DE BOEIENKONING DERTIG JAAR DOOD 'T KLEINE KKANTSJE DOUWE BIJLSMA VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 "Ko, ik hoor niks meer, dou doest gien freet meer open!" Dit zullen waarschijnlijk de laat ste woorden zijn geweest van Douwe Andries Bijlsma, Kapi tein Nero, die ik gehoord heb. Hij sprak onvervalst Leeuwad der dialect. OVERBEKEND Het is op 15 mei 1997 alweer dertig jaren geleden, dat onze overbekende stadgenoot en variété-artist Douwe stierf. Wij hadden een voorstelling in Vegelinsoord bij Heerenveen gehad, reden terug met zijn schoonzoon en ik voelde mij wat griepig en diende op te pas sen, want binnen enkele dagen moest ik mijn nieuwe baan in Krefeld beginnen. Ik zei dus even niets wat ook wel een wonder is en toen sprak hij, ter wijl wij op de achterbank van de auto zaten met de spullen van zijn sabellader tussen ons in, zodat wij elkaar niet goed kon den zien, deze gedenkwaardige woorden: "Ko, ik hoor niks meer, dou doest gien freet meer open". Met z'n één en zeventig jaar liep Bijlsma nog over vier en twintig sabels, wat een prestatie! Hij rookte in de auto een pijp, niet aangenaam voor iemand die wat griepig is. Ik vertelde hem, dat roken slecht is voor de gezondheid, waarop hij zei "Ik overleef jimme allemaal". Maar dat gebeurde dus niet. Ongeveer een maand later kreeg ik in het hotel in Krefeld de rouwbrief, dat D. A. Bijlsma gestorven was. Ik kon niet komen, omdat ik ingewerkt werd, maar heb wel een brief geschreven en gebeld. Ik hoor de dat hij in het Bonifatius Ziekenhuis gebracht was, omdat hij benauwd om het hart was. EEN LEEWADDER Bijlsma werd geboren op 23 augustus 1896 in Leeuwarden en werd dus een en zeventig jaar oud. Ik ontmoette hem in 1938, toen wijlen koningin Wilhelmina haar veertigjarig regeringsjubileum vierde. Wij mochten van huis uit nooit naar de kermis of het circus, maar op Oranjefeesten wel. Wat een geluk. Ik liep daar met een bediende van ons, Rinse de Vries - een broer van de beken de Manus - en daar ineens zag ik voor het eerst in mijn leven de fakir- en slangenacrobaat Bijl sma. Bijlsma vroeg aan Rinse de Vries, of ik een neefke van hem was. De Vries zei: "Neen," dit is de zoon van mijn baas". En, zo vervolgde Rinse: "Die is erg geïnteresseerd in dat, wat u doet!" "Kom maar eens langs in de Westerstraat nummer elf", zei Bijlsma. Dat gebeurde daar na en tot zijn dood heb ik hem bezocht. Hoewel ik in mijn leven honderden variétévoorstellin gen heb bezocht, zag ik nooit eerder iemand, die over vier en twintig scherpe sabels liep. En ook de tijd van de ringen-acro- baten was toen al voorbij. Ook liet hij een grote steen op zijn borst kapotslaan. Iemand die vandaag de dag over glas loopt of er in gaat liggen, noemt zich al fakir. Ja, zo gaat dat. Douwe Andries Bijlsma liep als veertienjarige jongen van huis weg, naar Harlingen, waar hij op een" paradetent meewerkte. De politie heeft hem toen weer teruggehaald en commissaris Wesser zei: "Als je van huis wil weglopen, loop dan verder weg". Zijn moeder heeft hem later toch toestemming gegeven om beroepsartist te worden. Op de illustraties bij dit verhaal zien we Douwe Bijlsma, alias De Boeienkoning, op verschillende manieren in actie. Hierboven Douwe als vuurvreter: de vlammen gingen bij hem als snoepjes naar binnen. Rechtsboven Kapitein Nero" in zijn fraai beschilderde kist. Linksboven als "tuunpliesje" in de Prinsentuin, want dat is hij, in het laatst van zijn leven, ook nog geweest. (Foto's: Fenno Schoustra en Collectie t Kleine Krantsje) Van de paradetenten kwam Bijlsma op straat terecht, wat hij later erg betreurde. Hij heeft mij vaak gezegd "Dou must nooit op straat beginne, want dan komst niet meer in de betere zalen en programma's". Ik denk nog vaak aan hem. Dat het al weer dertig jaar geleden is. De ringen, waar hij doorheen kroop zijn nu in een vitrine in het Theater Instituut Nederland in Amsterdam. Ik kreeg de ringen van zoon Andries, die ook al is overleden. In Leeuwarden wilde niemand mijn verzameling hebben. Er is een verhuiswagen vol naar Amsterdam gegaan. Dat moest Bijlsma eens weten. Bijlsma sprak geen perfect Nederlands of Fries. Toch noemde hij zich ook "de Friesche fakir" en hij voelde zich een echte Fries. Ik heb hem eens gevraagd of hij ook in dienst was geweest. Toen zei hij "Ko, ik hew liever dat ze hun ouwe moer krupe late". Dat betekende dus, dat hij geen militair was geweest. Hij sprak een prachtig humoristisch Leewadder dialect. Ik wil dat graag nog eens aanhalen in dit artikel ter ere van de man, die zo velen met zijn kunsten en humor vermaakt heeft. ZIJN BIJNAAM Aan zijn bijnaam, ik wil niet scheldnaam zeggen, want zo bedoelde men het in Leeuwar den niet, had hij een grote hekel. Daarom gebruik ik die naam ook nooit. Maar "slappe" betekent hier lenig in het Leewadders, maar Bijlsma vatte het op, dat men hem dan weer als slap, dus niet sterk, zou ver slijten. Dat is niet zo en ja, in een kleine stad als Leeuwar den, had men vroeger gauw een "bijnaam". Ik heb nog wel contact met sommige kinderen en die zeg gen, dat ik hem beter kende dan zij zelf. En wanneer ik nu viermaal per dag door de Rengerslaan rijd, denk ik altijd aan de Westerstraat nummer elf. Wat geweest is, komt nooit terug, maar de herinnering blijft. Gelukkig maar! Leeuwarden Ritsko J. van Vliet senior

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 6