat we de hele week daar tijd voor hadden, werd het meestal tus sen vier en vijf die avond 'ge leerd'. De heer Hulstra hield daar ook aantekeningen van in een kleinzwart boekje. Hij was een kleine man met naar mijn idee een groot hoofd; liep altijd in donkere kleren met een vilten hoed op. Als hij door de gang liep, liep hij altijd te neuriën, en dat zal dan wel één of ander geestelijk lied zijn ge weest. Aan het eind van die gang was een echt schoollo kaal, want nog eerder werd er onderwijs in het huis zelf gege ven. Er stonden dus school banken, lessenaar, zo'n hoge kruk er voor en er hing een kaart van Palestina, die gete kend was door Roelof Kroes, een jongen die heel mooi kon tekenen. Als hij op die kruk zat met de ellebogen op de lessenaar draaide hij altijd de mouwen van zijn jasje naar binnen te gen het kaal worden. Ik dacht dan, als je dat altijd zo doet worden toch die andere plak ken kaal? Hij is een keer erg kwaad op me geweest, hij zag mij bij mijn broertje op de Jon gens zitkamer, en dat vond hij denk ik erg zondig, alles was streng gescheiden. Dat hij zijn hoofd en haar verf de wisten we wel, en ook dat hij een zoon had, die niet mocht trouwen, wat ik heel raar vond; hij was zelf toch ook ge trouwd? Wij als meisjes hadden ook een poesiealbum en vroegen aan hem of hij daarin wilde schrijven. Nu maakte hij zelf ook gedichtjes, die moesten wij dan maar overschrijven, dan zou hij het ondertekenen. Ik schreef een liedje over een schipper die met zijn bootje vóór de wind voer, maar hij was er niet erg tevreden over. Het bestond uit twee coupletten en ik had het eerste op de rechterkant geschreven, op de linkerkant hoorde toch het plaatje? Ik heb dat poesiealbum nog steeds, de datum was 3 maart 1931, toen was ik dertien jaar oud. Hij ondertekende met: "H. Hulstra g.o.w. O.B.W." Ook verbood hij ons ten strengste met r.k. kinderen te spelen, wat ik altijd deed op de vrije zon dag, en daar zag ik nu hele maal geen kwaad in en heb daar ook geen nare herinnerin gen aan overgehouden. Je houdt het haast niet voor mogelijk dat dat toen zó zwaar woog. Zeist T. Kool-Sjoerdsma HERINNERINGEN Door de publiciteit in 't Kleine Krantsje over de scholen in de Margaretha de Heerstraat kwa men er ook bij mij verschillende herinneringen boven. Ik bezocht namelijk de lagere zowel als de muloschool. Van beide scholen heb ik de einddi ploma's bewaard. Het diploma van de Lagere school was on dertekend door het hoofd de heer Nienhuis, van de Ulo school door de heer Ooster- baan. Beide namen zijn niet genoemd in beschrijvingen, maar van deze heren niets dan goeds. Nu nog kan ik moeite loos alle plaatsnamen op een rijtje van elke provincie opdreu nen Leeuwarden-Marssum- Dronrijp-Franeker-Harlingen. die mijnheer Nienhuis er prettig instampte. Van de overige lera ren ook veel goeds, al herinner ik me nog levendig de zware straffen die je kreeg voor een enkel vergrijp: 100 tot 200 strafregels "ik mag niet"..., een gevoelige tik op je uitgestoken hand met een hard lineaaltje, een onverwachte draai om je oren van achteren (mijnheer Beeftink) maar de prettige ge dachten overheersen. Zo ook van de mulo. Het op dreunen van de Duitse voorzet sels naamval: mit, nach, nabst, enz. (Leffertstra, Franse verbui gingen Ytsma (bij spieken of voorzeggen onherroepelijk een nul). Mijnheer Oosterbaan straf te niet veel. Hij kon je bij enig rumoer lang en bedroefd aan kijken, zodat je niet wist waar je moest kijken. Mijn buurman die dat ook vaak overkwam, keek mijnheer Oosterbaan dan strak en recht in zijn ogen aan, onderwijl binnensmonds, niet zichtbaar voor mijnheer Ooster baan, maar wél hoorbaar voor mij, hem allerlei verwensingen toedienend. Dan kon ik weer mijn lachen niet inhouden. Ge volg "Postmus ga naar de gang." Nogmaals: ondanks strenge le raren, allerlei straffen waarbij het zaak was je zo onschuldig mogelijk te houden, wat ook weer spanningen en lol veroor zaakte: het was een prettige tijd en op deze scholen werd je als het ware gedreven goede cijfers te halen. Enschede S. D. Postmus Is dit niet een aardige kaart uit Grootmoeders Ansichtenalbum? De foto is uit de lucht genomen en dat moet al weer een behoorlijk aantal jaren geleden zijn gebeurd. Waarom? Omdat de bodewagens, die we op deze afbeelding nog op het Oldehoofsterkerkhof zien staan, al lang geleden van hier vertrokken naar de Tessel- schadestraat. En van de bebouwing die we hier nog zien, bleef er weinig meer dan die oude Oldehove staan; alles wat we hier links ontwaren is intussen van de aardbodem verdwenen en ook van de Westerplan tage rechts en van het Heer Ivostraatje op de achtergrond is inmiddels veel veranderd of met de grond gelijk gemaakt.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1994 | | pagina 11