FOTO DICKVANDERHEIJDE JR HET OORLOGSDRAMA VAN EEN JONGE LEEUWARDER 'T KLEINE KEAHT5JE DE TWINTIGJARIGE PiËT RAADSELS OPGELOST Het artikel "Het oorlogsdrama van de dwangarbeid" - 't Kleine Krantsje van M januari-noopt mij tot een opmerking. In de lijst met omgekomen Leeuwarders omvingen wg het treurige mis ik namelijk de naam van Pieter Dekkinga, geboren 13 december 1923 en bericht dat m -het Concentratiekamp overleden in het concentratiekamp "Schwesing" bij Husum in Duitsland. Piet Hussum (Dl.) op 21 Nor. 1944 reeds is was mijn beste schoolkameraad op de Gemeente H.B.S. in Leeuwarden; wij orerleden Pieter Dekking» op den hebben ook een tijdlang naast elkaar gezeten in de bank. Na ons eindexamen leeftud van 20 jaren. De aiepbedroef- kreeg Piet een kantoorbaan bij Zeyl's Bank op het Ruiterskwartier en ik kreeg den H. Dekkinga. Grietje en Vei loofde. een baan bij de Gemeente Lichtbedrijven. Wij spraken elkaar nadien nog heel Leeuwarden, 23 Aug. 1945. vaak. VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 14 industrie - techniek - bouwkunde - produkt - reportage - portret - reproduktie jozef israëlstraat 6-10 058 - 2124984 Het gezin Dekkinga woonde aan het Cambuursterpad; vader Dekkinga was in dienst bij de Gemeente. Piet's moeder is, naar ik mij meen te herinneren, nog in de oorlogsjaren overle den. Bij een van onze ontmoetingen spraken Piet en ik af - beter gezegd: wij bezwoeren elkaar - dat wij nooit en te nimmer vrij willig ons zouden aanmelden bij de Arbeidsdienst, noch vrijwillig naar Duitsland zouden gaan voor de "Arbeitseinsatz". Op eeïi gegeven moment was het dan toch zo ver: (ik meen, dat Piet eerder opgeroepen werd) Piet moest naar Duitsland. Van zijn vader ver nam ik, dat hij was gaan onder duiken en wel bij het gezin van het filiaal van Zeyl's Bank in Sneek; overdag kon hij dan ook nog kantoorwerk doen. Het was volgens vader Dekkinga prach tig geregeld en volkomen veilig. Ik zelf ben per 1 juli 1943 opge roepen met een "aangetekende briefkaart". Ik moest mij aan het station in Leeuwarden melden, voorzien van een deken, bestek, eten voor een dag en al mijn distributiebescheiden. Ik toonde die oproep aan mijn chef, de heer Oeloff, boekhou der bij de G.L.B., die erg schrok en vroeg, wat ik zou doen. Zoals ik al vaker had laten doorsche meren antwoordde ik: "Natuurlijk ga ik niet, geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt." ONDERGEDOKEN In de komende dagen was dit vaak onderwerp van gesprek en steeds moest ik ervaren, dat mijn chef en ook de directeur, ir. J. N. Blaauw, maar liever zagen, dat ik mij ging melden. En de 30e juni zal ik nooit vergeten: Met zijn drieën, de heren Blaauw en Oeloff en mej. Van der Meulen, de directie-secreta resse, hebben zij mij die middag zwaar onder druk gezet: ik zou en moest me gaan melden. Hoewel ik nog maar negentien jaar was, bleef ik halsstarrig tegen mijn superieuren volhou den: "ik ga mij niet vrijwillig daar melden, ik denk er niet aan!" Tenslotte zei de boekhouder: "Wat moeten wij dan zeggen als ze hier naar je komen vragen?" Ze waren daar reuze bang, maar ze vroegen mij wel elke morgen wetende dat wij de Engelse zender beluisterden "of er nog nieuws was". Ik heb toen geantwoord: "zeg dan maar dat ik ontslagen ben of zo." DOOR OOG NAALD Om kort te gaan: ik ben onder gedoken, was een tijdlang in Sappemeer, sliep wel in een timmerbedrijf van Visser aan het Oranjewaltje; later werkte ik ook hier en daar in de stad: aardap pels venten voor de firma Mollema, winkelbediende bij Wanda, kantoorhulp bij Braams. Ik ben vaak door het oog van de naald gekropen, maar daarover eventueel later meer. Toen ik een boodschap voor Wanda had gedaan - op een zonnige dag - kwam ik op de Gedempte Keizersgracht een groepje man nen tegen: Pieter Dekkinga tus sen twee (Nederlandse!) politie agenten in en zij gingen richting Huis van Bewaring. Ik zei nog tegen Piet: "Wat nou, Piet?" Ik was te verbouwereerd om meer te zeggen. En Piet zei: 'k Ben de sigaar." Het laatste wat ik ooit van hem gehoord heb. Ik haalde de bevrijding gelukkig wel. Bij de Gemeentelijke Lichtbedrijven moest men mij niet meer met de smoes, dat ze twee meisjes in dienst genomen hadden; ik kon wel gaan! Maar de man, die een tijdje vóór mij wél vrijwillig naar Duitsland was gegaan, zat weer op zijn oude plekje! Na enig solliciteren kwam ik terecht op de administratie van de Gevangenis en daar kreeg ik ook te maken met de inschrijfre- gisters. Al spoedig ontdekte ik de. naam van Pieter Dekkinga als één van een groot transport jongens, die allen naar Kamp Amersfoort afgevoerd waren. Ik ben toen nog een grote actie begonnen, heb alle adressen, welke ik via het register kon achterhalen aangeschreven met verzoek om informatie omtrent hun zoons en zo moge lijk over Piet Dekkinga. Overal kreeg ik bericht van daan: "Niets meer van onze zoon gehoord, onbekend, waar hij gebleven is." Tot ik op zekere dag van vader Dekkinga hoorde, dat Piet in Husum omgekomen was. Hoe Piet Dekkinga tegen de lamp gelopen is? Wel, volgens het verhaal van zijn vader op een stom-ongelukkige manier. Hij was dus opgenomen in het gezin, dat Zeyl's bank-filiaal in Sneek beheerde. Deze mensen zouden op een dag logé's krij gen en Piet zou voor één nacht bij kennissen slapen. Juist die nacht werd daar huiszoeking gedaan in verband met een clandestiene slachting en toen werd Piet ontdekt, zonder geldi ge papieren en dat werd voor hem het begin van het einde... Na de oorlog hebben wij eens, tijdens een reis naar Denemarken, gelogeerd in een klein pension in of bij dat Husum. 's Ochtends bij het ontbijt vroeg ik aan de mevrouw van het pension in het bijzijn van haar man wat zij wist van een con centratiekamp hier in de buurt. De mensen schrokken zicht baar en vooral mevrouw reageerde met: "daar weten we niets van, nooit iets van verno men." Ook de man zei van niets te weten. Ik zei, dat een school kameraad van mij in het con centratiekamp Husum omgeko men was en dat ik daarom, nu ik toch hier in de buurt was, wel iets meer wilde weten. Maar ze kwamen niet verder dan: "We hebben er niets van geweten, wij bemoeien ons ook niet met politiek." Later hebben wij in een winkel dit onderwerp nog eens ter sprake gebracht en men vertel de toen wel, dat men vaak lange rijen gevangenen had zien lopen, op weg naar hun werk. Ze zagen er vermagerd en slecht uit. Wij hebben ook nog bij een gedenksteen gestaan, in Husum of ergens anders. Daarop stonden geen namen, alleen iets in algemene termen, zoals "ter herdenking aan de dwangarbeiders uit Polen, Nederland en Wat mij uit die dagen het scherpst is bijgebleven, zijn de verschrikte gezichten van die beide mensen, toen ik over dat concentratiekamp begon... Groningen E. Drijver Henk van der Meulen, die bekend geworden is als voetballer van Frisia. De net genoemde lijst, een zeer curieuze opsomming, komt voor in het onlangs versche nen boek: "Slaven van de bezetter". De samensteller ervan, onze abonnee de heer G. van der Berg te Dronrijp, vermeldde er al bij, dat "het samenstellen van zo'n lijst van omgekomen Friese dwangarbeiders on volledig is en blijft." Red. KI. Kr. Wat je nauwelijks voor mogelijk houdt: na vijftig of zestig jaar kunnen er door 't Kleine Krantsje raadselachti ge gevallen worden opge lost! Heel lang geleden heb ik met mijn broer Fetze gezien, dat er bij de Brol een jongen te water raakte. Toen hij gelukkig gered werd zei mijn broer: "Nu ga ik zwem men leren!" En hij deed dat ook. Wie dat geredde kind was hebben we nooit gewe ten, tot het nog niet zo lang geleden, in 't Kleine Krantsje kwam te staan! Oud-stadge noot Dukke Hiemstra meld de vanuit Australië dat het een Augustin uit de Grote Hoogstraat was geweest. En wat zagen we nu in 't Kleine Krantsje? Dat een meneer J. M. de Jager vertelde van een meisje, dat op de Voorstreek bij de winkel van Herman Krammer lang gele den in het water fietste en kopje onderging. En deze drenkelinge werd gered door een dappere jongeman, die zomaar het water inploemp- te en van wie de identiteit altijd voor hem, een broer van het meisje, onbekend gebleven was - de redder was er, zonder zich bekend te maken, vandoor gegaan. En nu, na al die tijd, kan ik zeggen wie die redder is geweest. Mijn broer Fetze, die zwemmen leerde, nadat wij dat andere kind bij de Brol in het water zagen spar telen! Zo zagen we dus, dat er door publicaties in 't Kleine Krantsje na heel lange tijd twee raadsels wer den opgelost! Huizum Dirk Beeksma We hadden zelf ook al ont dekt, dat de Leeuwarder jon gen Piet Dekkinga ontbrak op de gepubliceerde lijst van omgekomen dwangarbei ders. Ook een ander slacht offer hebben we er niet op kunnen vinden. Dat was Dick van der Meulen, de oudste zoon van een bode, die bij de gemeente werkte en die woonde aan het Raadhuisplein. Dick was in de oorlog tewerk gesteld in Berlijn en is daar bij een bombardement om het leven gekomen. Hij had een broer,

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 14