'T KLEINE KRANTSJE SAMUEL COHEN HENDRIKUS ARZONI DOOR FENNO L. SCHOUSTRA VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5 OPVALLENDE FIGUREN IN HET VROEGERE LEEUWARDEN Altijd hebben er in Leeuwar den wel opvallende figuren gewoond. Mannen en vrou wen, die min of meer uit de pas liepen en die door hun gedrag of uiterlijk bijzonder de aandacht trokken. Van eigenlijk al deze mensen kon gezegd worden, dat ie dereen ze kende - vooral in vroeger jaren, toen de stad nog veel kleiner was, waren dergelijke pommeranten bij jan en alleman bekend. In deze mbriek zullen wij een aantal van hen nog eens de revue laten passeren. Een erg opvallende stadgenoot in de decennia rond de eeuw wisseling is Samuel Cohen ge weest, een man, die gekozen had voor een eigenaardig be roep: hij placht op straat zijn brood te verdienen met het poetsen van schoenen. Samuel Cohen, vader van on der andere de later even be kend geworden tweeling-doch ters Betje en Roosje Cohen, was een vriendelijk en arbeids- zaam man. Weer of geen weer, altijd stond hij op zijn post voor Een bijzonder in het oog lopen de figuur - dat was in de tijd rond de eeuwwisseling een ge bogen oud mannetje, dat met geringe negotie langs de deu ren liep. Leunend op een stokje, met een kort baardje en nogal sjofel in de kleren, wekte hij de in druk het niet breed te hebben - veel mensen vonden het prettig deze zwerversfiguur" een klei nigheidje te kunnen toestop pen. Wie was deze kleine-negotie man? Welk verhaal zat er ach ter deze armoedzaaier, die min of meer bedelend aan de kost moest komen? Wel, dit was de jammerlijk aan lager wal geraakte weerglas maker Idanus Hendrikus Arzo- ni, die zich ooit een vooraan staand burger van Leeuwarden mocht noemen, maar die door toedoen van een familielid straatarm was geworden. Eens had Idanus Arzoni met een broer een door zijn vader gestichte barometerhandel aan de Grote Kerkstraat, die zich in een een grote bloei mocht ver heugen - weerglazen van de Arzoni's gingen wijd en zijd de wereld in. Maar na het overlijden van zijn vrouw en zijn tweelingbroer, nog voor negentienhonderd en door een trieste affaire met een verwant, geraakte Idanus Arzo ni in alle opzichten in de onder wal. Hij kwam op straat terecht en verviel tot de bedelstaf. Door bemiddeling van bevrien de relaties kreeg Arzoni op een gegeven moment een plaats in het Gemeentelijk Armhuis, maar de oude man verkoos de vrijheid, nam de benen en trok de straat weer op. Ook pogingen hem financieel te helpen slaagden niet: de mees te mensen, die vroeger zelf door deze uitgesproken wel doener geholpen waren, gaven nu hardvochtig niet thuis. En de tragedie eindigde, toen de oude baas ergens op een bankje in de stad werd aange troffen - hij was dood. Hendrikus Arzoni: jammerlijk vervallen van vooraanstaand burger tot bedelende armoed zaaier... (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) het station met borstel en schoensmeer paraat, tuk op een klant. Al heel gauw na het rijzen van de zon verliet hij zijn woninkje in de Speelmansstraat, ieder een, die zijn pad kruiste be leefd groetend. Z'n "goeie mor gen, menheer!" of "goeie morgen, juffrouw!", meestal be antwoord met een kort "mór gen, Cohen", verbrak herhaal delijk de stilte van de nog half slapende stad. Bij het station gearriveerd pakte Cohen z'n spulletjes uit: de bor stels, de poetslappen en de schoensmeer droeg hij bij zich in een bakje, dat eerder als stoof heel andere diensten had gedaan. Daarna was het wachten op de klanten, die hij in twee soorten had: de vaste (trouwe) klanten en de passanten, die hij bij wij ze van toeval onder de borstel kreeg. De vaste klanten honoreerden de onmiskenbare poetscapaci teiten van Cohen meestal met een stuiver of een dubbeltje, maar kwam er iemand, die niet op de hoogte was van de gangbare prijzen, dan had Co- hen maar één standaardant- woord op de vraag wat het moest kosten: "Ik laat het graag aan de beleefdheid van menheer over, maar... eh... de vorige menheer gaf net een kwartsje!" Ging het poetsen van de schoenen hem bijzonder vlot en handig af, veel minder ge smeerd verliep gewoonlijk de handeling van het terugbetalen van het wisselgeld: het duurde altijd nogal even voor het ver schuldigde stuivertje of dubbel tje uit een van zijn vele vest zakjes te voorschijn kwam... Boze tongen zeiden wel, dat Cohen maar niet kon leren in het zakje met de dubbeltjes te tasten, wanneer hij ook een dubbeltje nodig had en dat hij ook op de daartoe geëigende momenten nooit zo gauw wist waar de stuivers of kwartjes za ten. Maar zelf vond Samuel Cohen dit gezoek naar kleingeld mis schien nog vervelender dan de klanten, die wel eens medelij den kregen, wanneer hij duide lijk geïrriteerd begon te klagen: "He, lastug... hast gien klein geld..." Begreep de klant dan nog niet wat hem stond te doen, dan wou Cohen nog wel eens zijn zwaarste geschut in stelling brengen. "Mar goeie man," zei hij dan, "jou mutte de trein niet misse - de vrouw su mar onge rust wudde en dat suuk niet graag op mien geweten hewwe wille." Liet de klant het "onvindbare" muntstukje "dan maar zitten," dan trok er een brede en zeer dankbare glimlach over het ge zicht van Cohen: "Dank je menheer, goeie reis, wel tuus en gezondheid." Het moet voor de mensen vroeger boeiend zijn geweest om schoenpoetser Cohen zo aan het werk te zien en zeker ook naar zijn altijd levendige verhalen te luisteren. Borstel en poetsdoek hanteerde hij met een overvloed van volstrekt on nodige handbewegingen, die zijn arbeid niettemin een bijzon der cachet verleenden; met de tong toonde hij zich een waar dige gesprekspartner voor iede re klant. Het vrolijke deel van zijn ge achte clientele kon desgewenst het laatste mopje mee naar huis krijgen en voor de onbe kende zwartkijker, die even eens, maar abusievelijk met een kwinkslag was begroet, schudde Cohen even vlot wat zwaars-op-de-hand uit de mouw. Bijzonder diplomatiek schakel de hij dan van het vrolijke op een somberder onderwerp over - de moeilijke tijden en de be slommeringen thuis gaven daartoe gesprekstof in over vloed. Want al is deze Samuel Cohen Samuel Cohen: altijd op zijn post bij het station. (Foto: Col lectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) dan ogenschijnlijk altijd met glans door het leven gegaan, hij zal thuis zo zijn zorgen heb ben gehad met z'n vrouw Ra chel en zijn vele bloedjes van kinderen: Benjamin, de oudste, Mani, Betje en Roosje, de meisjestweeling, Brammetje, Johanna, Sofietje, Goltje en Mozes, Izak en Hartog, de jon genstweeling en Jette en Leen- tje, welke laatste de jongste was. In negentiendrie werd moeder Cohen door de dood aan het grote gezin ontrukt. Samuel heeft daarna nog zestien jaar geleefd. In negentiennegentien is hij overleden, de herinnering achterlatend aan een aparte fi guur - bekend en bemind in het gemoedelijke Leeuwarden van die goeie ouwe tijd

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 5