T KLEINE KRANTSJE
FIETS IN GRACHT
ERG VERDACHT
VAN HENDRIK NIP
Oeroud nieuws uit de
Stads- en Dorpskroniek
van dr. G. A. Wumkes
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 9
Op een vroege decemberdag in
1929 zag de arbeider L. van
der Meulen aan het Nieuwe
Kanaal, ter hoogte van de Elec-
trische Centrale, het achterwiel
van een fiets boven water uit
steken. Omdat nog niemand
het in die minder verloederde
tijd in z'n hoofd zou halen an
dermans rijwiel zomaar in het
water te gooien, voor de heer
Van der Meulen dat verdacht.
Daarom haalde hij de fiets op
het droge en hij nam de moeite
het karretje meteen af te leve
ren bij het politiebureau aan het
Hofplein.
Daar besloot men ook onmid
dellijk tot actie over te gaan:
een paar agenten van politie
begaven zich spoorslags naar
het Kanaal om te gaan dreggen
op de aangegeven plaats.
DROEVIG RESULTAAT
Al na enkele pogingen leidde
dit dreggen tot een droevig re
sultaat. In de onmiddellijke na
bijheid van de plaats, waar Van
der Meulen de fiets uit het wa
ter had gehaald, vond men,
een twee meter uit de kant, het
lijk van een jonge vrouw van
naar schatting een drie en twin
tig jaar oud.
LIJKENHUISJE
Met een roeiboot werd het stof
felijk overschot naar het lijken
huisje van de Algemene Be
graafplaats aan de Spanjaards
laan gebracht. Daar constateer
de "stadsdokter" Uffelie, dat
het meisje door verdrinking om
het leven was gekomen.
Er moest worden aangenomen,
dat de dood de vorige dag was
ingetreden.
Dezelfde avond slaagde de po
litie er al in de identiteit van de
jonge vrouw vast te stellen en
toen kon ze ook zeggen, dat
hier geen misdrijf in het spel
was geweest en dat er ook
geen sprake van een-ongeval
was.
Het betrof hier dus een zelf
moordgeval en waarschijnlijk
kwam maar een hele kleine
kring op de hoogte van de tra
giek, die er achter dit drama
verborgen lag.
De kunstschilder F. G. de Hosson is woonachtig bij
den apothecar C. de Hosson op de Breedzijde van de
Nieuwstad te Leeuwarden. Hij schildert pourtraits, be
hangsels, schoorsteenstukken enz. (1784)
Gedrukt bij A. Jeltema te Leeuwarden: "Schuitepraatje
tusschen een koopman, student, Jood, Vraagal en
schipper Pieter Graatsma, gehouden in de jaagschuit,
vaarende van Leeuwarden op Sneek, waarin het ge
wicht, de waarde en 't fatzoen der geschriften van de
z.g.n. historieschijver Nicolaas Hoefnagel op een tuch
tigen trant onderzogt worden; acht stuivers 1774).
De kroning van Z.M. den Keizer en Koning herdacht
met vlaggen der torens, publieke gebouwen en sche
pen. De prefekt Verstolk geeft te Leeuwarden diner
aan de voornaamste burgerlijke en militaire beambten,
terwijl 's avonds de welverlichte publieke gebouwen
een groote menigte op straat lokken "wier vreugdegal
men een nieuw bewijs opleveren van de verknocht
heid en liefde, waarmee de Vriezen voor hunnen door-
lugtigen souverein doordrongen zijn (1811).
Verkoop der bibliotheek van wijlen ds. H. Andeles ten
zijnen sterf huize op de Weert te Leeuwarden 1764).
Te Dongjum is gedoopt een neger, geboortig uit de
Barbices, alwaar hij geduurende de laatste rebellie zig
met zooveel trouw en dapperheid gedragen heeft, dat
hij door de Compagnie uit de slavernij is ontslagen en
brieven van vrijheid bekomen heeft. Ds. J. Schrinerius
verrichtte de plechtigheid met een predicatie over
Hand. 836-38 voor een groote schare, hebbende de
moor tevoren belijdenis gedaan voor de kerkeraad op
een wijze, die niet minder hunne aandoening voor de
kerkeraad op een wijze, die niet minder hunne aan
doening als uiterste genoegen verwekt hadde. Hij ont
ving bij den doop den naam Matthys Caret Willems
(1770).
Onder geleide van 3 officieren en 72 onderofficieren
en militairen komen te Leeuwarden 127 crimineele
gevangenen, allen uit Gouda, om in het tuchthuis te
worden opgenomen. (1837)
Rond de twintiger jaren heeft er
hier een stadgenoot gewoond,
met wie de Leeuwarder politie
zo het een en ander te stellen
heeft gehad. Deze figuur, die
we maar even Nep zullen noe
men, hoewel hij in werkelijkheid
anders heette, deze Hendrik
Nep, maakte zich eens schul
dig aan het stelen van een
fiets, een activiteit, waaraan in
die tijd nog zwaar werd getild.
Daarvoor moest Hendrik Nep
dan ook terecht staan in het
Paleis van Justitie aan het Wil-
helminaplein, waar hij schuldig
werd bevonden en waar hij fors
veroordeeld werd tot een ge
vangenisstraf van anderhalf
jaar.
In afwachting van het boeven-
wagentje, dat hem naar de
Strafgevangenis moest bren
gen, kreeg de veroordeelde
Hendrik Nep even een plaats in
het verblijf van de parketwach
ten. En daar kan hij er zelf
geen idee van hebben gehad,
dat -hij een moment later op
een buitengewoon sensationele
manier aan de politie zou ont
komen.
De veldwachters, die Hendrik
Nep omringden, verloren hem
op de een of andere manier
een moment uit het oog, waar
door hun arrestant kans zag
het lokaal te verlaten en ijlings
de benen te nemen.
Hendrik Nep stoof naar buiten
en rende de Prins Hendrik
straat in, achternagezeten door
drie, vier hevig geschrokken
veldwachters, die direct al een
aardige achterstand hadden.
Wel zagen zij nog net hoe de
vluchteling aan het eind van de
Prins Hendrikstraat rechtsaf de
Willemskade insloeg.
Maar toen de achtervolgende
macht, hijgend en proestend,
dat punt zelf bereikte, was er
van Hendrik Nep niets, maar
dan ook niets meer te zien.
Hoe dat zo gauw kon
Wel, toen Hendrik de hoek van
de straat omkwam, zag hij dat
er net een schipper van wal
stak om weg te varen. De
vluchteling bedacht zich geen
moment en sprong, zonder dat
de schipper het merkte, op de
boot en verborg zich in het
ruim.
Een tijd later, buiten de stad
gekomen, kwam Hendrik Nep
aan boord, om met een on
schuldig gezicht de verbaasde
schipper te vragen of hij nog
wel een eindje mee mocht va
ren. Welnu, dat mocht en zo
werd het dorp Wartena bereikt.
Daar zagen de mannen, hoe
een veldwachter zich bij de ge
opende brug had opgesteld en
Hendrik Nep kon niet anders
denken, dan dat er nu spoedig
een eind aan zijn vrijheid zou
komen.
Maar wat de politieman de
schipper toeriep had slechts
betrekking op het weer en zo
kon de vluchteling veilig verder
varen tot Grouw, waar hij van
de vriendelijke schipper min
zaam afscheid nam.
VERRE REIS
Hendrik Nap stapte nu op de
trein en maakte een verre reis
naar Limburg, waar hij vlot aan
het werk kwam in een kolen
mijn.
Daar werkte hij zonder van iets
onoirbaars te worden verdacht
en zijn brutaliteit ging zover,
dat hij er niet tegen opzag zo
nu en dan een bezoekje aan
Leeuwarden te brengen.
Verschillende malen moet de
recherche van zijn aanwezig
heid hier hebben gehoord,
maar telkens wanneer de poli
tie verscheen om hem in te re
kenen, bleek de vogel net te
zijn gevlogen.
Tenslotte liep hij toch tegen de
lamp en wel in Amsterdam,
waar een Leeuwarder agent
van politie de langgezochte en
welbekende Hendrik Nep waar-
empel doodgemoederd zag lo
pen - maar nu voor het laatst
in vrijheid dus.
In 1929, alweer geruime tijd na
het uitzitten van zijn gevange
nisstraf, woonde Hendrik Nep
met zijn (tweede) vrouw, Aaltje
Fennema, in een huisje in de
Arendsstraat.
Daar ontging het veel mensen
niet, dat de verstandhouding
tussen man en vrouw alles te
wensen overliet. Het kwam
zelfs zo ver, dat de vrouw hem
verliet en in Sneek ging wonen
bij een andere man.
Eens, toen Aaltje Fennema in
de trein zat naar Sneek, ver
scheen plotseling de vijf en
veertig jaar oude Hendrik Nep
bij haar in de coupé met de
dreigende woorden: "Tussen
Scharnegoutum en Sneek
maak ik je een lijk!"
Een conducteur achtte het toen
raadzaam bij de twee in de
coupé te blijven, waar hij tot
zijn verbazing zag, dat de man
- kennelijk uitgeraasd - op de
bank ging liggen en vredig in
dommelde.
Een paar weken later, toen hij
wist dat hun anderhalf jaar
oude zoontje bij een familie
Breedenbach aan het Pieterse
liewaltje verbleef, lokte hij zijn
vrouw er naar toe door haar in
Sneek een telegram te sturen,
valselijk ondertekend met
"Breedenbach" en de medede
ling, dat het jongetje ernstig
ziek was geworden.
Aaltje Fennema spoorde er
meteen naar toe en merkte
toen tot haar blijdschap, dat
haar lievelingskind springle
vend en in goede gezondheid
was. Maar nauwelijks zat zij
aan tafel of Hendrik Nep betrad
het pand om de vrouw te be
wegen bij hem terug te komen.
Toen zij dat weigerde, trok hij
een revolver en loste op de
vrouw vijf schoten, die dodelijk
bleken: in het Stadsziekenhuis
blies Aaltje Fennema, een en
dertig jaar oud, de laatste
adem uit.
Het stoffelijk overschot vond
een laatste rustplaats op het
kerkhof van Lekkum, waar de
kist was voorzien van een
bloemstuk van Hendrik Nep.
En wat stond er op het lint?
Wel, "Rust zacht, lieve vrouw.
Van uwen echtgenoot".
Het huis aan het Pieterseliewaltje, waarin Hendrik Nep zijn vrouw om het leven bracht. In het cirkeltje
het slachtoffer Aaltje Fennema (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje)