VAREN IN VROEGER JAREN LEUKE HERINNERINGEN pagina 9 Bij het lezen van het verhaal over het varen in vroeger jaren kwamen ook bij mij nostalgi sche herinneringen "boven wa ter". Ook wij hadden vele jaren een motorboot, waarmee hoofdzav kelijk op de zondagen werd ge varen, omdat we een winkel hadden. Dus geen vakanties, maar wel vanaf Hemelvaarts dag tot in september met veel genoegen op de Friese wate ren. Deze feestdag was voor de Leeuwarder bootbezitters de eerste dag van het watersport seizoen. Indertijd werd onze acht meter lange ijzeren boot met kleine kajuit voor ongeveer achthonderd gulden gekocht van de Fordgarage Ozinga te Sneek. Ook in deze boot was de benzinetank in de punt en niet gemakkelijk bereikbaar. Je kon het benzinekraantje door een deurtje in de kajuit berei ken. O wee als je het kraantje vergat dicht te doen, want pas na een week kwam je weer in de boot. De Ford-T motor had wel een keerkoppeling en de starter was op de grond. Als die niet goed funktioneerde moest je het geval aanzwengelen en dan was het oppassen. Door een eventuele terugslag kon je je arm breken. In latere jaren werd het comfort uitgebreid met een tentopbouw over de hele zitruimte. SCHIPHUIZEN We hebben een drietal schip huizen gehad. Eén in de buurt van de afvoer van het koelwa ter van het PEB, waar veel ge vist werd en een volgend naast de lompenhandel van Hoeben. De derde keer kregen we plaats in de nieuwe jachthaven van Dubois bij de Kippeloop, achter de marechausseekazer ne. Die was eigenlijk minder geschikt voor "uitstapjes" naar bijvoorbeeld Bergum of Warte- na, want je moest door de stadsgracht en door het volle Vliet. De schippers in het Vliet waren kwaad als door het zog van de boot hun volgbootjes te gen de romp van hun schip sloegen. Het schiphuis naast die lompenhandel was een min of meer vervallen zaakje. Daar kwam nog bij dat er een scheepswerfje) was en er daar veel rotzooi op de bodem van het Vliet lag. Toen op een zon dagmorgen de motor wel draai de, maar de boot niet van z'n plaats kwam, moest vader in zijn onderbroek te water. De scheepsschroef zat vol touw en ijzerdraad. Toen alles er af was moest hij naar huis om zich te verschonen. Natuurlijk werd er wel familie meegenomen. Vooral de groot ouders waren zo nu en dan van de partij. Allemaal echte hengelaars. Veel resultaat had dit vissen meestal niet. Het was toen nog vissen met een bam- boehengel en een wurm of deeg aan de haak. Een opoe heeft eens een zure haring aan de haak gehad. Ter wijl zij op de wal een dutje deed, had men deze zoutwater- Erg bekend bij alle watersporters was in vroeger jaren het jacht "Tjet Rixt" van de advocaat Mr. Mindert E. Hepkema. Deze afbeelding is in 1933 aan de Willemskade vervaardigd, toen het prachtige schip een tocht maakte met leden van het Leesgezelschap "Themis", dat toen anderhalve eeuw bestond. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) vis aan haar hengel gedaan, te hebben als je gasten had en nog slecht was. Als bootbezitter Het was "gebruikelijk" om pech vooral als het weer daarbij ook vrat je je dan op, maar met de Het leven brengt niet altijd vreugde. Ook voor Pake gingen de tijden niet zonder zorgen voorbij. Naast de armoede zo als die vooral in de crisisjaren vóór de Tweede Wereldoorlog werd ondervonden, waren er de problemen en het verdriet binnen het gezin: een dochter tje dat dood werd geboren, twee miskramen van zijn vrouw, een zoon die op de leef tijd van veertien jaar epilepsie vertoonde en enige jaren later overleed en de dood van zijn geliefde Sietske zelf, die twee en vijftig jaar oud overleed aan tbc, hoewel ernstig kouvatten en 's nachts toch naburige vrouwen bijstaan bij de beval ling wel als oorzaak wordt aan gegeven. Tenslotte het gemis van twee zonen, die vanwege de slechte economische toe standen in de jaren '25 en '26 het land verlieten om in het verre Amerika hun geluk te be proeven. Nee, Pake's leven ging niet over rozen. Uiteindelijk kreeg hij last van afschuwelijke jichtaanvallen, waarbij het gemis van zijn Sietske de situatie niet verbe terde. De spoordokter keurde Pake, die zijn werk niet meer kon verrichten, tenslotte af... Pake verhuisde met mijn moe der, die toen achttien jaar was, en nog een zoon van zeventien jaar naar Huizum. Het invalidi teitspensioen was aan de zeer magere kant, maar och, na een poosje scharrelde het weer wat en de van nature opgewekte man nam de levensdraad weer op. In 1928 vertrok hij voor een Stadgenoot Jacobus Dou- ma, geboren in 1873 en overleden in 1952, is jaren lang brugwachter geweest van de spoorbrug over de Harlingervaart bij Schenken schans. In die tijd heeft hij heel wat meegemaakt. Een kleindochter heeft nu als "Saskia" verschillende bele venissen van haar Pake op schrift gesteld. reis naar Amerika met het mooie schip de Statendam. Zijn zoons aldaar betaalden een re tourkaartje in de goedkope klasse. Over zijn belevenissen daar vertel ik later meer. In 1930 ging hij voor de tweede keer, nu in gezelschap van zijn jongste zoon, die ook had be sloten te gaan emigreren. Mijn moeder was intussen getrouwd en na zijn terugkeer uit Ameri ka trok Pake als vanzelfspre kend bij mijn ouders in huis. Vrij kort daarna ontmoette hij een weduwe voor wie hij zeer veel genegenheid opvatte, ja op wie hij zelfs verliefd werd. En waarom eigenlijk niet? Ik heb later nog eens bij oudere kennissen geïnformeerd wat voor een vrouw zij zou zijn ge weest. De informatie was una niem heel positief: een lieve, zachtaardige, keurige vrouw. Pake verliet derhalve mijn ou ders en ging opnieuw op zich zelf wonen, nu met zijn Johan na. Zij trouwden en waren zeer gelukkig. Maar het geluk duur de niet lang. Na enige maan den stierf de vrouw aan een bloedvergiftiging. Daar stond Pake... weer alleen! Mijn vader bood hem direct aan weer bij hen te komen wonen en dat geschiedde. Over die periode tot aan mijn kleutertijdperk kan ik niets we ten door eigen waarneming, daar ik zelf ben geboren in 1931. Ik weet alleen dat Pake er altijd was, tot zijn dood in 1952: ruim tweeëntwintig jaar heeft hij bij mijn ouders ge woond. Bij mijn weten heb ik nimmer het gevoel gehad, dat Pake er 'over' was. Mijn thuis was ook het zijne. Hij nam zijn oude kameraden mee voor de koffie of soms voor een maal tijd. Het was heel gewoon. En ik heb na al die jaren het groot ste respect voor mijn ouders, die dit ook 'gewoon' vonden. Pake heeft daardoor gelukkig nog heel goede jaren gehad. Ik begrijp overigens best, dat mijn ouders een flink stuk 'pri vacy', waar ieder tegenwoordig de mond vol van heeft, hebben moeten inleveren. Soms denk ik echter dat die zogenaamde privacy ook wel eens veel een zaamheid kan geven. Saskia geringe aanwezige vakbe kwaamheid kreeg je het ding toch weer aan de praat. Je kocht toen een bus (tien liter?) benzine voor een gulden. Moeder had niet altijd zin om mee te gaan. Zij had het de hele week druk gehad met win kel en huisgezin. Zij moest enig eten bereiden in de kleine ka juit, waarin je amper rechtop kon staan. Zij maakte daarom op zaterdag een grote pan soep en die ging mee. Zon zondag werd doorgebracht met vissen en strunen langs sloten en door weilanden, want ik was een plantenverzamelaar en vond altijd wel wat voor het herbarium. Het plassengebied van de Prin- cehof was een geliefd gebied. Wat hebben we door de hoge rietvelden gebanjerd. Er waren veel paadjes. Van mijn vader mochten we geen nieuwe ma ken. Hij paste ook wel op, dat we niet gingen picknicken op een ongemaaid stuk land. We haalden natuurlijk wel eens kat- tekwaad uit, bijvoorbeeld: vuur tjes stoken. BERUCHT Er was ook verkeerspolitie op het water. Berucht was de RP (10) boot die in de buurt van Wartena o.m. op jacht ging naar snelheidsovertreders. Als je op en bij de Kruiswaters (tussen Eemewoude en Warte na) sneller voer dan vijf kilome ter per uur dan kon je de RP- boot 's middags, als je ergens heerlijk rustig aan de kant lag, plotseling op bezoek krijgen vooreen bekeuring. Je moest er ook rekening mee houden, dat bijvoorbeeld in Wartena en Oostermeer de brug op zondag niet de hele dag open was. Er was nog geen bruggenboekje met alle gegevens te koop, zoals dat thans het geval is. Voor dagjes mensen uit Leeuwarden was Grouw eigenlijk ver genoeg. Sneekermeer en nog verder was voor ons onbekend ge bied. Dan moest je over meer vrije tijd beschikken. Mijn vriend, die ik na ruim zes tig jaar via het Kleine Krantsje weer heb opgespoord, ging vaak mee, tot de vriendin in het spel kwam. Zij mocht in het be gin niet mee. Haar ouders had den bezwaren. Och ja, voor die tijd wel begrijpelijk. Je wist maar nooit! Die vriendin is al ruim vijftig jaar mijn vrouw! Thans wonen we te ver van de Friese wateren en genieten we nu van de prachtige bossen, heidevelden en vennen van Drenthe. P. Wiersma Eelde WET OF ,v - m ZONDER "Man wat voer je i.nou uit?" vroeg de boer aan zijn knecht. "Ik hang me op" zei de knecht. "Dan moet je het touw niet om je middel, maar om je nek doen" vond de boer. "Ja" zei de knecht, "dat heb ik al geprobeerd, maar toen kon ik geen adem krijgen".

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 9