'T KLEINE KRANTBJE VOOR DE RECHTER DE AVONTUREN VAN JUFFROUW KNIP EN KNAP GRATIS ABONNEMENT 22. Over de Wiardastraat en 'Afkes Viertal' Op een avond in oktober 1996 treffen we juffrouw Knip en Knap aan bij oom Piet in de Vincent van Goghstraat in Huizum. Knip: 'Vorige week moest ik een pakje brengen naar de Wiardastraat en zag dat daar nog een bakker zit.' Knap: 'Ja, hoe is het mogelijk hè? Bijna een oase in de woe stijn. Het is nu de enige winkel tussen de Huizumerlaan en Borniastraat.' Piet: 'Dat geloof ik ook. Die bak ker zit op nummer vijf... in mijn jeugdjaren zat daar bakker Alkema. Daar tegenover bevond zich een manufacturen- winkeltje, maar dat pand is al afgebroken. Op de hoek van de Heijermansstraat, nummer éénenzestig, was de kruide nierswinkel van Sierksma. Ook dat huis is afgebroken door de zogenaamde vooruitgang.' Knap: 'Sierksma herinner ik me ook nog goed, later zat daar tot de jaren tachtig De Groot. Misschien wel de laatste kleine kruidenierswinkel in de ge meente Leeuwarden.' Piet: 'Dat zou best eens kun nen. Sierksma kwam vroeger ook bij ons langs voor de ophaaldienst.' Knip: 'Ophaaldienst?' Piet: 'Dan kwam hij geld halen voor de spaarbank, dan hoef den de mensen het geld niet zelf te brengen. Giraal verkeer zoals nu was er nog niet, de mensen kregen hun salaris con tant in 't handje.' Knap: 'Dat kun je je nu niet meer voorstellen.' VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Huizum. Op Huizum Dorp vie rennegentig woonde Wierd Feenstra. In het boek was hij de tienjarige Klaas.' Knap: 'Bestaat dat huis nog?' Piet: 'Het huidige huis met het zelfde nummer is van recentere datum.' Knap: 'De grootmoeder van mijn kleuterjuf heeft ook nog in het huis gewoond waar mijn juf geboren is.' Piet: 'Ja, Harmke Feenstra- Tuinstra, in het boek moeder Afke, woonde toen ze weduwe was, van negentienachttien tot haar overlijden op maandag zeventien januari negentien één entwintig ook op nummer dertig.' Knip: 'Er hebben dus drie gene raties in het huis gewoond.' Piet: 'Ja, kijk... hier heb ik nog een oude prentbriefkaart van de Wiardastraat, toen heette de straat overigens nog Nieuwstraat. De fotograaf heeft met zijn rug naar de Borniastraat gestaan. Links heb je even num mers en rechts de oneven num mers. Op de achtergrond zie je huizen van de Oosterstraat, de latere Buygersstraat.' Knap: 'Het mooie van die oude kaarten is dat er meestal geen auto's op staan, of hooguit een antieke auto!' Knip: 'Er is ook een beeld van Afkes Tiental!' Knap: 'Ja, in Wergea. Weet u ook wie dat beeld gemaakt heeft?' Piet: 'Ja, dat is een creatie van Suzanna Boschma-Berkhout, en onthuld in september negentien zeventig.' Knip: 'Nienke van Hichtum was toch niet de echte naam van de schrijfster?' Piet: 'Nee, ze heette Sjoukje Bokma de Boer. Haar vader was dominee en kwam uit Leeuwar den. Ze is geboren in de pastorie in Nes bij Dokkum. Haar vader vertelde in haar vroege jeugd verhalen. Later hoorde ze verha len van Nynke van Syds die wel in de tuin behorend bij de pasto rie, hielp. Maar daar kwam ook wel eens een Nynke van Foud- gum en die kon ook mooi vertel len... willen jullie nog koffie?' Knap: 'Dank je, ik niet meer...' Knip: 'Ik lus nog wel een kopje...' Piet: 'Het was in de negentiende eeuw nog niet de gewoonte dat vrouwen onder eigen naam publiceerden. Toen Sjoukje Bokma de Boer voor 't eerst werk zou publiceren overlegde ze met haar man Pieter Jelles Troelstra om een schuilnaam te bedenken. Op dat moment her innerde ze zich de Nynkes uit haar jeugd, Troelstra voegde daar toen Van Hichtum aan toe.' Knip: 'Woonden in Leeuwarden ook mensen uit Afkes Tiental?' Piet: 'Ik weet maar één geval uit Leeuwarden. De veertienjarige Eeltje in Afkes Tiental heette Jouke Feenstra en is in achttien- drieënnegentig als soldaat in Leeuwarden overleden.' Knap: 'In Drachten willen ze de vaart weer open graven.' Piet: 'Ja, dat is een goede zaak. Leeuwarden zou er ook van opknappen indien een aantal gedempte grachten weer uitge graven werden, te beginnen met het Vliet.' Chris Visser Het leven is meer dan ruzieën en vechten, waarbij de ander behoort tot de slechten. Je kunt toch ook wel eens pogen de dingen te bezien door hun ogen en daaraan ook wat waarde hechten! pagina 13 Piet: 'Ik weet nog dat op num mer één Hommema de melk boer woonde en op nummer drie familie Van der Hogt. Op de hoek met de Heringastraat, nummer zeventien, woonde Beukenkamp, die was machi nist bij de Spoorwegen. Op één entwintig woonde Nico de Graaf, die zat bij ons op school. Dat was een leuke jongen. Zijn vader handelde in manufactu ren, omstreeks negentienvijftig is de familie De Graaf naar Assen vertrokken.' Knip: 'Er woonde toch ook één van Afkes Tiental?' Knap: 'Ja, de vader van mijn juf op de kleuterschool. Op num mer dertig. Dat huis staat er ook nog. Daar woonde Ale Feen stra, de kleine Wiebe in het boek. Ale Feenstra is éénenne gentig geworden. Op het boekje met de Aebingastraat woonde volgens mij ook één van Afkes Tiental.' Piet: 'Dat was Sjoerdje Postma- Feenstra, in het boek de vierjari ge Sietske. Dat was in het pand Aebingastraat één, voor zesen veertig heette deze straat de Korteweg.' Knip: In de Sportlaan woonde toch ook één van Afkes Tiental?' Piet: 'Dat was Hiltje Feenstra, in het boek de twintigjarige Wiepkje. Zij was tot achttien éénennegentig dienstmeisje bij Troelstra in de Schrans, vlakbij de Schranskerk. Nienke van Hichtum was destijds getrouwd met Troelstra.' Knap: 'Door Hiltje Feenstra kwam Nienke van Hichtum dus in contact met de familie Feenstra in Wergea!' Piet: 'Dat klopt. Er woonden ove rigens vier van Afkes Tiental in Op een kwade dag in 1947 raakte een driejarig zoontje van de heer A. Rauwerda achter de Prinsentuin te water. De cape riolen van de kleine werden ge lukkig opgemerkt door een me neer D. P., die onmiddellijk zijn jas uittrok en het kind na sprong. Hij slaagde er in de drenkeling veilig op het droge te krijgen, maar toen hij, druip nat en rillend van de kou, naar de plaats van zijn jas terugkeer de bleek deze spoorloos te zijn; gestolen dus. "Een schurkenstreek!" kwam er in de krant van die dagen te staan. Maar voor de koene redder als nog een kleine pleister op de wond: wanneer hij zich bij onze redactie meldt krijgt hij een abonnement op 't Kleine Krantsje tot 1998 cadeau. Ook zij moest op tijd binnen zijn A. S., dienstbode te Leeuwar den was een avondje met een militair uit. "Militairen hebben wat meer vrij dan de rest van het menschdom", zal zij ge dacht hebben. "En waar man en vrouw een zijn, ik ook". Toen het naar klokke twaalf ging, haastte zij zich volstrekt niet en het gevolg was, dat zij zich 's nachts kwart over een nog altijd met haar militair door Leeuwarden's straten bewoog. Toen verwijderde haar vriend zich voor eenige oogenblikken, zij bleef alleen op het trottoir staan, een agent passeerde en nam haar mee naar het bureau. Ook de militair ging mee. Hier konden zij tot 's morgens vier uur over de geneugten van den avond nadenken. En thans komt als naspel: haar veroorde ling door den rechter tot 3 boete. Deeisch luidde 5. (1942) Ter Apel Jelle Vening "Inne oorlog he'k het beleefd, sa'k je vetelle, dat die Gerriet de Vries, je wete wel, van dat fabriekje in Huzum, ach, hoe hiet die straat oek weer, nou ja, dat geeft oek niks, mar die Ger riet de Vries, die vraagt mie op een goeie dag o'k soms oek twee vatten jenever voor em besefte kon. Nou, ik sei "altijd" natuurlijk. Dat ik as de bliksem naar mien kameraad Gosse en ik sei, Gosse, nou salie we het krije jonge, nou bist morren hoofdvertegenwoordiger voor een slieterij: twee vatten jene ver voor die Gerriet de Vries. Mooi, seit Gosse, kan altied. Dat wij nimme twee lege vatten, late die met water vollope en montere een van onderen dichtsoldeerde piep in 't plak vanne stop. Daar wat jenever in, stop er op en klaar was Jan tje. Wij met die vatten naar Ger riet de Vries. "Nou, wat seit me neer De Vries ervan, 't is lukt" zei ik, "twee vatten jenever voor meneer". "Geweldig" seit De Vries, maar nou komt het. Want wat doet die smeerlap, de boef? Hij komt mie daar anzet- ten met een breinaald met een vingerhoedsje op't eind. "De stop er mar even af" seit ie. Dat wij stonnen te trillen oppe poa- ten, want even uut de koers en hij stootte met dat vingerhoeds je teugen de kant van 't buiske an. Mar nee hoor, 't gong goed. "In orde" seit ie, "nóu 't andere vat oek nog even". Ja, nou vraag ik je, wat een smeerlap niet? Mar, sa'k je vetelle, oek dat gong goed - hij liet het vinger hoedsje weer zakke, haalde 't omhoog en soop het leeg, waar we bij stonnen. 't Is voorme kaar heren, bedankt" - jaseker, dat seit ie oek nog. Prachtig, wij gauwafrekene en fut. Mar de volgende morren, ik lei nog op bed en daar staat mie die Gerrit de Vries al voor de deur. "Nou treft meneer het niet" seit mien vrouw, "want mien man is er niet, hij is de deur al uut". Wel, 't gezicht van mien vrouw sal te eerluk weest hewwe, want De Vries blieft staan en houdt mar niet op om op mien deur te slaan. Dat ein- deluk steek ik de kop uut 't raam en seg "wat nou?" "Wat nou?" seit De Vries, "water! water!" Ik zeg 't is niet te gelo ven, dat mut een vegissing weze, ik ken die kerel en die is so betrouwbaar as een bank. We mutte er tegare mar even heen, iksalmiegauwanklede. Nou, klaar niet. Dat terwiel die De Vries voor huus staat te wachten stuur ik mien vrouw gauw oppe fiets de achterdeur uut naar Gosse: wegweze van self. Een ketier later komme we bij Gosse. De Vries drukt oppe bel. Gosse sien vrouw doet open en seit: "Heren, hoe kan't so beroerd treffe, Gosse is krekt vetrokken naar Schie dam". Toen he'k eindeluk be grepen hoe goed een meens vloeke kan. Mar 't was toege- liek het laaste, wat we er van hoord hewwe. Die hele De Vries het het vanself nooit an- durfd en geef het an. De smeerlap.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1996 | | pagina 13