OPGEPAST: PAARD OP HOL 'T KLEINE KEANTSJE ALS KIND NAAR KERMIS IN GROOTVADERS TIJD VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5 Een van de vermakelijkste at tracties was de cakewalk, een soort heen en weer en op en neer bewegende mechanische brug. Om er te komen moest je omhoog op een trap met bewe gende treden. Het was de kunst om tijdig over te stappen van de een op de andere trede van de naast elkaar bewegen de trappen. Het verveelde ons nooit om te kijken naar het domme gedoe van half dronken boerejongens en onhandige vrouwen, die niet begrepen hoe ze er op deze wijze konden ko-. men. De assistenten van het amusementsbedrijf lieten de mensen eerst wat doormodde ren, dan grepen ze in en duw den ze boven, waarbij ze man nen en vrouwen flink in het zitvlak grepen, dit alles tot hila riteit van de toeschouwers, waaronder wij. Steeds moesten we de tijd in de gaten houden. Appie waren wij op een bepaald moment kwijtgeraakt maar Jan was aan mijn zorgen toevertrouwd. Hij was nog maar acht jaar en ik zou zonder hem niet thuis dur ven komen. Omdat ik de oud ste was moest hij me wel vol gen. Er was maar één spektakel dat mij bleef boeien. Ik kon er niet genoeg van krijgen. Dat was de grote theatertent in het drukke middenvak, waar het Variété Mullens ieder half uur een voorstelling gaf en de kermis bezoekers naar binnen gelokt moesten worden. Voor ons was dat niet nodig. Wij genoten van de artiesten als deze zich na iedere voorstelling buiten aan het publiek presenteerden. VARIÉTÉ MULLENS De artiesten waren een sterk gespierde worstelaar, een jong leur, een fakir die onder meer een ladder met scherpe sabels besteeg op blote voeten en twee danseresjes, de laatsten in een oogverblindend kos tuum. Ze waren ouder dan ik met mijn tien jaar, waarschijnlijk een jaar of vijftien, zestien, maar het leek of dat warme ge voel voor de andere sekse bij mij op dat moment ontwaakte. Het leken wel engelen. De slanke figuurtjes gehuld in kleu rige maillots met daarover flu welen broekjes, bestikt met honderden zilver- en goudkleu rige lovertjes. Daarboven witte bloesjes met laag uitgesneden halzen. De gezichtjes opge maakt en de blonde haardos opgebonden en getooid met eenfelkleurig lint. Wie zou er geen plezierige herinneringen bewaren aan kermisbezoek in zijn jonge jaren? In drie afleveringen in 't Kleine Krantsje haalt onze abonnee "Igo Galama" her inneringen op aan de Leeu warder kermis van lang ge leden. Ademloos keek ik naar de meisjes of feitelijk maar naar één van hen. Hoewel ze op el kaar leken als een tweeling, was er maar één die bij mij dat verrukkelijke gevoel teweeg bracht. De directeur van het variété stelde zijn gezelschap voor, door een paar fratsen met de clown. "August kom eens hier!" "Ja, Mieneerrr," zei August met een gemaakt Duits accent. "Zeg mij het volgende eens na: Geachte dames en heren." Domme August had het niet goed verstaan en zei dan: "Verachte appels en peren." De directeur gaf August een klinkende klap en wij lachten om die flauwiteit. Als de directeur zijn artiesten een voor een naar voren had gehaald, stroomden de mensen de tent binnen. De directeur pakte de trompet, de worstelaar de trombone en August de grote trom. Ze speelden een Duitse mars en de meisjes dansten, wat niks voorstelde, maar ik was er ka pot van. BENEN OMHOOG Ze gooiden de benen omhoog en ik stond met open mond te kijken. Wat een vrouw. Het zou het grootste genot zijn om met zo'n vrouw getrouwd te zijn, hoewel ik mij geen voorstelling van trouwen kon maken. "Gaan we nou weg?" zeurde Jan, die het nu wel genoeg vond, maar wij gingen pas toen de artiesten naar binnen waren gegaan en de voorstelling be gon. Dan slenterden we weer over het immense kermister rein, overwegende of wij één of twee centen zouden offeren voor een zuurbal of een oliebol, maar na een half uur stonden we weer voor het Variété Mul lens. "Dat hebben we toch al ge zien," zei Jan. "Mond houden," zei ik dan. Hij moest weten wie de oudste was. Wat benijdde ik die mannen die de hele week in de nabijheid waren van die nimfen en de volgende week misschien weer op een andere kermis. Ik kon nergens anders meer aan denken. Op school moest ik honderd strafregels maken omdat ik bij het lezen niet op lette en geen antwoord wist, toen de meester vroeg: "Henk, zeg jij eens waar we zijn geble ven." Iedere avond was ik op de ker mis en ieder half uur stond ik met een brok in de keel te sta ren naar de schoonheden van Variété Mullens, hopende dat ze mij tussen de menigte zou den ontdekken, maar wat zou een jonge vrouw zien in zo'n kind. FEEST VOORBIJ De volgende maandag was het feest voorbij. Het zou een jaar duren voor dit grootste open luchtfeest weer plaats zou vin den en o, wat duurde een jaar toen lang. Op dinsdag haastte ik mij uit school nog eens naar het grote plein. Wat zag het er nu treurig uit. Er waren al hele kale plek ken. Van de stoomcaroussel, van de stoommachine en van het machtige orgel was niets meerte zien. Van Variété Mullens was de tent al afgebroken. Enkele mannen waren bezig de houten banken in een vrachtauto te la den. Hé, die dikke ongeschoren man in z'n blauwe overal, was dat de worstelaar niet en die andere gekleed in een sjofel jasje, een peuk sigaret op zijn onderlip hangend, was dat de directeur zelf niet? De deur van de woonwagen ging open. Een meisje, het haar slordig om het gezicht hangend, gekleed in een slob berbroek kwam met een blad met kopjes naar buiten. "Moe ten jullie koffie," riep ze met een schelle stem. Was dat mijn aanbeden schoonheid? Ja, vaag herken de ik de gelaatstrekken. Het gezicht was nu niet opgemaakt, het haar was niet verzorgd. Was dat mijn droomkoningin? Wat had ik een spijt, na al dat moois, de kleuren, de glitter en de muziek, dat ik ook de ont luistering had willen meema ken. Ik was snel uit de gelukza ligheid op aarde terug gekeerd. Het zou een jaar duren voor Variété Mullens zijn tenten op het grote plein weer zou op slaan. Dat ik er getuige van zou zijn, vast en zeker. Op een dinsdagmiddag om half twee slaat er op de Harlinger- straatweg een paard van de Marssumer F. Kuikhof op hol. Het beest neemt de benen en zet het op een lopen in de rich ting van het centrum van de stad. Als het paard ziet, dat de- Vrou- wenpoortsbrug net is afge draaid, slaat het keurig rechtsaf en rent het verder door de Har- lingerstraat. Maar daar bevindt zich net op dat moment de vijf jarige Saapke Heineman, die zelf Achter Landbuurt woont. Saapke wordt geraakt en breekt haar rechter onderbeen. Dokter Eecen, die hier vlak om de hoek woont, legt een voorlo- Ongeveer op de plaats, waar ooit de zo bekende "Lollige Johannes" zijn snoepwinkeltje had, op de hoek van het Schoenmakersperk en de Groeneweg, heeft onze abonnee de heer R. A. Reitsema gestaan, toen hij dit punt van het oude Leeuwarden met zijn tekenpotlood vastlegde. Het ligt dan ook voor de hand te veronderstellen, dat de handkar, die op deze plaats zo'n prominente plaats inneemt, van deze Johannes Velkers was. Maar toen de nu in Stavoren wonende heer Reitsema deze tekening vervaardigde, in 1956, leefde Lollige Johannes al lang niet meer - het was gedurende de Tweede Wereldoorlog, dat de Leeuwarders de populaire nijvere koopman ("Kwattaaaa van Bredaaal") voor het laatst in levende lijve konden aanschouwen. En dan nog even voor alle duidelijkheid: wat we op de achter grond zien zijn de bomen, die stonden in "het driehoekje' tussen de Wissesdwinger en de Prinsentuin. En de scheep jes liggen in de stadsgracht - nog verder kunnen we een stuk van de Noordersingel zien. Een erg bekende Leeuwarder, die zich als werknemer van de Coöperatieve Condensfabriek Friesland wist op te werken van spoeljongen tot hoofd van de Bouwkundige Dienst, was de heer Willem J. Branderhorst. Eens heeft hij voor 't Kleine Krantsje herinneringen aan zijn werkzame leven opgehaald, waarbij bleek, dat hij bij de Condens ook wel eens voor bij zondere moeilijkheden kwam te staan. "Als je bijna vijftig jaar in zo'n fabriek werkt, maak je wel eens gekke dingen mee" aldus de heer Branderhorst. "Eens had ik een meningsverschil met een vent, die al eens zoveel jaar in de kast had gezeten voor een moord. Een boom van een ke rel, die me zomaar even optilde en vasthield boven een tank met tweeduizend liter kokende melk. 'Nou, seg het mar' riep ie, 'mut ik je loslate of niet?' Een ande re keer lag diezelfde knaap z'n roes uit te slapen in een partij zakken in de fabriek. Toen heb ik hem moeten ontslaan, maar daarmee was de kous niet af. Toevallig werkte zijn zoon ook bij de Condens en die sloeg me toen zomaar even met een moker op het hoofd. pig noodverband - daarna gaat het hevig geschrokken meiske naar het Bonifatius Hospitaal. Het paard, dat nu blijkbaar tot het besef komt, dat zo'n vlucht zonder doel ook niet alles is, komt daarna al gauw tot stil stand - toesnellend volk kan het zomaar bij de leidsels pak ken. (1925) "Kiek briggedier, nou mutte je er wel voor sorge, dat gien meens dit vertrek verlaat.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 5