'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 4 heid gehad, omdat ik met alles werd vergeleken met mijn zus ter, wat altijd in mijn nadeel uit viel. In de derde klas moesten wij eens een boek tekenen. Een van de kinderen vroeg of we daar een naam op mochten zetten. Het mocht en we moes ten zelf maar een naam bedèn- ken. Nu had mijn zuster net een boek gekocht met de titel 'Liefde' en die naam schreef ik ook op de tekening van het boek. Toen juf Zijlstra dat zag werd ze woedend en ze zei: "Zo één schrijft dat er op!" Ze haalde juf Dorenstouter er bij en ik weet nog, dat die zei: "Stille waters hebben diepe gronden". Prettige jaren heb ik in de drie klassen met juf Zijlstra dus niet gehad. Maar ja, het is nu alle maal verleden tijd. School 14 is er niet meer en de straat waar wij woonden, de Lindebuurt, is er ook al niet meer. Gelukkig brengt 't Kleine Krantsje al deze dingen weer in herinne ring! Amsterdam Mevr. D. Reisiger DE KERMIS VROEGER Als kind naar de kermis: in mijn jongensogen was er in de twin tiger jaren maar één prachtig etablissement, de stoomca- roussel van Wolff, Janvier of een ander. De glitter van het front, de steigerende paarden tot in de hemel, prachtig. Het allermooiste van deze at tractie was de locomobiel die in het centrum van de molen stond opgesteld. Dit was het hart van het draaiende wonder met de galopperende paarden en wiegelende engelenbakken. De machinist, tevens stoker, was een streng-uitziende fi guur, die door zijn doen en la ten duidelijk liet uitkomen, dat hij de man was, waar eigenlijk alles om draaide. De machine zelf was altijd een mooi opge poetst pronkstuk. De wentelen de wiëlen, de heen en weer- gaande schuif- en zuigerstangen, alles ging ge ruisloos, dat was het wonder der techniek. De vuurmond, de veelvraat, de prachtig loeiende koperen stoomfluit, de warmte en aparte geur van warme smeerolie. Daarbij de harmoni sche muziek van een concert- draaiorgel. Het allermooiste van de machine was de stoom-re- gulator, die ervoor zorgde, dat de molen een regelmatig rond draaiende beweging kreeg, le der zal zich die koperen ronde, in het ronddraaiende ballen herinneren, het geheim van de snelheid van de molen, het ver nuft van de toen levende men sen. De stoomcaroussel is er nu niet meer. Krachtpatserige toestel len hebben de plaatsen van ge zellig vertier ingenomen. Oor verdovend lawaai uitbrakend: voor hen die het anders heb ben beleefd, iets onechts, af stotend. Toch ziet men nog wel eens op kermissen in het bui tenland zo'n caroussel. En zelfs in Nederland draait er nog een, elke dag in de Efteling. Maar de echtheid van het gebeuren is weg. Er staat nog een loko- mobiel in het centrum, ook draait hij nog mee met de mo len, maar alles wordt electrisch aangedreven en de koperen fluit werkt wel, maar nu met perslucht, alles nep. De rook, de damp, de geur is weg, ook de machinist, de ko- perenballen van de regulateur draaien nog, zonder functie. Men kijkt er naar en krijgt er een desillusie bij met kauwgum onder de schoenzolen. Nee, die dit heeft uitgevonden.... Leeuwarden W. D. Lijfering PLEZIERIGE HERINNERINGEN Onlangs schreef Rinze van der Heide over de breikokerij van Taekema. Als jonge meisjes speelden wij veel met een dochter, Apolonia. De kokerij was in de Willem Loréstraat, maar de achteringang aan Ach ter Pietersburen waar wij woon den. Ze hadden daar een schommel en die ging vlak voorbij de paardenstal - er was toen nog een paard. Ook werkte er een Ome Jan. Hij was mank en ik meen, dat hij een broer van vrouw Taeke ma was. Die supenbrei was een hele tractatie, al was één liter niet veel voor ons gezin van zes personen. Rinze noemde ook een Henk Luurs. Ook iemand die ik mij goed kan herinneren. Hij was in onze jeugd een goeie vriend van Watze van Driesten. Er werd veel op straat ge speeld. Vervelen deden wij ons nooit. Knikkeren en hoepelen en touwtje springen. En kaat- (Vervolg op pag. 8) winter alvast droogzwemmen en eindelijk was het zo ver: op naar de Grote Wielen met de bus.^ Nou, daar stonden we in de rij aan de kant met Juf al in het bad en die wilde ons een voor een in het ijskoude water heb ben. Op die lage temperatuur was je niet bedacht en na een ploemp in het bad kwam het ijskoude water wel tot borst hoogte toe. Van schrik riep ik "Oh moeke, oh moeke!" en toen was het allemaal lachen natuurlijk. Later moesten we van deze eerste zwemles een opstel ma ken en toen moest een mede leerlinge zo nodig vertellen, dat Janny geroepen had van "Oh moeke, moeke". Nou dat heb ik geweten, want wanneer ik daarna op een vraag geen antwoord wist, rea geerde de meester onverander lijk met de opmerking: "Tja, dan moet je ook maar niet roe pen van "oh moeke, oh moe ke Het gevolg was, dat ik voortaan mijn mond maar hield als ik een beurt kreeg, zodat ik slechts vijfjes kreeg: ik kon dus niet meer leren. "Hoe kan dat nou? zei mijn va der, maar ik durfde niets te zeggen, want dan was vader naar school gestapt en had die jonge meester bij zijn kladden gepakt en door elkaar geram meld! Apeldoorn J. Boersma-Van der Wijk PEDAGOGIE VAN VROEGER Bij mevrouw Y. Boersma-Terp- stra, die geen prettige herin neringen had aan School 14 A, zat ik in de klas van juf Zijlstra. Ik kan me haar nog goed herin neren, net als de meisjes Sme ding en Mary Stevens. Zelf ging ik in 1923 naar school en ik kwam bij juf Zijlstra in de klas. Toen ze mijn naam hoor de vroeg ze of ik soms een zusje had die Liesje heette. Dat klopte, waarna ze me van on der tot boven bekeek en op merkte: "Je ziet er lang zo aar dig niet uit als je zuster'. Ik was nogal verlegen en mijn zuster was precies het tegeno vergestelde en zij was haar lie velingetje. Mijn moeder vertelde wel dat juf Zijlstra al op de stoep stond, wanneer Liesje maar een dag ziek was, anders kwam het kind zo achter met leren. Of dat er aan heeft bijge- 'dragen dat mijn zuster allemaal achten en negens op haar rap port had weet ik niet. Alle drie jaar dat ik bij juf Zijl stra in de klas zat, heb ik narig JAN EN ABE LENSTRA Het verhaaltje over de gelijke nis van Abe en zijn broer Jan Lenstra in het juli-nummer van 't Kleine Krantsje deed bij mij een bijzondere herinnering bo venkomen. In 1937, toen ik in Sneek woonde, woonde ik daar aan de Lemmerweg een wedstrijd bij tussen Sneek en Heeren veen. Heerenveen was toen nog tweede klasser en Sneek was een geduchte tegenstan der, die niet veel kansen weg gaf. Tot, tenslotte, Abe een keer doorbrak en scoorde. Dat meende hij tenminste. Zo niet de arbiter, die buitenspel had geconstateerd. Hier was Abe het lang niet mee eens en luid ruchtig bezwoer hij niet langer meer te willen spelen. "Kom mei jonges, fan't fjild óf, kom mei," riep hij tegen zijn maten. En inderdaad: een viertal wilde hem volgen en maakte ook aanstalten het speelveld te ver laten. Maar juist op tijd kon het bestuur onder leiding van de burgemeester van Aegwirden voorkomen, dat het ook ge beurde: de heren dreven het hele groepje het veld weer in. Of Heerenveen toch won en een stapje dichter bij het eerste klasserschap kwam, weet ik me nietmeerte herinneren. Wel weet ik nog, dat de club van de Lenstra's in 1938 ge promoveerd was, want toen was ik weer Leeuwarder ge worden en zag ik de ploeg ach ter het Borniapark spelen tegen de eerste klasser Friesland. Een hele leuke herinnering aan die wedstrijd vind ik nu nog, dat de gebroeders Lenstra in de pauze zichzelf en de bal geen rust gunden. Zij gingen niet mee theedrinken, maar hielden de bal koppende in de lucht en gedurende die vijftien minuten heeft de bal het gras niet ge raakt! Assen L. Scheepstra Het is grappig, dat u zich het "optreden" van de kop pende Jan en Abe Lenstra tijdens een wedstrijd tegen Friesland herinnert. Ook wij woonden toevallig die wed strijd bij en we weten nog, dat hun bijzondere demon stratie veel indruk maakte op het publiek. De beide cracks waren toen nog jong en pas later zou vooral Abe een grote bekendheid krij gen. Red. 't KI. Kr. "HITLER" In het laatste nummer, dat ik als altijd weer met veel plezier las, schreef u, dat de zoge naamde 'Hitier', voor wie een paar meisjes op de vlucht sloe gen, u deed denken aan een doofstomme meneer, die altijd zeer opvallend groette door zijn hoed met een grote zwaai bijna tegen de grond te slaan. Inderdaad, dat was ook zo. Het was doofstomme Okke. Okke Solkema woonde bij zijn moe der in Exmorra. Elke dag kwam hij naar Bolsward. Hij was huis knecht bij de notaris. Het was 'n vriendelijke man. Lang, slank, lachend, joviaal. Hij droeg altijd 'n hoed en liep met naar buiten gekeerde voeten (Charley Chaplin). Het leek of het snorretje 'n hazenlip ver borg, maar dat was niet zo. Niet te verwonderen, dat de lie ve jeugd hem wel eens plaag de. Dan zwaaide hij wat met z'n armen en stootte 'oehoe, oehoe'-geluiden uit. Maar hij deed geen kwaad. Inmiddels is deze figuur ook uit het Bolswarder stadsbeeld ver dwenen. Hij is allang overle den. Ook daar groette hij altijd met een diepe buiging en een elegante zwaai met de hoed. Succes met de volgende afle vering! Leeuwarden A. M. v. d. Lisdonk-v. d. Ven PEDAGOGIE VAN VROEGER Wanneer we leesles hadden, vroeger op School 14b, moes ten we beurtelings een eindje lezen uiteen boekje. Eens werd ik bijzonder geïnte greerd door een plaatje in zwart-wit, dat in zo'n boekje voorkwam. Er stond een gevel- wand op met een uithangbord en een stoepje. Op de stoep stond een jongetje met een hengselmand aan de arm. Het bijbehorende verhaaltje ging over een jongetje Isidoor, die een boodschap moest gaan doen. Het plaatje boeide me zo, dat ik een stuk papier op het boek je legde en het prentje begon na te tekenen. Tot ik plotseling opschrok toen mijn naam werd genoemd en de hoofdmeester, die wij "me neer" moesten noemen, naast me bleek te staan. Hij ontdekte mijn tekenpoging en zei: "Kin deren, wij hebben Isidoor hier al in de klas. Jetze is dus nu Isidoor en zo gaat ie in 't ver volg heten, hè Isidoor." Maar geen van de andere kin deren heeft mij later ooit zo ge noemd - kennelijk hadden mijn klasgenootjes meer pedago gisch inzicht, dan deze "Hoofd meester" van School 14b. Leeuwarden Jetze Visser PEDAGOGIE VAN VROEGER Lang geleden, in de zesde klas van de lagere school in de Schoolstraat, zouden we zwemmen leren. Dus de gehele

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 4