BEROEP SCHERPRECHTER NIET VOOR IEDEREEN PEKEJEUDHAD ALTIJD ZELFDE GRAP STRENGE EISEN IN STRENGE TIJD YPESCHAAF BEKEND VOORDRAGER GEMEDEN ALS DE PEST WIJ JE DIE TOL NI ET LANG ER HEWWE? pagina 6 Werden er in vroeger eeuwen door de rechterlijke macht doodvonnissen geveld alsof het niks was en vonden veel ongelukkigen om geringe vergrijpen hun levens eind op het schavot of aan de galg, terwijl de gehele rechtspleging getuigde van een onbeschrijfelijke wreedheid, toch werden er, zelfs in die tijd, scherpe eisen gesteld aan de beulen, die de forse vonnissen moesten voltrekken. Het was bepaald niet 20, dat terdoodveroordeelden na het aanhoren van hun vonnis in handen vielen van een scherp rechter, die bij wijze van spre ken met de gevonniste maar kon doen wat hij wou. Er werd van de beui in die duistere dagen in zekere zin een zuivere instelling verwacht en het schijnt zo te zijn ge weest, dat niet alleen de heren rechters, maar ook de nieuws gierige toeschouwers bij een executie veel vakmanschap verwachtten van de scherp rechter. Maakte de beul bijvoorbeeld bij een onthoofding een misslag, wat nog wel eens gebeurde, dan werd hem dit zeer kwalijk genomen en moest hij een ver oordeelde geselen, dan diende beslist voorkomen te worden, dat het slachtoffer onder het geweld van het folteren stierf. Vanzelfsprekend was het, dat van de beul werd verwacht, dat hij een verdachte of een ver oordeelde op de pijnbank op de juiste wijze martelde en na de behandeling diende hij wel te zorgen voor 'de eerste hulp'. Dat betekende dus, om maar wat te noemen, dat hij ledema ten, die hij uit het lid had ge trokken, weer keurig op hun plaats moest brengen en hij zal, zo nu en dan, ook wel hier of daar vloeiend bloed hebben moeten stelpen. Zo kregen de beulen door hun beroep heel wat kennis van het menselijk lichaam en toen aan het eind van de achttiende eeuw het ambt van scherprech ter in Nederland verdween, moeten sommigen van deze beroepsbeoefenaars als heel kundigen verder hebben kun nen gaan. Overigens werd de beul, die beroepshalve zijn bloedige handwerk verrichtte, door het gewone volk gemeden als de pest. De mensen plachten de officiële scherprechters links te laten liggen en omdat het uitoe fenen van het beuisvak ook daarom niet erg aanlokkelijk was, moest er zo nu en dan een beroep worden gedaan op de leden van buitenlandse 'scherprechtersfamilies'. Het verschijnsel deed zich voor, dat het bizarre beroep vaak overging van vader op zoon - was de vader scherp rechter geweest, dan werd de zoon het ook. Leden van zo'n traditionele beulsfamilie zijn in Leeuwarden waarschijnlijk de Van Gorkum's geweest. Dirk Philippus van Gorkum was hier scherprechter van 1702 tot 1726. Hij werd opgevolgd door Chris- tiaan Dirck van Gorkum en dat was vermoedelijk zijn zoon, die op zijn beurt werd afgelost door een nazaat, die Theodorus van Gorkum heette - hij was hier omstreeks 1775 de officiële, maar door iedereen gehate en gemeden scherprechter. Hoezeer het beroep van beul bij voorkeur "in de familie" bleef, bleek in het jaar 1730, toen Catharina Dirk's van Gor kum, de dochter van de scherprechter Dirk Philippus van Gorkum, in het huwelijk trad met een zekere Joannes Hendriks Fughten. Want wat was diens beroep? Juist ja, ook hij was scherprechter en wel in Schutrop, een plaats in Duits land. Er heeft in het oude Leeuwar den aan de Groeneweg een fi guur gewoond, die altijd als 'Peke Jeud' of 'Peke de Jeud' werd aangeduid. Deze Peke hield toezicht op de verlaten Joodse begraafplaats tussen de Prinsentuin en de Groene weg. Wanneer kwajongens over de schutting van het Tournooiveld klommen om zo op deze be graafplaats te komen, en dat gebeurde nogal eens, kon Peke Jeud razend worden en het was de belhamels dan ge raden overhaast te vluchten. Peke mocht graag de petten van de jongens afnemen en stopte die dan in een zak, die hij altijd op de rug droeg. Ook gebeurde het vaak dat Peke van tollende jongens zomaar de tol afpakte. Protesteerden de slachtoffers dan zei Peke met een geheimzinnige grijns op zijn gezicht: "Die tol kan ik langer makel" TOLTERUG Maar altijd wilden de knapen zo'n tol vanzelfsprekend terug hebben en dan vroeg Peke: "Oh, wijje em niet langer hew- we?" "Nee!" was het dan, waarop Peke Jeud triomfante lijk reageerde met: "Nou a'jou em niet langer hewwe wille, dansalikemmaarhouwe. Van Peke Jeud, die ook een handeltje had in 'kalkenend- sjes', werd verder verteld dat hij vrijdags op de markt de tabakspijpjes, die de boeren in hun mond hadden, zo virtuoos met een steentje kon raken, dat de kop van de pijp over de grond rolde en slechts het steeltje tussen de tanden van die boeren bleef zitten. "Die bliksemse kwajongens" zei Peke dan om de gedupeer de boer meteen een nieuwe pijp te koop aan te bieden. Alzo: een mooi verhaal, maar of het allemaal werkelijk zo ge beurde? Wel, dat zal niemand ons meer kunnen vertellen - die uitgekiende Peke leeft al heel lang niet meer en van alle boeren, die dit eens overkwam, vertoeft er ook al niemand meer in het land der levenden. Op de leeftijd van een en vijftig jaar overleed in het Diacones- senhuis de heer Ype Schaaf, in vroeger jaren bekend als voor drager en als exploitant van het Oranje Bierhuis. Vier maanden geleden heeft hij om gezondheidsredenen het exploiteren van zijn café, waar in hij dertien jaar lang de scep ter zwaaide, moeten staken. Na een smartelijk lijden is er nu een eind aan zijn leven geko men. (1930) De beul bij zijn bloedige beroepsbezigheden betrapt.. (TekeningenCollectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 6