'T KLEINE KRAHT5JE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 4
In de dagen rond de kerst zag De Viampiep ook wel handel in knienevellen. Hier zien we hem met
een volbeladen kar op de Tweebaksmarkt. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje)
DEVLAMPIEP
Het wil mij voorkomen, dat het
droeve verhaal over de heer
Arzoni, de instrumentmaker in
het vorige Kleine Krantsje al
eens eerder door u uit de doe
ken is gedaan. Ook Samuel
Cohen ligt in mijn geheugen
opgeborgen.
Toch vond ik het prettig nog
weer eens over deze heren te
lezen - een geheugenopfrisser
is altijd welkom en bij het klim
men van de jaren heb je die
wel nodig.
Die Cohen doet me denken
aan "De Viampiep", die zich in
het begin van de dertiger jaren
dagelijks opstelde bij de uit
gangvan het station.
Deze Viampiep kende geen
ambacht, zoals Cohen dat wel
beoefende. De Viampiep was
een lange magere man en hij
liep wat schokkerig. Hij zag er
sjofel uit, had een vuurrode
neus en een onverzorgde lange
snor met druppels.
De snor stond op twintig over
zeven. Als een reiziger het sta
tion verliet met bijvoorbeeld
twee zware koffers, sprong De
Viampiep in de houding, tikte
tegen zijn pet en riep met dui
delijke stem: "Koffers drage,
meneer? Ik bin niet duur!"
Soms had hij geluk en ontving
dan als beloning wat geld, dat
in de regel in de lade van een
caféhouder verdween.
Hij was eigenlijk de concurrent
van "de Witkiel", die in die ja
ren een hulp voor veel reizigers
was. De thans levende mens
kent die figuur niet meer, al
thans hier niet. Maar misschien
zijn ze nog aanwezig op de
grotere stations?
Leeuwarden
Lijfering
OLIEBOLLEN OF
OLIEKOEKEN?
De heer Rinze van der Heide
vraagt aan oud-stadgenoten en
ouwe Leeuwarders of die hem
kunnen helpen over de vraag
van z'n dochter hoe of Pa aan
dat woord oliekoeken komt.
Welnu, ik kan hem helpen,
want ik heb nooit anders ge
daan dan ze oliekoeken te noe
men. Zijn dochter had het dus
nooit gehoord.
Ik gebruik het nog wel op oud
jaarsdag als ik aan mijn vrouw
het voorstel doe om maar even
naar de binnenstad (van As
sen) te fietsen om wat oliekoe
ken te halen. Nu ken ik van
mijn grootmoeder een andere
uitspraak en wel ooljekoeken.
Die plaatste er dus een j tus
sen, maar dat was blijkbaar ou
der Leeuwarders. (En ze gaf
de voorkeur aan de ooljekoe
ken van de Weduwe Osinga
van Bolsward.) Dat was een
pietepeuterig bakkerijtje waar je
altijd lang op je beurt moest
wachten. Om er iets meer over
te weten te komen raadpleegde
ik mijn bijna vier en zestig jaar
oude Lyts Frysk Wirdboek, ge
schreven door dr. G. A. Wum-
kes en A. H. de Vries en daarin
blijkt dat de naam uit het Fries
stamt, zoals veel van de Leeu
warder taal. Zij schrijven name
lijk ooljekoeken en als vertaling
er achter oliebollen.
Ik hoop dat vele "ouwe Liwwar-
ders" het inmiddels ook hebben
doorgegeven en dat Rinze v. d.
Heide tevreden is gesteld.
Assen L. Scheepstra
VROEGERE VRIENDEN
Graag wil ik eens een paar za
ken m.b.t. vroegere vrienden
omhoog halen.
Allereerst mijn vriend Tonnie
waar ik mee bevriend was van
af de eerste klas. Samen door
de lagere school, waarna hij
naar de Ambachtsschool ging
en ik naar de Ulo.
Tonnie Zantman, mogelijk An-
tonius. Mijn oudere broer
noemde hem altijd Antonius
met Paardehaar naar Antonius
van Padua.
Zij woonden op de Voorstreek
tegenover de Nieuweburen.
Zijn ouders hadden daar een
Manufacturenzaak.
Door de gezondheid van zijn
vader moesten ze dit opgeven
en verhuisden naar de Schape
straat waar wij veel in die buurt
samen speelden en waar ook
veel jongens van school woon
den.
Nog weer later woonden zij in
de Kanaalstraat. Hier zijn wij el
kaar kwijtgeraakt mede door de
verschillende scholen maar ook
door de oorlog.
Na de oorlog heb ik hem in
1947 nog eens terug gezien
toen ik als militair met verlof
thuis was.
Hij had nog een oudere broer
Rudolf die ons nog wel eens
voor verrassingen stelde, en
verder nog twee zussen, An
nie, die iets mank was en Julia
ofwelJuultje.
We hebben samen wel eens
wat beleefd onder andere dat ik
hem met een oude buks een
pluimpje in zijn bil schoot.
Ook waren wij samen op het
jongenskoor van de Bonifatius-
kerk. In die tijd zongen wij ook
mee met de Matheus Passion
in de Grote Kerk achter De Put.
Een muziekgezelschap, een
mannenkoor, een vrouwenkoor
en wij als jongenskoor.
Voor al deze mensen werd er
dan een soort toneel over de
kerkbanken gebouwd waarop
we dan stonden.
IJSPRET VAN VROEGER
De mooie voorplaat in het vori
ge Kleine Krantsje deed me
denken aan onze jeugdjaren.
We leerden schaatsen op de
vijver achter school 11 aan de
Ctostersingel of we gingen naar
een slootje op de hoek van de
Spanjaardslaan en de Noorder
singel. De schaatsen werden je
ondergebonden en met vallen
en opstaan leerde je het dan
vanzelf. Achter een stoel heb
ben we nooit gedaan, want die
moest je maar meeslepen.
In de winter van 1929, ik was
toen een jaar of zeven, acht
kon ik al aardig schaatsen.
Maakte tochtjes met mijn vader
naar Oudkerk en Grouw. Ik
schaatste graag. Op een keer
mocht ik mee de stad rond.
Alle grachten waren dichtgevro
ren. Opbinden achter de Prin
sentuin, Noordersingel, Wester
singel, Schavemek,
Nieuwestad, onder de Lange
Pijp door waar het griezelig
donker was en waar geen eind
aan scheen te komen (er ko
men daar nog kelders op uit),
verder door het Naauw onder
de Brolspijp door Voorstreek,
Hoeksterend onder Kiepeloop
door naar de Dokkummer Ee
en zo was je weer achter de
Prinsentuin.
Ik denk dat die rijderij van de
voorplaat ook uit 1929 is. Ze
reden dan om levensmiddelen.
Er was ook vaak hardrijden
achter de Prinsentuin. De win
naar of winnares werd met mu-
HARDRIJDEN SCHAVERNEK
De voorplaat van 't laatste Klei
ne Krantsje gaf een beeld van
de naar ik meen, enige ooit
verreden schaatswedstrijd op
het Schavemek.
Het was in 1929 en ik weet dat
zo goed omdat ik zelf één van
de deelneemstertjes was. Om
dat mijn opa en mijn tante aan
het Schavemek woonden,
mocht ik meedoen.
Ik was zeven jaar en één van
de jongste rijdstertjes. In mijn
categorie won ik zowaar de
tweede prijs en ik moest na af
loop van een tafel in een winkel
aan de Nieuwestad mijn ge
wonnen prijsje uitzoeken.
Ik weet nog goed dat er twee
dingen waren die ik mooi vond,
namelijk een paar pantoffeltjes
en een flesje eau de cologne.
Mijn moeder adviseerde de
pantoffeltjes te nemen, maar ik
koos, tot haar ongenoegen, de
glamour van dat mooie flesje.
Men kwam op de baan met be
hulp van een ladder, want het
ijs lag heel diep en waarschijn
lijk haast op de bodem.
Deze gracht bevroor vrijwel
nooit omdat de rioleringen van
de aanliggende woningen er in
uitkwamen.
Ik meen op de wallekant voor
de woning van mijn opa, mijn
vader te ontdekken en in één
van de figuurtjes op het ijs her
ken ik mijzelf.
Leeuwarden
G. Massolt-Jurgens
Nóg een aardig plaatje van ijsvermaak in vroeger jaren. Allemaal drukte rond een hardrijderij van de
Nieuwe Leeuwarder IJsclub achter de Prinsentuin. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Kran
tsje)
Eens gebeurde het dat op de
generale repetitie dit bouwsel
het begaf.
Voor te stellen is dat dit een
hele consternatie gaf. Gelukkig
liep het allemaal vrij goed af,
maar Ton zal het nog wel we
ten.
Graag zou ik willen weten hoe
het Tonnie is vergaan en of hij
nog leeft, want wij beiden
schieten inmiddels ook al op.'
Of misschien zijn er nog fami
lieleden, die me iets kunnen
vertellen.
Den Dolder Ben Jorna
ziek voorop in optocht naar de
burgemeester gebracht, dat
was voor ons als kinderen een
heel feest.
Kleding zoals die nu gedragen
wordt, daar wisten we niks van.
Een dikke trui en warme jas
was het best. Mijn vader had
een overjas aan en een hoed
op, soms nog oorklepjes op
ook. Toen we ouder werden
gingen we naar de ijsbaan in
de Bleekerstraat, daar was
avondrijden met mooie muziek.
Die keer dat we voor het eerst
een lange broek droegen rie
pen ze ons na "Must kieke, die
meiden hewwe de broek an."
Wat hebben we mooie winters
gehad, kunstijs daar hadden
we nog nooit van gehoord
Ik hoop dat 't Kleine Krantsje
nog lang blijft bestaan, je ziet
er elke maand weer naar uit.
Leeuwarden
A. Talman-Rinsema