ZIJN ER TWEE GEWEEST OF WAREN ER DRIE? 'T KLEINE KRANTSJE DE MINI-VROUWTJES FOUTEN AMARILLA LEEUWARDEN IN BOEK EN BLAD VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 9 Nog maar net lag vier weken geleden de krant van de vorige maand bij onze abonnees in de bus, of wij kregen al de eerste reacties op de foto, die wij daarin plaatsten van de beide "mini-wiefkes". De heer S. van Heerenwaarden te Leeuwarden belde ons, dat de vrouwtjes vroeger in het Stadsverzorgingshuis zaten. Toen hij nog op de Griffie werk te, in het Paleis van Justitie dus, zag hij de dames wel over het Ruiterskwartier wandelen. "Ik zie ze nog voor me," zo zei hij ons. MOOI VROUWKE Mevrouw Sj. Westerhof-van der Kamp te Leeuwarden wist eveneens te melden, dat "het kleinste wiefke" in de Hania- steeg in het Stadsverzorgings huis zat. "Daar kwam ik wel voor het Leger des Heils als een meisje van elf jaar, dat was in 1929. Daar zongen we dan wel en ik herinner me die kleinste als een mooi vrouwke met een opvallend wit gezich tje. As je kien binne, viene je dat wat bijzonders", aldus me vrouw Westerhof. Vanuit Roordahuizum schreef ons mevrouw F. Sijtema- Scheepstra het volgende: "De kleinste vrouw herinner ik mij goed. Ik dacht, dat ze in de Haniasteeg woonde. Ik liep drie en veertig jaar geleden met mijn dochter, die toen vijf was, door de Doelesteeg. Het kleine vrouwtje stond voor de etalage van een kousenwinkel. Mijn dochter riep: "Oh mem, wat in lyts wyfke." De vrouw merkte, dat ik dat wat sneu vond en toen zei ze: "Och, dat hindert niks hoor. Sij siet wel, dat ik klein bin." Mevrouw Visser-Bons te Oen- kerk, die ons ook het Stadsver zorgingshuis noemde, wist ons .te melden, dat het kleinste vrouwtje de schoenen "omge keerd droeg" - aan de rechter voet had zij haar linkerschoen, aan de linker voet haar rechter. De heer B. Douma te Leeuwar den kon ons eveneens met ze kerheid berichten, dat het kiei- ne vrouwtje woonachtig was in de Haniasteeg, in wat heel vroeger het Armhuis en later Het paard Amarilla van de stal van Ritske Velstra aan de Har- lingerstraatweg behoort tot de beste tuigpaarden van ons land. Samen met zijn partner Ramona doet het dier mee aan een concours in Almelo. Op de terugweg naar Leeuwarden wordt Amarilla verkouden en een lelijke longontsteking is het gevolg. Twee weken is het kostbare paard ziek; dan komt het te overlijden. De dood van Amarilla betekent een groot verlies voor de eigenaar en de gehele Friese paardenfokkerij. (1930) het Stadsverzorgingshuis werd genoemd. "Eens per jaar," zo zei hij ons, "werd er vroeger in de zomer een autotocht georganiseerd door dokter Van Kollem en een kennis van mij kreeg toen dat kleine vrouwtje in de wagen met zich mee - dat vond hij toen hartstikke leuk." Wel, het is duidelijk wie al deze inzenders bedoelden met het kleinste vrouwtje van de twee, die wij in de krant hebben afge beeld. Dat was de eens zo be kende Sytske Tolman, van wie wij hierbij nóg een foto laten zien. Bijna haar gehele leven heeft "Kleine Sytske" zoals ze alge meen werd genoemd. In het Gemeentelijke Tehuis in de Haniasteeg gezeten, waar zij in haar jonge jaren op de naaika mer werkte. Toen Kleine Sytske vijf en tach tig was, in 1973, hebben wij haar voor 't Kleine Krantsje nog eens bezocht en zij zat toen al zeven en zestig jaar in het te huis - het was op de eerste maart 1906, dat zij hier als weesmeisje van achttien werd Van het kleine vrouwtje op deze foto weten we volstrekt zeker, dat het Sytske Tolman is. Maar het kleinste wiefke van de bovenste foto, is dat Sytske Tolman wel? (Foto's: Collectie Fenno Schou- stra/'t Kleine Krantsje) opgenomen. "Sytske is nog best bij de pinken en zo helder als glas," schreven wij toen. Dat het kleinste vrouwtje Syts ke Tolman heette, wist ook me vrouw E. Zijlstra-van der Wal uit Leeuwarden, die ons het volgende schreef: "Kleine Syts ke was een nicht van mijn va der - haar ouders waren arme schippers. Volgens de verhalen van mijn vader had de vader van Sytske haar als baby van de tafel laten vallen, waarna zij groeimoeilijkheden had en klein bleef. Mijn moeder nodigde haar af en toe een dagje uit tot groot plezier van Sytske, maar ook voor ons kinderen, want als zij op de stoel zat doken wij om de beurt onder de tafel om te zien, hoe zij met haar voeten schommelde, want die kwamen lang niet op de grond. Van haar vriendin weet ik niets, maar zij waren altijd samen. Als wij hen tegenkwamen, vroeg ze altijd of we wat eau de cologne op de zakdoek wil den. Ik geloof, dat ze toch een gelukkig mens was, ondanks het feit, dat ze nooit kind is ge weest tussen al die oude men sen." ZO ERG SCHOON "Die twee vrouwtjes," berichtte ons mevrouw T. van der Sloot te Leeuwarden "kwamen vroe ger vaak bij de familie Slof op visite, groenteventer in de Wes terstraat. Zij kwamen dan vanaf de Breedeplaats en ik dacht al tijd, dat zij bij het Weeshuis hoorden. Zij waren altijd zo echt schoon en die kleine had een scheef voetje, wat je wel kan zien. Leuk dat "redikuultsje aan haar arm!" En mevrouw M. S. Desmecht- Dijkstra te Leidschedam wist het volgende te melden: "Vol gens mijn moeder, J. Dijkstra- Bruinsma, geboren in 1912 in Leeuwarden, is de naam van de kleinste "Saakje". Ze was ongeveer een meter groot en werkte in het Stadsverzorgings huis als naaister en verstelster. Mijn moeder was toen plusmi nus elf jaar en wandelde veel met haar. Saakje was toen on geveer veertig jaar. Zij kwam veel bij de familie Gerrit Visser, groente- en fruithandelaar in de Lange Houtstraat. Het was een vrolijk wiefke." Goed, Sytske Tolman dus, die kleinste. Maar alles goed en wel: was dat wel zo? Is het be slist de kleine Sytske, die we op die ene foto zien? Vergelij ken we beide plaatjes, dan valt op de ene foto het kennelijke voetgebrek op, terwijl we daar van op de andere foto hele maal niets zien. Zou er hier dan toch nog een vergissing in het spel kunnen zijn? Hebben we hier wellicht niet te maken met twee mini- vrouwtjes, maar met drie? Mis schien zullen we nog eens overtuigd achter de waarheid komen. "Wie er oog voor heeft zal in onze goede stad nog honderd tallen gevelstenen kunnen ont dekken. Deze stenen visite kaartjes dateren uit de tijd, dat er van huisnummering nog geen sprake was. Men onderscheidde de huizen naar gevelstenen, die in de voorgevel werden ingemetseld. Buitengewoon veel variaties ko men voor; men heeft eenvoudi ge en ingewikkelde, gekleurde en gewoon zandsteenkleurige, grote en kleine. Er zijn er bij, die van de artistieke kwaliteiten van de maker maar een pover beeld geven; er zijn er ook, die uitmunten door kunstzin. In de loop der eeuwen hebben ze hun oorspronkelijke beteke nis verloren. Veel werden er opgeruimd, maar er bleven ook tientallen bewaard in museum kelders of in een gevelstenen- museum. Een mooi voorbeeld daarvan is de muur van het Burgerweeshuis in de St. Lu- ciensteeg, waar sinds 1924 een vijftigtal van deze "naambord jes", dankzij de "Vereniging tot behoud van gevelstenen" is aangebracht. Ze spreken stuk voor stuk van wat verloren ging aan culturele waarde. Aan elke steen is een verhaal verbon den, waarin gesproken wordt over de herkomst, de maker en het huis dat er eens mee was gesierd. Hoe komt bijvoorbeeld een steen met het opschrift Leeuwaarden (vroeger Betha- niënstraat 35) in Amsterdam?" (Uit: J. H. Kruizinga: "Zag u dit in Amsterdam?"-1978) Het is lang geleden gebeurd, dat een zekere Gerrit G., werk zaam op een bekend Leeuwar der bedrijf, jarenlang tot volle tevredenheid aan het eind van iedere werkweek zijn loonzakje in ontvangst kon nemen. Altijd klopte het als een bus, tot de laatste halve cent toe. Tot hij, bij het natellen van de inhoud, ontdekte, dat er vijf gul den te weinig in het zakje zat. En een bedrag van vijf gulden wós toen nog wat in die tijd. Dus toog Gerrit G., niet weinig aangebrand, naar het kantoor, waar de boekhouder over zijn centen ging. "Kiek," zei Gerrit tegen de re kenmeester, "wuust dit es eventsjes nakieke? Volgens mij sitte er vijf gulden te min in. A'k dit so tuus aflever bij de vrouw, dan waait er wat." Wel, de boekhouder haalde de boeken er bij, telde het geld se cuur na en zei: "Inderdaad Gerrit, je hebt ge lijk, er zitten vijf gulden te wei nig in." "Dat docht ik oek," reageerde Gerrit, "en die vijf guldens wu ik nog wel even vange!" "Tja," zei toen die boekhouder, "de vorige week heb ik ook een fout gemaakt, ontdek ik nu, "toen zat er vijf gulden te veel in je loonzakje." "Nou ja," antwoordde Gerrit toen, "we binne allemaal mar meensen met mekaar en we kanne oek allemaal wel es een fout make. En at dat nou één keer gebeurt, alla, dan sa'k daar niet over prate. Mar dit is nou al de tweede keer!"

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 9