'T KLEINE KRANTSJE MODELBOOTJES VAN TOEN OVER HET HOEDJE VAN GOUDPAPIER BOEKJE CAFE OSSEKOP LEEUWARDEN IN BOEK EN BLAD VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 11 Hyginus Johannes Jacobus Gerardus Schmier (die leefde van 1852 tot 1915 en zich noemde "zanger, dichter, odeist, komponist, klavierist, zangleraar en voordrachthou der") debuteerde in zijn ge boorteplaats Leiden als kerk zanger en studeerde vervolgens kerkelijke muziek aan het seminarie te Katwijk. Zijn hart trok echter naar de opera. "Vooral in de uitbeelding van humoristische partijen blonk hij uit", schreef het arties tenvakblad De Komeet bij zijn dood. "Humor was de grond trek van zijn karakter, een ei genaardige, zeer persoonlijke humor." En een jaar later schreef de gevierde tenor J.M. Orelio in zijn boek M'h Gedenk schriften: "De prachtkerel Jo- han Schmier had 'n onuitputte- lijken rijkdom van humor tot z'n beschikking." Zo herinnerde Orelio zich hoe hij 'jaren geleden' met een ope ragezelschap de kermissen af reisde - een zomerse vorm van broodwinning die ook in het to neelwezen gebruikelijk was - en daar onder meer de Hamlet van Ambroise Thomas ten to nele voerde. Orelio was Hamlet en Schmier zong de Claudius- rol. Op een avond, op de ker mis van Leeuwarden, waren de sorties op, de kaartjes die het publiek na de in de buitenlucht doorgebrachte pauze weer toe gang tot de tent gaven. Schmier wist raad; hij haalde zijn persoonlijke stempeltje met blauwe inkt uit zijn broek zak en plaatste dat op alle voorhoofden. Zo zag men na de pauze in de zaal honderd bezoekers zitten met het cirkel vormige stempel Johan Schmier, 1e Bas Hollandsche Opera, Amsterdam op het voor hoofd. "Na acht dagen", aldus Orelio, "waren de slachtoffers hun tronies nog aan 't bewer ken met puimsteen." (N.R.C. 17-02-1996) Twee trouwe bezoekers van het café De Ossekop, de heren Johan van der Heijde en Henk Zandkuil, zijn, samen met (oud) kastelein Willem Eijgelaar, op het idee gekomen een boekje samen te stellen over dit zo be kende oeroude Leeuwarder etablissement aan de Ossekop. De heren hebben een circulaire de wereld ingestuurd, waarin zij medewerking vragen van de (Vervolg van pagina 9) lopen met zo'n zwarte band om mijn arm. Bij de manufacturen winkel "De Faam" had ik ze wel eens in de etalage zien lig gen. 'Rouwband', stond er op, 'breed en smal', prijs enkele centen per el. Na school moest ik naar de apotheek de medicijnen halen. Ik was eigenlijk wel blij, het was buiten wel knap koud, maar nu hoefde ik niet thuis te blijven, bij Wietske. Als ik nu hard liep, dan zou ik gauw met het drankje thuis zijn, maar dan hoorde ik ook weer die ver schrikkelijke hoestbuien. Zou ik het langzaam aan doen? Ik twijfelde een beetje. Moeder had mij een tas meegegeven, want ik mocht het flesje met dat kostbare vocht niet uit mijn handen laten vallen. Ze had er een oude krant in gedaan. Met die sneeuw was de kans om te vallen groot. Moeder stopte mij goed in, een sjaal om, een ijsmuts op en de handen in wollen wanten. Er lag een flink pak sneeuw. Onderweg zou ik graag wat sneeuwballen gegooid hebben, maar nu ontbrak mij de lust daarvoor. Wel pikte ik hier en daar een glijbaantje mee. Door het vele glijden waren de baan tjes als een spiegel zo glad en ik was eigenlijk blij dat ik klom pen droeg. Klompen glijden veel beter dan leren schoenen. Ik kende de apotheek. Het was niet de eerste keer dat ik er kwam. De apotheek was ge- huidige clientèle van deze zaak. "Velen van u frequente ren "De Ossekop" al tientallen jaren en hebben daar mooie, spannende en mogelijk ook vervelende dingen meege maakt. Wij willen meer geven dan een dorre opsomming van feiten en doen daarom een be roep op het geheugen van de Ossekop-bezoekers". Wie in deze tijd zijn kinderen met speelgoed wil verblijden en daarbij aan een modelbootje denkt, stapt naar de winkel en kan de mooiste scheepjes uit zoeken - er is gewoon geen nee te koop. In vroeger jaren is het maken van een eigen scheepje met behulp van een afgedankte klomp het ideaal van veel jongens geweest. Bij gaand gedichtje over "een klompenscheepje", dat wij aan troffen in een tachtig jaar oude krant, zal heel veel ouderen dan ook erg aanspreken: het geeft heel wat weer van de ver langens van jong en oud in "die goeie ouwe tijd". "Moeke, 'k heb mijn klomp ge broken/Maar 't was echt bij on- geluk/'k Zou met Kees om 't hardste loopen/En toen was hij zoomaar stuk. Als wij nieuwe nu gaan koo- pen/Moeke, krijg ik de oude dan?/"k Kan op één klomp toch niet loopen/'k Maak er een fijn scheepje van. Net als Klaas van onzen buur man/Dat wil zoo best varen, Moe!/'k Mag die oude klomp wel hebben/Moeke? Zeg maar ja, och toe". "Beste vent, 'k zal vader vragen Of ik nieuwe koopen kan, Zoolang moetje de oude dragen. Ga nu spelen, Janneman." De oude kroeg, vol jolig werkvolk, Is met luid rumoer gevuld, leder wil zijn leitje schoonen Drinkersschuld is eereschuld. Vader's naam wordt afgelezen. "Drommels! is het nog zooveel? Als je't zegt zal't wel zoo wezen, Nu, je krijgt een aardig deel." En de waard strijkt vlug en vaardig Zuurverdiende guldens op, En een vriend zegt heel meewarig: 'k Nam er nog maar eentje op." In gedachten ziet Jan 't klompje Lustig drijven op den plas. Arme vent, je mooie scheepje Leed reeds schipbreuk in het glas. vestigd in een mooi winkel pand. Toen had ik daar niet veel oog voor. Ik vond het wel mooi. Later, toen ik iets meer wist, begreep ik dat het ge bouwd was in de 'Jugendstil' en dat was heel bijzonder, maar daar stond toen mijn hoofd niet naar. In de apotheek waren drie da mes in smetteloos witte jassen bezig met het klaarmaken van de medicijnen. Ik was nog niet aan de beurt en ik kon rustig even zien naar het meisje dat de flesjes inpakte, ja niet alle flesjes. Aan de linkerkant van de tafel achter de toonbank, stonden medicijnflesjes met kleurloze en bruine drankjes, voorzien van een kurkje en een etiket en wit te doosjes, met poeders waar schijnlijk. Aan de rechterkant van de tafel stonden flesjes die er wat aan trekkelijker uitzagen en waar aan meer aandacht was be steed. Het meisje vouwde een vierkant velletje goudpapier op een verbazend handige manier in plooitjes om de kurk van het flesje. Het leek wel iets op een geplisseerd rokje. Gefascineerd keek ik er naar. Wat kon ze met haar slanke vingertjes han dig die vouwtjes aanbrengen. Als het hoedje klaar was, werd het bevestigd met een stukje gouddraad om de hals van het flesje. Het overstekende papier werd met een schaartje afge knipt. Vervolgens werd het fles je in een velletje vloeipapier ge wikkeld. Ik was er zo in verdiept dat ik niet in de gaten had dat ik aan de beurt was. 'Voor wie kom je?' vroeg de as- sistentje. In één oogopslag had ze mij getaxeerd. 'Ik moet het drankje halen voor mijn zusje', zei ik. 'En hoe heet dan je zusje?' 'Wietske Galama.' De assistente ging zoeken. Aan de linkerkant bekeek ze alle eti ketten, maar vond niets met de naam Galama. 'Weet je wel zeker dat het nu klaar moet zijn?' 'Ja, mijn vader heeft het recept vanmorgen gebracht en het zou na vier uur gehaald wor den.' De assistente ging nu aan de rechterkant zoeken en daar scheen ze een flesje met de naam Galama gevonden te hebben, in vloeipapier verpakt en met een hoedje van goud papier. Ik zag dat ze het gevonden had en verheugde mij er op met zo'n luxe verpakt flesje thuis te komen. Dat hadden ze thuis nog nooit gezien. Maar 't scheen niet zo eenvoudig te zijn als ik had gedacht. De assistente liet het jonge meisje, die de flesjes verpakte, bij zich komen. 'Je moet in 't vervolg uitkijken,' zei ze streng. 'Nu heb je weer een medicijn van de stadsdok- ter bij de betalende patiënten gezet. Dat is al de tweede keer dat dit gebeurt.' Het meisje kreeg een kleur en zei dat ze in 't vervolg beter zou opletten. De assistente haalde het vloei papier van het flesje, knipte het draadje door en gooide het goudkleurige hoedje in de pa piermand. 'Zo,' zei ze, 'hier zijn de medi cijnen voor je zusje. Zal je het niet laten vallen?' Ik stopte het kale flesje in de tas en rolde het in de krant. Zonder iets te zeggen verliet ik teleurgesteld de apotheek. Wietske had er wellicht niet sneller beter van geworden, maar och wat had ik spijt. Va der en moeder zouden mis schien gedacht hebben als ik met dat flesje met het gouden hoedje thuisgekomen was, dat het flesje ook wel betere medi cijnen zou bevatten. Igo Galama

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 11