HENGELEN OP GROTE WIELEN IN VROEGER JAREN •T KLEIDE KEAHT5JE WILLEM VAN DER PLAATS VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7 Het water van de Grote Wielen behoorde behalve aan de gemeente en aan landeigena ren die in de buurt woonden aan de kerk van Rijperkerk. Nu zijn die oevers niet kaarsrecht en er zitten grote inhammen in. Zo'n inham is dus eigenlijk weg gespoeld land en dat water was, volgens het kadaster, weer van de landeigenaar. Als dat niet aan de Club was ver pacht loerde de Veldwachter er op. Die Veldwachters hadden in die tijd niet veel te doen. Behalve dat ze een weggelo pen kip terug moesten brengen zaten ze achter de horretjes thuis te koffiedrinken. Som migen waren berucht in hengelkringen. O.W. als er een vreemdeling door het dorp fiet ste en deze ook nog hengels aan de fiets had gebonden. Dan kwam hij in het geweer ook figuurlijk, en sloop hij de verdachte na, zich zo lang mogelijk schuilhoudend achter' rietkragen. ONHERROEPELIJK Als de hengelaar zich dan onbewust op verboden gebied bevond en z'n vistuig lag in niet gepacht water dan volgde onherroepelijk een bon en wat het ergste was: de inbeslagna me van hengel en snoer. Deze kleine drama's hoorden wij veel in de hengelsportwinkel van mijn vader op de Weaze. Het betrof dan vaak een arme sloeber, die met zijn, na lang sparen verkregen hengeltuig zijn etensmaal probeerde aan te vullen met een lekker visje. Het ergste voor die mensen was dat ze het volgend jaar, na de veiling van "Domeinen" een ander zagen lopen met hun spullen, die zij dan weer voor weinig geld hadden gekocht. Nu is "Domeinen" voor mij altijd iets raadselachtigs geweest, een beetje een staat in de staat. Midden in de Grote Wielen lag een langgerekte tf.rookwE.tsr Hengelaars in de dertiger jaren op de Grote Wielen in actie in het gehuurde roeibootje num mer 27. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) die van Domeinen was en niet werd verpacht. Domeinen ver pachtte niets; uit. Je mocht daarin niet op snoek vissen, en daar werd extra op gelet. Om moeilijkheden voor de club hengelaars te voorkomen be sloot het Bestuur daar wat aan te doen. Het probleem werd 'goed aangepakt. Er werd beslo ten de gevaarlijke zöne te betonnen! Toen die attributen klaar waren moesten ze ook vakkundig gelegd worden. Wij hadden toen thuis een bescheiden kajuitmotorbootje en daarmee stak ik op een mooie dag van wal met aan boord enige bestuursleden. Mijn eerste opdracht was naar de Emmakade Noordzijde te varen om daar een ambtenaar van het kadaster van huis te halen. Dat was een hoge piet op het gebied van landmeten, die zou zorgen dat de boeien op de goede plaats kwamen te liggen op de Wielen. Mijn twee de opdracht was naar de Firma Kolk aan het Zuidvliet te varen om vandaar de klaarliggen de motorschuit van Kolk te begeleiden naar de Wielen. In die praam lagen zes houten biervaten die waren voorzien van stevige kettingen en als ballast een mop beton met een ijzeren oog, gemaakt door Kolk. Het kettingbeslag was gemaakt door Dijkstra van de Potmargewal; boommotorre- parateur en jaren later ook nog Voorzitter van de Club. Die clubhengelaars konden dus vissend vanuit een bootje vei ling hun gang gaan, maar vanaf de wal bleef het oppassen. Maar... nu was er in de binnen stad van Leeuwarden een schoenmaker-winkelier, die zich "niet bij zijn leest hield". Die man liet namelijk vlak voorbij de toen bestaande zweminrich ting een café neerzetten, een lange glazen kast met een rie ten dak. Wel een aardig ding. Maar als je er langs fietste, op de straatweg en je zag door de grote ramen de zeilbootjes, dan leken de masten wel kurketrek- kers. Ik had toen drie kennis sen, die in glas handelden en die vertelden mij dat die waren voorzien van afgekeurd glas dat eigenlijk alleen geschikt was voor broeikassen. Nu was er niets aan de hand zolang die man op de wal bleef maar hij schafte zich een grote motorsloep aan en hield daar mee rondvaarten op de Grote Wielen. Of het nu door dat bobbelglas kwam, dat ze de boel niet hel der zagen, weet ik niet, maar bij die mensen zette zich het idee vast dat boeien hun bedrijf in de weg lagen en dus moesten ver dwijnen. Na korte tijd dreven alle tonnen in het riet en de kettingen waren vernield. De daders wer den niet gevonden maar de ton nen dus wel. Deze werden weer verzameld en van nieuwe ket tingen voorzien. Maar de beton blokken waren weg en die waren duur. Inplaats daarvan had Dijkstra wel een partij oude cylinderblokken en meer van dat zware spul liggen. Daarmee werden nu de boeien verankerd en opnieuw gelegd, weer vak kundig vanzelf. Maar het feit herhaalde zich na enige weken, maar nu was er geen ton meer te vinden. Vernield? Afgevoerd? Het bestuur besloot toen alle leden een kaartje te geven waarop de Grote Wielen stond afgebeeld, met daarop duidelijk de "Verboden Zóne" aangegeven. Met ^aarbij de waarschuwing ruim buiten de "gevaarlijke zöne" te blijven. Er kwamen geen klachten op dat punt, maar er gebeurde weer wat anders. Hengelvissen mag je overdag; tussen zonsop- en zonsondergang, zoals dat officieel heet. Een heel enkele hengelaar had een vergunning om 's nachts te vissen op paling. Nu is paling een zeer geheimzinnige vis, waar de geleerden lang alles niet van weten. De paling "loopt" 's nachts op bepaalde tij den en bij bepaalde weersom standigheden. En daar moet je kijk op hebben. Dat vissen gebeurt wel met een zoge naamde peur, een trosje regen wormen, echte blauwkoppen, die in de lengte doorregen zijn met een wollen draad! Dit moet de dierenbescherming maar niet lezen. Vanuit een laag boot je werd zo'n peur op en neer bewogen en als een paling er in beet, bleef die heel even met z'n scherpe tanden in de wollen draad hangen. Dat voelde de hengelaar en wipte dan de paling in de boot voordat het dier de draad los liet. Enkele leden beoefenden dus 's nachts die sport op de Wielen en zij werden geattendeerd op een visserman die met grote netten en het bijbehorende geplons, in het voor hem verbo den gebied, zijn slag dacht te Slddfl Het werd enige malen opge merkt en het bestuur werd inge licht. De dader was herkend; het was de vroegere pachter van het viswater. De veldwach ter van het dichtsbijzijnde dorp werd verwittigd van het een en ander. Het gaf niets. De visser en de veldwachter waren broers en zij woonden in het zelfde dorp. Mijn vader schreef in die tijd geregeld in het Clubblad van de Hengelaarsbond over allerhan de zaken betreffende de hen gelsport en er kwam ook een scherp verhaal over de nachte lijke stroperijen op de Grote Wielen. Toen kwam de veld wachter wel in actie en hij beklaagde zich bij zijn superi euren. En ja hoor; op zekere dag verscheen hij in vol ornaat bij ons aan de deur en deelde N. Brinck mee, dat deze zich dan maar bij de heer hoofofficier van Justitie diende te vervoe gen. De oude heer er heen en hi} hoorde een en ander aan. Maar hij liet zich niet van de wijs brengen. Hij kon eventueel getuigen laten komen. Het eind van het lied was dat de visser man goed aan het verstand gebracht werd dat hij zich niet weer met zijn netten op de Grote Wielen mocht vertonen en de veldwachter kreeg een andere standplaats. Dit was Andere Thee dan van Van Nelle zeiden we toen. Na enige jaren van mooie snoekvangsten bleek er ineens op dat gebied niet veel meer te vangen. Het bestuur wilde wel eens weten hoe het er voor stond onder water. Er werd een zalmvisser uit Woudrichem gezocht om met een groot zalmnet een paar trekken over de Wielen te maken en eens te zien wat er in het net kwam. Die grote netten moesten met hele lange touwen aan twee einden door het water worden getrok ken en dat moest met man kracht gebeuren vanaf de wal. Er werd aan de leden gevraagd in grote getale naar de Wielen te komen en dan eerst bij de Hoge Brug het schip op te wachten. Dat visserschip had nogal een hoge opbouw en daartoe moest voor de brug een flinke ploeg mannen aan boord kwam. Daardoor kwam de schuit lager te liggen en kon onder de brug door. Op de terugreis 's avonds het zelfde ritueel. De eigenlijke vangst met het net viel tegen, mede door het stukgaan van het net door haken, onder water, aan boom stronken en misschien ook nog wel door andere obstakels. In het winterseizoen werd ook veel gevist vanaf de steigers van het zwembad. Badmeester Van der Woude hield daar toe zicht en verhuurde de club-roei bootjes. Er waren alle dagen enige vaste bezoekers onder wie dokter De Jong, hij en ook groentewinkelier Dames visten speciaal op baars. Zo moet het een keer gebeurd zijn, dat iemand een mooie baars ving. Toen die boven kwam en de hengelaar zag, zei die baars: "Pardon, ik ben verkeerd, ik mut dokter De Jonge hewwe", en liet los!" Ik ben allang gestopt met de hengelsport. Ik laat dat nu maar aan mijn zonen over. Die ver dienen de kost op zee, niet als visser, en als ze thuis zijn (op Terschelling) gooien ze nog wel eens een hengeltuigje uit op het Wad. Heerlijke zeevis. Zo was mijn jongste zoon Dirk deze zomer vanuit zijn zeil- slopeje aan het hengelen op een mooi stekje buiten de haven toen er een meter of wat van het bootje een zeehond z'n kopje boven water stak en hem minutenlang aanstaarde. Er was tijd genoeg om zijn foto toestel te pakken, en er een mooi plaatje van te schieten. Als je dat kopje ziet denk je, misschien denkt dat beest: wat doet die figuur daar in dat hou ten bakje! Vissen? Wat een drukte; ik doe onder water de kiezen van elkaar en de vis zwemt naar binnen en dan hap snap weg. Geen vishaak-vis- schoonmaken en roken of bak ken. Dat hebben ze niet geleerd bij Lenie 't Hart op kostschool. "Nou so kan het eerst wel weer", sei Moeke dan en stop pen we dus. Leeuwarden G. Brinck Als een vriendelijke stadgenoot - zo hebben velen Willem van der Plaats gekend. Willem, die in 1980 overleed, toen hij ze ven en vijftig was, heeft zich van zijn vroegste jeugd af voor automobielen geïnteresseerd en hij kende alle automerken op z'n duimpje. Er is een tijd geweest, dat hij zelfs aan het geluid van de motor het merk van een auto kon herkennen. Jarenlang hield Willem van der Plaats een wakend oog op in de stad geparkeerde auto's, maar sinds de dokter hem dit met het oog op een hartkwaal verbood, hield hij zich nog uit sluitend bezig met boodschap- penwerk. Opvallend was het, hoe Willem van der Plaats altijd zijn ver jaardag onder de aandacht kon brengen. "Ik bin vandaag oek jarig," zei hij dan, terwijl hij een aantal centen in zijn hand liet rammelen. En als u het ons vraagt was het zo, dat Willem van der Plaats nogal eens jarig was...

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 7