OPVALLENDE FIGUREN IN HET VROEGERE LEEUWARDEN 'T KLEINE KRANT5JE DE PAPEGAAI DE BLIKKEN DOMINEE HEILIGE MARIE DOOR FENNO L. SCHOUSTRA VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7 Altijd hebben er in Leeuwar den wel opvallende figuren gewoond. Mannen en vrou wen, die min of meer uit de pas liepen en die door hun gedrag of uiterlijk bijzonder de aandacht trokken. Van eigenlijk al deze mensen kon gezegd worden, dat ie dereen ze kende - vooral in vroeger jaren, toen de stad nog veel kleiner was, waren dergelijke pommeranten bij jan en alleman bekend. In deze rubriek zullen wij een aantal van hen nog eens de revue laten passeren. Bouwe Westra, alias De Pape gaai. (Foto: Fenno Schoustra) ook dagelijks in de buurt van onze ziekenhuizen op, wach tend op de zusters, die deze inrichting verlieten. Liet hij zo zijn oog vallen op een aantrekkelijke candidate, dan kon het gebeuren, dat hij op z'n fiets sprong om als een vurig verliefde jongeling zo'n meisje te achterhalen. Het laat zich denken, tot welke gesprekken deze ontmoetingen leidden en hoewel De Pape gaai ons meer dan eens verze kerde "wel tien zusters" aan ie dere vinger van zijn hand te kunnen krijgen, is dat er nooit van gekomen, zelfs niet met maar één. Toen de buurt van de Houtstra ten werd gesaneerd en voor Bouwe Westra de last van de jaren toch begon te tellen, kreeg hij een plaats in het Stadsverzorgingshuis aan de Haniasteeg - hij moet zijn le ven daar in alle opzichten als minder kleurig ervaren hebben. Tenslotte vond hij een onder dak in het Tehuis Nieuw Tou- tenburg in Noordbergum. En hij was al aardig op weg naar de negentig, toen hij daar in ne gentienzeventig overleed, bij veel Leeuwarders de herinne ring achterlatend aan een hoogst merkwaardige stadge noot, van wie gezegd kon wor den, dat hij er letterlijk gekleurd op stond - en dat jaren en ja ren lang. van weleer de zonderlinge Ma rie Rondema gekend, een vrouw, die als "Heilige Marie", of als "Vrome Marie" en zelfs wel als "Het engeltsje vanne Ouwegleien" door het leven ging- Men kon wel zeggen, dat deze Marie Rondema, in Wirdum ge boren in achttienvierenzestig, aan godsdienstwaanzin leed: al haar gedachten richtten zich op de kerk en haar geloof en zij beeldde zich in, dat ze een kind van de Heilige Antonius was. Vol extase kon zij dan ook in de Dominicuskerk voor het beeld van deze heilige gaan staan en eens riep ze in ver voering uit: "Ik ben een kind van Antonius!" Waarop de toenmalige koster Kamsma, die op de hoek van de Bontepapesteeg woonde, reageerde met een nuchter: "Ach meens, jou mutte niet su liege, Antonius het noait kien- dershad!" In haar jonge jaren is Marie Rondema in haar geboorte- t plaats huishoudster bij een boer geweest. Toen die ging rentenieren, kocht hij aan het Oldegalileën in Leeuwarden een huisje (nummer 91), dat hij de vrouw in vruchtgebruik gaf. Heilige Marie maakte daar een klein tempeltje van, helemaal in de sfeer van haar onschuldige geesteswereldje. Stoken deed zij er nooit, "want", zei ze wel eens, "ik hew het overal even warm". In de Dominicuskerk had Heili ge Marie de gewoonte om pal onder de preekstoel plaats te nemen: tijdens de preek bad zij dan demonstratief hardop de rozenkrans. Kapelaan Bouw huis, aan wie Marie op de een of andere manier een hekel had, raakte dan de draad van zijn betoog kwijt, waarna koster Schaafsma haar met zachte hand moest verwijderen. Dat lukte niet zo best, omdat Heili ge Marie zich niet zomaar bij haar God vandaan liet halen. Ook had Marie Rondema de gewoonte om in de overigens lege kerk, buiten de diensten om, de Kruisweg te bidden, waarbij zij bij herhaling de Christusfiguur kuste - iets wat de koster haar ook verbood met heel wat trammelant als gevolg. Overigens maakte zij nooit ru zie - Marie Rondema was ge woon een lieve, vrome vrouw. Zelf had zij bezwaar tegen de aanduiding "Heilige" en zij vond het vervelend, wanneer kinderen haar naliepen met de herhaalde kreten "Heilige Ma- rie-Heilige Marie". "Ik ben niet heilig, maar wel vroom!" verklaarde zij wel eens met een plechtige stem. In september negentienveertig kwam er een eind aan het le ven van deze memorabele ver schijning in het oude Leeuwar den - zij was toen zes en zeventig jaar oud. Bouwe Westra - ja, die hoefde je maar eenmaal te zien en je vergat hem nooit meer: tsjonge, wat liep die man er wonderlijk bij! Met een kleurige muts op het hoofd en een kort jasje aan, dat van allemaal kleurige stroken was voorzien. Ook zijn klompen waren gekleurd en een zware horlogeketting op de duffelse jas en een parapluie a la Chamberlain completteerden het merkwaardige geheel. Geen wonder eigenlijk, dat hij "De Papegaai" werd genoemd; met al die kleuren had hij inder daad veel weg van deze kleuri ge vogelsoort. Bouwe Westra woonde in een huisje aan de Houtdwarsstraat en het waren zijn buurvrouwen, die er aardigheid aan hadden om hem er zo hoogst apart bij te laten lopen: gniffelend en met heel veel binnenpret toon den zij zich altijd bereid om maar weer een nieuwe kleur aan het bonte pallet toe te voe gen. Stellig zullen zij hem daarbij hebben wijsgemaakt dat hij zo meer kans zou maken op z'n ouwe dag nog eens een vrouw aan de haak te slaan, want dat was iets, wat deze veteraan tussen zijn zestigste en vijf en zeventigste voortdurend bezig hield: hij wou en hij zou nog eens de vreugde van een hu welijk proeven. Bouwe Westra stelde zich dan heen - het was een hele at tractie hem aan te horen. Vandaar dus de bijnamen "De Blikkene" of "De Blikken Domi nee", die men wel als eretitels kon beschouwen: de heer Vis ser kon praten als een echte predikant. Zijn nogal aparte wijze van doen voor een doodgewone turfhandelaar, was er de oor zaak van, dat ook hij, zoals zo- velen in zijn tijd, dikwijls het mikpunt werd van plagerijen door de lieve jeugd. "Ta-ra-ra-boempiee" zong het jonge volkje dan, "De Blikken Dominee/ Met zijn pijpje in z'n smoel/ Zo zit hij in zijn stoel". Het is nu al heel lang geleden, dat deze Blikken Dominee zijn turfkar beklom om van zijn ge loof te getuigen - er zullen, zo vele jaren later, zelfs wel niet veel mensen meer zijn, die hem zelf nog hebben gekend. En zo zijn ook de laatste herin neringen aan deze aparte stad genoot langzaam maar zeker uitgewist. Een kleurrijke figuur - dat was zij zeker, hoewel ze altijd uit sluitend in het wit was gekleed: in opvallende witte gewaden met heel veel kant en met witte kousen en witte schoenen aan; zelfs haar gezicht was immer helemaal wit gepoederd. Lopen deed zij niet: zij bewoog zich schrijdend voort van haar huisje aan het Oldegalileën naar de beide kerken, die zij plat liep, de oude Dominicus aan de Speelmansstraat en de Bonifatius aan de Voorstreek. Zo hebben de Leeuwarders De Blikken Dominee met z'n turfkar, zoals een tijdgenoot hem zag. (Tekening: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) Een erg opvallende figuur in de omgeving van Het Vliet is in het eerste kwart van deze eeuw "De Blikken Dominee" geweest. Zo althans werd hij in die buurt door iedereen ge noemd, maar bij de Burgerlijke Stand stond hij onder de vaker voorkomende naam Visser te boek. Deze Visser, die met zijn gezin met twee zoons vlak bij de Bote van Bolswertstraat heeft gewoond, handelde in brand stoffen en hij ging er vaak met een kar met turven op uit. Hij droeg een mooie lange baard en het kwam regelmatig voor, dat hij boven op z'n kar ging staan om de mensen stichtelijk toe te spreken. Daarbij kreeg hij altijd een gro te schare toehoorders om zich

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 7