'T KLEINE KRANTSJE EEN SCHOOLREISJE IN DE TWINTIGER JAREN GELUIDSWAGEN VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7 Wat hadden we er naar uitge zien, het eerste schoolreisje in de derde klas van de lagere school. Wij waren niet verwend; onze school stond bekend als een armenschool. Klompen- school was ook een veel ge bruikte naam. Niet eens zo'n gekke naam, want bijna alle jongens en meisjes droegen klompen. Het schoeisel was zo'n beetje de grens tussen arm en minder arm. De leerlingen van onze school kwamen uit de oude volkswij ken, die we nu krottenwijken zouden noemen, maar toen niet. Zo nu en dan kwamen er een paar mannen van de ge meente die op een erg slechte woning een bord timmerden "Onbewoonbaar verklaarde wo ning", maar daar trokken de bewoners zich niets van aan. De gemeente gaf ook geen be tere woning, dus bleven ze er nog jaren wonen en ze haalden zelfs het bord niet van de ge vel. NUTTELOZE ARBEID De vaders verdienden maar weinig of werden als werklozen in de werkverschaffing onder gebracht, waar ze voor een gulden per dag nutteloze arbeid moesten verrichten, want de gemeente eiste een tegenpres tatie voor die jammerlijke fooi Er waren ook betere openbare scholen, waar de ouders een klein schoolgeld moesten beta len. Of het onderwijs er ook be ter was of de intelligentie van de kinderen hoger, viel te be twijfelen, maar ouders die er zeker van wilden zijn, dat hun kinderen niet besmet zouden worden door het grauw uit de volksbuurten, stuurden hun kin deren naar de Hofschool. Die ouders vonden dat sjiek en ze hadden er graag een flink fi nancieel offer voor over. Die naam Hofschool vooral deed het, al werd de school alleen maar zo genoemd omdat hij aan het Hofplein gelegen was. Het lijkt gek maar op onze ar menschool waren ook nog ver schillen. In de eerste plaats wa ren daar de broodeters. De ouders die helemaal geen geld hadden stuurden de kinderen, in de winter vaak in het nachte lijk duister, met een lege maag naar school. Daar werd door de gemeente gratis brood verstrekt en op school brandde de grote zwarte Godin vulkachel de hele nacht door, zodat het er altijd lekker warm was. "Je brüle tout l'hiver" stond er op die kachel, die met een lange pijp, dwars door het klaslokaal met de schoorsteen verbonden was. Mijn broertje en ik hoorden tot deze broodeters. Andere kinde ren kregen thuis een boterham. Zij kwamen een half uur later op school, of mogelijk iets eer der, want er was wel eens wat brood over. Zij kregen thuis vast ook niet te veel, want ze schrokten gulzig de overgeble ven boterhammen naar binnen. Voor onze klas was het eerste schoolreisje een groot feest. Wij zouden met de trein gaan. Van de dertig kinderen, was er maar een enkele die wel eens In 1923 maakte de derde klas van School 11, de "Fieverbuurtskoal" een uitstapje naar het Bos van Ypey. Dat was een hele onderneming voor de kinderen in die tijd. Onze abonnee "Igo Ga lama", die het school reisje zelf heeft meege maakt, haalt er in drie afleveringen herinnerin gen aan op. een treinreisje had gemaakt. Het grootste deel van de kinde ren had alleen maar ademloos en vol verlangen, bij de spooro verweg, het zwarte monster met de lange rij wagons zien passeren. Nu zouden we de vuurdoop ondergaan, een schoolreisje met de trein. Jam mer eigenlijk dat hij zo snel ging, want we zouden bij het eerste stationnetje al moeten uitstappen en dat was maar acht kilometer verder. Hoe lang zou die trein daar over doen, een kwartier of minder? Maar nooit zouden we vergeten dat dit onze eerste treinreis was. ZELF BETALEN We moesten de kosten van het schoolreisje zelf betalen. Dat betekende voor vele ouders een offer. De kosten bedroegen vijfenzeventig cent. Gelukkig behoefde dat bedrag niet in één keer betaald te worden. Juf had gezegd, als we wekelijks op maandagmorgen drie cent meenamen dan zou het bedrag op tijd betaald zijn. Dus maakte ze een grote lijst met onder el kaar alle namen van de leerlin gen, met daarachter vijfentwin tig vakjes. Als we betaald hadden zette zij een kruisje in een vakje. Enkele kinderen spaarden niet. Ze hadden vaak onverschillige ouders, die het niets kon sche len dat hun kind niet mee kon. Voor mijn moeder was het ook moeilijk elke maandag weer drie cent van haar karige huis houdgeld aan mij mee te ge ven. Gelukkig dat Jan nog maar in de eerste klas zat. Die moest dus nog twee jaar wach ten. Soms had moeder een tegen slag en dan had ze die drie centen beslist niet. Voor een brood moest ze dan nog bij de bakker poffen. De bakker wist wel dat hij van moeder zijn centen kreeg, maar toch gaf hij haar dan een brood van de vo rige dag, dat hij niet meer kwijt kon. Zo werd hij er toch nog beter van. Zo'n tegenvaller was het kleine drama van de rode geranium. De school ging dicht tijdens de vakantie. Juf vroeg dan: "Wie van jullie wil in de vakantie een plant verzorgen?" Ik had ook een vingeropgesto- ken en kreeg een rode gerani um mee naar huis. De plant was al een stakkerdje, maar daar had ik niet op gelet. Moe der wel, die had er verstand van. Na enkele dagen vielen de rode bloemblaadjes af en werd het groen bruingeel. Wat we er ook aan deden, de plant ver pieterde helemaal. Hoe zou ik juf met de plant onder ogen moeten komen! Ik wilde er alles aan doen om de plant er weer boven op te helpen. Met een emmertje en een oude lepel klom ik over het hek, het land in, waar koeien liepen die soms hele plakkaten lieten vallen. Dat lepelde ik op. Met het em mertje half gevuld met koeien- stront en zelf ook niet al te fris ruikend kwam ik terug, maar de patiënt was ook met deze me dicijn niet meer te redden. Met tranen in de ogen, pakte moe der een dubbeltje uit de porte monnee om op de markt voor juf een nieuwe geranium te ko pen. Die week moest ik de spaarcenten voor het reisje overslaan. Maar toch was alles binnen de termijn betaald. LANGE OPTOCHT We zouden om tien uur vanaf onze school in een lange op tocht naar het station wande len, waar de trein een uur later zou vertrekken. Juf had ge vraagd of wij boterhammen mee wilden nemen en een kop je of een kroes voor de limona de. Moeder had vier boterhammen met varkensreuzel klaarge maakt. Bij ons thuis moest het devies wel gelden, niet lekker, maar wel goedkoop en voed zaam. De boternammen gingen in een bruine papieren zak; alle boodschappen van de kruide nier werden in die bruine zak ken verpakt. Een emaille kroes die al vele keren gevallen was en daarvan duidelijk de teke nen vertoonde, kwam ook in het boodschappennetje dat ik meekreeg. "Zorg er voor, dat je weer met de kroes thuiskomt", gaf moeder dringend als bood schap mee. Bij de school was het gezellig. De meeste kinderen waren er al, ze waren opgewonden en lieten dat duidelijk blijken. De meester uit de vierde klas was ook van de partij, want juf al leen zou de troep moeilijk bij elkaar kunnen houden. Drie kinderen hadden de reis niet betaald. Zij gingen dus niet mee, maar kregen wel een vrije dag. Moeder had mij zo netjes mo gelijk aangekleed. Mijn garde robe was niet erg uitgebreid en alles wat ik droeg had ze zelf uit oude spullen gemaakt, de rode bloes en de broek met twee diepe zakken, omdat ik daar zo om had gezeurd. Mijn broek was gemaakt uit de bes te delen van een mannenbroek. Ik droeg voor het eerst schoe nen. Thuis en naar school droeg ik net als bijna alle ande re jongens klompen. De schoe nen waren veel te groot, dat kon je zo zien. Moeder had ze in de uitverkoop gekocht op de groei, dus minstens twee ma ten te groot. Ze kon niet ieder jaar een paar schoenen kopen. In de tenen zat een prop wat ten en als je met de duim hard in de schoen drukte, duurde het een hele tijd voor je mijn tenen te pakken had. In het jaar 1924 konden de Leeuwarders voor het eerst kennismaken met het verschijn sel van de geluidswagen: toen begon de heer H. van Keulen uit de Sint Jacobsstraat met een door de stad rijdend vrach tautootje reclame te maken voor de Simplexrijwielen, die hij verkocht. Deze eerste geluids wagen maakte inderdaad ge luid: "Het was een lawaai van jewelste. Toen ie inne Schrans reed konnen we hem inne Sint Jacobsstraat al hore!" herinner de de heer Van Keulen zich vele tientallen jaren later. Na het snelle overrompelen door Adolf Hitlers troepen van Nederland, België en Frankrijk in 1940 beginnen de Duitsers met hun voorbereidingen ook Engeland binnen te vallen. In het kader van hun "Operatie Seelöwe" worden er meer dan vierduizend schepen bij elkaar gebracht, die Het Kanaal zullen oversteken. Het grootste deel van deze invasievloot bestaat uit kleine bootjes en vissers schepen. Zelfs aan de Leeuwarders gaan deze voorbereidingen niet voor bij, want tot hun verbazing zien zij in de zomermaanden tiental len van deze scheepjes varen door de Dokkumer Ee en de stadsgracht langs de Prinsen tuin, richting Harlingen. Al in augustus staan er drie Duitse luchtvloten klaar voor de hoofdaanval op Engeland, waar een angstige spanning met de dag toeneemt. In allerijl begin nen de Engelsen aan de zuid en zuidoostkust van hun eiland een brede afweerzone te bou wen en leden van de Home Guard, de burgerverdediging, bezaaien velden, waarop vlieg tuigen zouden kunnen landen, met allerlei hindernissen als au to's, bergen bakstenen en sta pels hout. Er gaan nu wilde geruchten over als nonnen verklede para chutisten, die in mei in Holland moeten zijn geland en de B.B.C. zendt een waarschu wing uit, dat elke Duitser zal worden doodgeschoten, die in andere kleren dan het Duitse uniform in Engeland naar bene den komt. Het ligt voor de hand, dat de Duitsers nu ook spionnen in Engeland aan het werk zullen zetten om militaire inlichtingen door te seinen - de Engelsen dienen nu terdege op hun hoe de te zijn. En inderdaad nadert er in de nacht van 2 op 3 september een Duitse boot de Engelse kust van Kent om twee leden van de Deutsche Abwehr met een zendinstallatie aan land te zetten. Het zijn Karei Meier, een Nederlander en Rudolph Waldberg, een Duitser. Beide mannen bevinden zich nog maar enkele uren in het vijandelijke land, of ze begin nen kennelijk dorst te krijgen. Dus klopt de Engelssprekende Meier de volgende morgen op de deur van een hotelletje in het dorp Lydd om er een fles cider te kepen. Het is dan nog maar negen uur. En.dat is verdacht! Een kind weet immers, dat Engelse ca- fé's en restaurants niet voor tie nen 's morgens open gaan! Dus: de herbergier waarschuwt de politie en spion Karei is de klos, zonder dat hij ook nog maar enige activiteiten heeft kunnen ontplooien. Een etmaal later wordt Rudolph Waldberg, die notabene niet eens een woord Engels spreekt, eveneens in de kraag gevat - ook hem wacht de kilte van een Engelse cel voor hij zich voor zijn Heimat verdien stelijk heeft kunnen maken. De Engelsen, die in deze oor logstijd weinig consideratie niet spionnen hebben, hangen Ka- rel Meier op en dezelfde dag voelt ook Rudolph Waldberg de onvermijdelijke strop om de hals. Een stomme onvoorzichtigheid heeft in dit geval dus tot fatale gevolgen geleid. Het is in diezelfde donkere da gen, dat de Duitsers als repre saille voor een aanslag op een militaire auto bij Valom in Dok- kum twintig gevangenen dood schieten. Een paar dagen na dit drama arresteren de bezetters bij toe val de jeugdige Petrus Wouds- ma uit Oostrum. Wanneer zij hem fouilleren vinden ze een in het Engels gestelde brief, waar in wordt verklaard, dat de da ders van die fusillade hun ge rechte straf niet zullen ontgaan. Petrus Woudsma wordt naar het Burmaniahuis in Leeuwar den gebracht, waar de Krimi- nalkommissar bij de Sicher- heitspolizei Wilhelm Arthur Albrecht in woede ontsteekt. Hij dreigt zijn arrestant te zullen doodschieten, waarop Petrus zegt, dat hij maar een arme jongen is en het niet met opzet heeft gedaan. "Moet ik daar nu voor doodge schoten worden?" vraagt hij. "Hoe oud ben je?" wil Albrecht weten. "Vijfentwintig", zegt Petrus Woudsma. "Dan ben je nog te jong om te sterven", antwoordt de Duitser sarcastisch. De volgende dag neemt Al brecht Petrus Woudsma in een auto mee naar de Wissesdwin- ger, waar hij hem laat uitstap pen en naar de Prinsentuin laat lopen. Dan maakt hij met een revolverschot in de rug een eind aan dit jonge leven. "Op de vlucht doodgeschoten", rapporteert hij aan zijn supe rieuren. Ook in dit geval heeft dus een kleinigheid - het bij zich hou den van een briefje - gruwelij ke gevolgen gehad. Na de Duitse nederlaag in "De Slag om Engeland" wordt de Operatie Seelöwe uitgesteld tot 1941 en daarna afgelast. En op een dag in 1949 komt de Duit ser Wilhelm Arthur Albrecht voor een Nederlands vuurpele- ton te staan.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1994 | | pagina 7