'T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 10
SPECTACULAIRE VLUCHT
UIT ONZE GEVANGENIS
In 1959 beleefde Leeuwarden de sensatie van een spectaculaire ontvluchting uit de
Strafgevangenis. Twee gedetineerden, een beruchte inbreker en een tot levenslang
veroordeelde moordenaar, zagen kans op een originele manier hun verblijf te
verlaten. Na het ontdekken van hun onverwacht vertrek ontstond er een opzienba
rende achtervolging, die sterk deed denken aan een klopjacht uit de vorige eeuw,
toen in één keer acht boeven de Leeuwarder gevangenis ontvluchtten. In tegenstel
ling met toen vielen er echter geen doden te betreuren: in minder dan twee dagen
keerden de uitbrekers terug naardepiaats, waar zij behoorden te zijn.
De uibrekers waren de nege
nentwintigjarige Chris Boolker,
tot levenslang veroordeeld we
gens moord en de dertigjarige
Herman Hieipe, die voor een
serie inbraken veroordeeld was
tot zes jaar. Boolker werd als
een gevaarlijk misdadiger be
schouwd. Hij was geen onbe
kende in de Leeuwarder gevan
genis: al eerder zat hij hier en
ook toen wist hij uit te breken
om na twee maanden vrijheid
opnieuw te worden gesnapt.
Ook Hieipe zat niet voor het
eerst achter de tralies. Al twee
maal zag hij kans te ontvluch
ten uit de Haarlemmer gevan
genis.
Het was in die inrichting, dat
beide mannen elkaar leerden
kennen en het was niet zo
vreemd, dat ze de kennisma
king in Leeuwarden hernieuw
den. Spoedig werd door de he
ren een ontvluchting
voorbereid. Herman Hieipe
was daarbij de man, die het
hersenwerk verrichtte. Handig
als hij was, zag hij kans een
valse sleutel te maken van het
bij de gevangenis behorende
kledingmagazijn. Die sleutel
mochten ze natuurlijk niet bij
hem vinden - daarom zaagde
hij zijn broodplankje doormid
den, verborg de sleutel daarin
en lijmde beide stukken weer
aan elkaar.
Van wat touw, afkomstig van
hangmatten, konden de man
nen een lange sterke lijn maken
en aan de uiteinden werden
met rubber omwonden haken
bevestigd. Na het voltooien van
deze voorbereidingen, die on
geveer een half jaar in beslag
namen, was het wachten op
een geschikt moment. Dat
kwam op de zevende augustus,
een zondag.
Het is een gure, trieste, regen
achtige dag. Om zes uur
's avonds wordt tijdens het luch
ten appèl gehouden. Beide
mannen melden zich. Daarna
komt hun kans. Tijdens het
naar binnen gaan zonderen ze
zich ongemerkt van de anderen
af en sluipen ze, zonder dat ie
mand het ziet naar de zolder
verdieping van het gebouw.
Hier houden zij zich schuil tot
het invallen van de duisternis.
Met de door Hieipe gemaakte
valse sleutel is het een klein
kunstje in het kledingmagazijn
te komen. Hieipe vindt er z'n
eigen kleren terug. Boolker
trekt een pakje van een andere
gedetineerde aan. Dan maken
zij een gat in het dak en belan
den zij vandaar in de dakgoot.
Veel is er al gewonnen, maar
het ergste zal nog komen.
Even is het wachten op een ge
schikt ogenblik en als ze nie
mand op straat zien, wordt het
ene einde van het touw naar
beneden geslingerd.
Ze weten het zo te doen, dat de
haken aan de lijn zich vastgrij
pen aan het ijzeren hek, dat
zich bevindt op de Keizers
gracht tegenover de Kruis
straat. De haken aan het ande
re eind worden aan de dakgoot
bevestigd. Door de rubberbe
kleding van de haken, heeft
één en ander nagenoeg geruis
loos plaats gehad. Juist als de
lijn bevestigd is, horen zij in het
gebouw het bekende bel-sig-
naal voor het avond-appèl.
Ze moeten nu voortmaken,
want straks zal hun afwezigheid
worden bemerkt.
Het slechte weer speelt hun in
de kaart.
GEEN MENS
Op straat is geen mens te be
kennen. Behendig laten zij zich
nu van een hoogte van tien me
ter langs de lijn naar beneden
glijden. Zodra Boolker op de
grond staat, komt Hieipe naar
beneden. Als deze halverwege
is, krijgen beiden de schrik van
hun leven. Een juist passeren
de wielrijder stapt van zijn fiets
en blijft het schouwspel gades
laan. Verder doet hij echter
niets.
Nadat Hieipe ook op de grond
is aangeland, wordt de lijn van
het hekje los gemaakt, waar
door het touw slap langs de ge
vangenismuur komt te hangen.
Dan kiezen ze hun weg door de
Kruisstraat.
Nogmaals krijgen ze daar een
onverwachte schrik. Zij lopen
langs een vrijend paartje, dat
de ontvluchting moet hebben
gezien. Maar ook hier gebeurt
verder niets. Op goed geluk lo
pen ze voort. Inmiddels heeft
men in de gevangenis de ont
vluchting ontdekt.
Bij het avond-appèl mankeren
beide mannen en er wordt ter
stond alarm ageblazen. Als dan
kort daarna de tegen de gevan
genismuur hangende lijn wordt
ontdekt, weet men met zeker
heid, dat de vogels gevlogen
zijn.
Rijks- en gemeentepolitie wor
den gealarmeerd, de omgeving
van de gevangenis wordt afge
zet.
De beide mannen, die deze
alarmtoestand hebben veroor
zaakt, zwerven door de hun on
bekende stad. Doordat zij hier
heg noch steg kennen, dwalen
zij zo, dat zij op een gegeven
moment weer bij de gevangenis
uit komen. Daar zien zij welk
een consternatie zij hebben te
weeggebracht. Op veilige af
stand zien ze de politiemensen
bij het gebouw posteren. Haas
tig maken zij rechtsomkeert en
zoeken ze de veiligheid in een
andere richting.
Na enig omzwerven komen zij
in de Schrans terecht. Zij lopen
dan de Overijsselsestraatweg
uit. In de omgeving van Gou-
tum verlaten ze de grote weg
om vervolgens bezit te nemen
van een bij een boerderij staand
de hok. Daar gaan ze slapen.
De volgende morgen al vroeg
vervolgen zij hun weg in zuide
lijke richting. Als het daglicht
wordt kruipen ze in een langs
weg slaande hooiberg. Hier
kunnen ze rustig een dutje
doen.
Inmiddels is de rijkspolitie, ge
assisteerd door de gemeente
politie van Leeuwarden een
groots onderzoek begonnen.
Als de politie in de omgeving
van Roordahuizum een tankau
to aanhoudt, vertelt de chauf
feur dat hij door twee mannen
om een lift is gevraagd. De sur
veillance wordt nu in de omge
ving van de Overijsselsestraat
weg uitgebreid. Alle
passerende auto's worden aan
gehouden en onderzocht.
In de loop van de middag zoe
ken de beide vluchtelingen na
een verkwikkend slaapje, de
grote weg weer op.
Het is tegen zes uur 's avonds
als de wachtmeester van de
rijkspolitie R. van der Veen uit
Roordahuizum in de nabijheid
van dit dorp twee mannen te
genkomt, die hij niet kent en
hoewel zij niet bepaald opvallen
(zij hebben immers burgerkle
ding aan) schenkt de wacht
meester toch meer dan gewone
aandacht aan het tweetal. Dit
ontgaat de beide mannen niet
en bang dat de politieman arg
waan heeft gekregen, oordelen
zij het beter om de grote weg te
verlaten.
Zij klimmen over een hek en lo
pen het veld in. De wachtmees
ter, die het tweetal nog eens
heeft nageoogd, vindt dit wel
heel vreemd, want de boeren
uit de omtrek kent hij bijna alle
maal en zo de beide mannen
dan al veekooplui mochten zijn,
wat moeten zij dan zoeken in
een land waar op dat moment
geen vee loopt? De politieman
keert op zijn schreden terug en
als de vluchtelingen dit zien ne
men zij de benen. Zo hard ze
kunnen, lopen ze weg.
De wachtmeester beseft nu, dat
het de gezochten zijn. Hij lost
enige waarschuwingsschoten
uit zijn dienstpistool, waarop de
vluchtelingen niet reageren.
Met de hulp van een automobi
list, zet Van der Veen dan een
achtervolging in.
Spoedig heeft hij de vluchtelin
gen ingehaald en als dan juist
voor een brede sloot één der
vluchtelingen van vermoeidheid
valt (het kan ook opzet zijn ge
weest om de ander gelegen
heid te geven te ontkomen) laat
deze zich gewillig arresteren.
Het is Hieipe, die de polsmof
jes worden aangedaan.
Boolker zei door de sloot zijn
vlucht voort en terwijl de auto
bestuurder per auto het spoor
van deze vluchteling blijft vol
gen, gaat de wachtmeester met
zijn arrestant terug naar de
weg. Op het ogenblik, dat hij
deze bereikt, nadert daar de
auto van de broers Tetman en
Jarich de Vries, die op weg
naar Akkrum zijn om daar een
uitvoering te geven. Zij hebben
al gehoord van de ontvluchting
en als zij daar een politieman in
uniform zien aankomen met
een arrestant bij zich, hebben
zij wel in de gaten, dat dit één
der ontvluchten is. Hun aanbod
om het verdere vervoer te ver
zorgen wordt graag door de
poltieman geaccepteerd en zo
gebeurt het, dat kort daarna
Van der Veen zijn arrestant aan
de politiepost Grouw in bewa
ring kan stellen.
JACHT GAAT DOOR
Intussen gaat de jacht op Bool
ker door, Rijks- en gemeente
politie onder leiding van overste
Fogteloo, commissaris Houwing
en burgemeester Walda van
Idaarderadeel, worden hierbij
geholpen door een aantal boe
ren en andere burgers uit de
omgeving.
Het spoor leidt naar Friens. De
Friensers hebben in de landerij
en iets zien bewegen. Een deel
van de politiemensen wordt de
landen in gedirigeerd, de rest
moet optrekken van de Idaar-
der kant uit.
De politiemannen springen over
de langs de weg lopende sloot,
sommigen met het pistool in de
vuist. Men weet dat Boolker
een gevaarlijk heerschap is.
De machinist van een goede
rentreintje naar Leeuwarden
stopt en geeft de politiemensen
aanwijzingen. De rinkelbel van
het flikkerlicht bij het oude sta
tion blijft minutenlang dreigend
getuigen van de activiteit van
de spoormannen bij het onder
zoek.
Het oordeel van de deskundi
gen bij de overweg is, dat de
vluchteling al langs de spoorlijn
is overgestoken en dus zegt de
politie: "Op naar Idaard."
Een fietsende burger - de do
minee van het dorp - vertelt dat
vrouw De Haan een man door
de landerijen heeft zien draven.
Vrouw De Haan wordt opge
haald en zij wijst het pad, dat
de vreemdeling nam. Het is in
de richting van de Wargaaster-
vaart.
En inderdaad: daar loopt in een
weiland een man, rustig en
kalm alsof er niets aan de hand
is.
Spoedig is de man omsingeld,
en dan blijkt hij niet de gezoch
te, maar een boerenarbeider te
zijn...
Terwijl men bezig is te beraad
slagen wat er nu moet gebeu
ren, komt het verlossende sein:
"staakt het zoeken."
De wachtmeester Witvoet van
Wartena heeft de uitbreker ge
snapt.
De wachtmeester Van der Wal
van Warga had de man opge
jaagd en zo was de beruchte
1 Boolker wachtmeester Witvoet
als het ware in de armen gelo
pen. Zonder enige moeite had
hij zich laten arresteren. Met de
auto van de persfotograaf Jo
hannes Doedes de Jong uit
Öudkerk, die aan de achtervol
ging had deel genomen, werd
Boolker onder politiegeleide
naar Grouw, overgebracht. Het
was inmiddels kwart voor acht
geworden.
Zwaar geboeid worden de bei
de mannen vervolgens naar
Leeuwarden gevoerd en hier
krijgen ze dan opnieuw een
gastvrij onderdak in het hun
welbekende hotel met de hou
ten lepel.
De in dit verhaal genoemde
namen van beide vluchtelingen
in gefingeerd.
Red. K.K.