'T KLEINE KKANTSJE DOOR FENNO L. SCHOUSTRA TRIENTSJE OVER DE HOED SWATTE WILLEM MANUS VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN OPVALLENDE FIGUREN IN HET VROEGERE LEEUWARDEN Altijd hebben er in Leeuwar den wel opvallende figuren gewoond. Mannen en vrou wen, die min of meer uit de pas liepen en die door hun gedrag of uiterlijk bijzonder de aandacht trokken. Van eigenlijk al deze mensen kon gezegd worden, dat ie dereen ze kende - vooral in vroeger jaren, toen de stad nog veel kleiner was, waren dergelijke pommeranten bij jan en alleman bekend. In deze rubriek zullen wij een aantal van hen nog eens de revue laten passeren. Een bijzonder opzienbarende fi guur in en om Leeuwarden, is tot aan het eind van de vorige eeuw een zekere Trientsje ge weest. "Trientsje-over-de-hoe- oed" noemden de mensen haar en zij dankte haar faam aan een merkwaardige eigenschap, die zij tot een gewilde attractie maakte. Voor het incasseren van een geringe beloning was Trientsje bereid tot het verrichten van een huzarenstukje, dat altijd weer met open ogen werd aan schouwd: met een gracieus ge baar placht de vrouw over haar op de grond gelegde hoed heen te springen... Swatte Willem wou ook wel op auto's passen (foto: Fenno Schoustra) Trientsje-over-de-hoe-oed was een klein blozend vrouwtje met een paar doffe ogen. Zij ging netjes in zwarte kleren gekleed en zij droeg ook een zwarte, platte en gladde strooien hoed. Kreeg zij het idee wel een klei nigheidje te kunnen verdienen, dan legde zij haar hoed op de grond, trok met beide handen haar rok een eindje omhoog, nam een aanloopje, en maakte een sprongetje over haar hoed heen. Dan keerde zij zich om, sprong er nog eens overheen en zong er een liedje bij: "Apelonia, Apelonia, Apelonia zijt gij". Soms luidde de tekst van haar gezang: "De kinderen liggen in het lange stro./Zij slapen nog als ratten/O zo je mannetje/O zo je mannetje/'t Is voor de vrouw niet uit te staan." In haar tijd moet men dit trucje van de vrouw met het even op tillen van haar rok als iets pi kants hebben gezien en er wa ren altijd en overal weer mannen te vinden, die haar graag tot deze frivoliteit verleid den. Niet alleen in Leeuwarden, ook in de naaste omgeving en zelfs tot ver buiten de stad werd Trientsje-over-de-hoe-oed zo een graag geziene figuur en er zullen ook niet veel bekende dorpsherbergen zijn geweest, waarin men Trientsje nimmer kon bewonderen. Overigens is het ook wel ge beurd, dat Trientsje haar in komsten trachtte te verhogen door het verkopen van lucifers, wat in die goeie ouwe tijd voor meer eenvoudige lieden een bron van inkomsten is geweest. Het levenseinde van deze zo populaire Trientsje-over-de- hoe-oed kwam op een wel heel tragische wijze: "optredend" bij de jaarlijkse harddraverij in Bui tenpost moet zij omstreeks de eeuwwisseling door een boer met een sjees en een paard zijn doodgereden. Of was het, zoals in die tijd ook wel werd beweerd, op de ker mis in Akkrum, dat zij jammer lijk om het leven kwam? Er is nu helaas niemand meer, die hierover zekerheid kan ver schaffen: ook alle getuigen, die er weleer zo'n aardigheid aan hadden Trientsje over de hoed te zien springen leven nu al lang niet meer. Een stadgenote, die in het vroegere Leeuwarden zeker geen algehele bekendheid ge noot, maar die men in de buurt van het Vliet toch wel heel goed kende, werd "Bokkes- met-Neuzen" genoemd. Bokkes-met-Neuzen woonde in het zogenaamde Gouden Huuske, dat stond op de plaats, waarbij later de brug tussen de Bleeklaan en de Bote van Bolswertstraat werd gebouwd. We weten niet hoe haar werke lijke naam luidde, maar wel, dat zij bokkingen verkocht, kleine bokkingen met hele grote kop pen. Dat moeten echte Lemster gedroogde bokkingen zijn ge weest, die er blijkbaar nu niet meeraijn. Vaak tikten kinderen bij dit bok kingvrouwtje op de ruiten om plagend te roepen "Bokkes- met-Neuzen - Koppen-as-Reu- zen". En zo is er een tijd geweest, dat iedereen in de omgeving van het Vliet wel wist, wie er met de kreet Bokkes-met-Neu zen werd bedoeld. Een bekende verschijning in de binnenstad was tot diep in de vijftiger jaren de goedmoedige Willem Ónclin, die meestal ge woon als "Willem" of als "Swatte Willem" werd aange duid. Jarenlang was hij - op eigen initiatief - een trouwe fietsen- oppasser, die ook automobie len wel in de gaten wou hou den, wanneer de eigenaars tenminste duidelijk bereid ble ken zijn diensten met een klei nigheid te honoreren. Late wandelaars, die via onze binnenstad huiswaarts keerden, konden zonder mis op een ont moeting met Willem rekenen: zijn werkterrein lag immers in het centrum en zo lang de bio scopen nog draaiden en de ca- Hermanus Petrus de Vries - dat was zijn eigenlijke naam, maar de meeste stadgenoten zullen hem alleen als "Manus" hebben gekend, Manus van de bloemen, Manus van het blad De Sportwereld. Manus was "een echte ouwe Leewadder", een markante, ui terst werkzame en bedrijvige fi guur, die tientallen jaren in het drukste stadscentrum een op vallende verschijning is ge weest. Groot geworden in de omge ving van de Bleekerstraat, zou Manus zijn geboortestad altijd trouw blijven en buiten de stadsgrenzen heeft hij zich maar hoogst zelden laten zien. Elf jaar was de kleine Manus, toen hij als inzeper bij de kap per De Vries op de hoek van de Nieuweburen en de Monni- kemuurstraat begon. Daarna werd hij loopjongen in de groentezaak van "lange" Visser aan de Voorstreek, vervolgens "vellen-vouwer" bij Jongbloed aan de Grote Kerkstraat en ar beider op de cichoreifabriek aan het Oldegalileën. Ook de Lijempf en de zakkenhandel van Dwinger mochten van Ma nus' werkkracht profiteren. Manus met z'n bloemetjes ven tend op de Amelandspijp (foto: Fenno Schoustra) Maar toen hij zelf de zak kreeg bij die zakkenhandel besloot hij "in de handel" te gaan: met het verkopen van bloemen en bla den kreeg Manus de Vries een aardig belegde boterham bij el kaar. Als bloemenkoopman prees hij op verschillende punten in de stad met een nooit aflatende ijver z'n tulpen, narcissen en mimosa aan; als krantenventer bracht hij iedere maandagmor gen sportbladen aan de man. Dat laatste geschiedde dan al tijd met het kort uitgestoten: "Sporreid! - Sporreld! - Spor- reld!" en waarempel, er waren dan maar weinigen, die niet di rect begrepen, dat hij met die vreemde kreet "De Sportwereld bedoelde. Een kunstzinnige activiteit van deze opvallende figuur was zijn optreden als model voor Leeu warder tekenaars: met z'n bloe menmand aan de arm liet hij zich graag vereeuwigen. In negentien negen en zestig, toen de memorabele Manus ook negen en zestig was, werd hij aan de stad ontrukt - een gevaarlijke ziekte sleepte hem naar het graf. fé's en restaurants nog geo pend waren, bleef Willem bij de fietsen op z'n post. Vroeg naar bed ging hij in ieder geval nooit en tot diep in iedere nacht kon men hem zien rond struinen in de buurt van bijvoor beeld cafetaria's, waar voor deze Willem blijkbaar altijd wel wat te halen was. Tot in het begin van de zestiger jaren bleef Willem Onclin zo een overbekende stadsfiguur, die tenslotte geruisloos uit het beeld verdween: op een kwaaie dag verdween hij als patiënt in de Psychiatrische Inrichting in Franeker. Daar heeft deze geboren Am sterdammer de laatste jaren van zijn leven doorgebracht en hij is er eind negentien vijf en zestig gestorven, toen hij ne gen en zestig was.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 7