BEKORING VAN EEN STILLE STAD 'TKLEIHE KRAJTSJE OORZAKEN EN DE GEVOLGEN Mmmauüm VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 16 Onlangs publiceerden wij een paar foto's van Leeuwarden van onze abon nee de heer W. D. Lijfering, die deze had gemaakt op momenten, dat het buiten gewoon stil was in de stad. Er was op die plaatjes letter lijk geen mens te zien en ook elke vorm van verkeer ontbrak, er zoefden nergens auto's voorbij, er kwam zelfs geen enkele fietser in het beeld. Er ging van die stilte onmis kenbaar een zekere beko ring uit en een andere abon nee, de heer Dirk Beeksma te Huizum werd er zo door getroffen, dat hij ook zijn camera greep om een aan tal soortgelijke stille momen ten in de stad op de gevoeli ge plaat vast te leggen. Net als de heer Lijfering pro duceerde ook hij een aantal kleurenfoto's, die zo fraai waren, dat we ze bij deze graag in 't Kleine Krantsje afdrukken. Daarbij krijgen we de mooie kleuren helaas niet te zien, maar zelfs zon der die tinten zien we dat het intens stille Leeuwarden heel mooi kan zijn. Voor zover u het zelf zo gauw niet ziet: de heer Beeksma fotografeerde ach tereenvolgens de Kelders, de Poststraat, de Voor streek, de Grote Hoogstraat, de Kleine Hoogstraat, de Willemskade en de Eerste Kanaalsbrug. Vader had een sloep gekocht. Hij wilde haar (sloep is vrouwe lijk) van een kajuit laten voor zien en er zelf een tot bootmotor omgebouwde automotor in zet ten. Het was één van de beide reddingsboten van de Malmö, een houtboot uit Zweden, die voor de kust van Ameland was vergaan. De andere sloep, die van hout was, was gekocht door de heer Van Slooten van de VS- pepermuntfabriek. Die van ons, zal ik maar zeggen, had eerst nog gevaren onder de naam "Miss Dolly" en wel op de Grote Wielen (Ik denk de heer Van Akker, ijsfabriek, maar weet dit niet zeker). In diezelfde dagen verongelukte een prachtige auto, een Marquette, in het watergebied van Friesland. Vader, die agent was van de "Nederlanden van 1845", ging er naar toe en kocht de auto, die total loss was. De motor was echter ongeschonden en kwam via de kunstgrepen van vader in "Miss Dolly" terecht en zij heette nu Trijntje, naar mijn oudste zus ter. Nu even overstappen op een andere oorzaak: vader, afkom stig uit Emmen, was een fervent jager en zo hadden wij een jachthond, zij heette Meta. Deze Meta kon zwemmen én duiken. Zij was bij het duiken echter weinig kieskeurig in waar ze nu weer mee boven kwam. Je gooi de bijvoorbeeld een steentje in het water, Meta er achter aan en kwam dan boven met wat ze maar vond. Een ander steentje dus of erger... Om kort te gaan, toen dan de boot klaar was en er een keer niemand was die haar huurde (vader adverteerde in het Leeuwarder Nieuwsblad) zou den we dan zelf maar eens het ruime sop kiezen op de Grote Wielen. Joho! Wij als kinderen waren dan heel blij dat we zelf konden varen, vooral mijn broer had bij verhuur altijd een gezicht van daar-gaan-ze-weer-met- onze-boat. "Volgende week gaan we!" zei vader tegen mij "en je mag een vriendje mee nemen!" Nu was het niet zo dat ik maar één vriendje had, ja mijn broer Sip, maar verder had ik veel vriendjes, niet alleen van school maar ook van "Ons Huis" aan de Bleeklaan, waar we heen gingen om de edele kunst van het figuurzagen onder de knie te krijgen. Juffrouw de Vrijer (ja, een dochter van de professor) zwaaide er de scepter en alle jongens waren onder de indruk van haar schoonheid en goed heid. Eén van die jongetjes was Wietze en hem koos ik uit om mee te gaan met de boot. Zijn moeder was weduwe en ik wist dat hij nooit ergens naar toe ging, behalve dan de onvol prezen vakantie-ontspanning. Op een dag was het dan zo ver en toen de Trijntje gemeerd lag, het was prachtig weer, gingen Wietze, Sip en ik er op uit om avonturen te beleven, Meta mocht ook mee. We gooiden ijverig steentjes in het water en Meta liet ons van haar beste kant zien, wat ze opdook stak niet nou! Op een gegeven ogen blik kwam ze boven met een ouderwetse zak-ketel, die vol blauwe modder zat, en natuur lijk geweldig zwaar werd bóven water. De Wet van Archimedes. Wietze (Oh, Wietze, had dit toch nooit gedaan!) schoot toe om het hengsel van de zak-ketel uit Meta haar mond te nemen, maar op dat moment brak dat hengsel. Ik zie nóg voor me hoe de ketel op de grond viel en er door die botsing een zware straal modder boven Wietze uit steeg en op hem viel. Voor onze verbaasde ogen was Wietze in één ogenblik veranderd in een blauwachtig zwart spook. En stinken, dokter, stinken! En toen gillend naar de boot. Moeke zal wel reservekleren gehad heb ben voor mijn broer en mij en Wietze was net zo'n jonkje! Het is allemaal wel weer goed geko men, maar ik denk wel dat ik geschrokken ben toen, daar aan de Grote Wielen, dat ik het nu, na zestig jaar nog pre cies weet. Het is wonderlijk met oorzaken en gevolgen: Het was toch ook mogelijk geweest dat de houtboot "Malmö" géén schipbreuk had geleden, het had toch ook gekund dat vader "Miss Dolly" niet van de Grote Wielen had gekocht. Het had toch ook gekund dat vader net zo'n hekel had gehad aan jacht als ik, dan had Meta haar duik- kunsten misschien bij andere mensen vertoond! Wietze had op een ander figuurzaagclubje kunnen zitten of in New Delhi had hij kunnen wonen. Wat is dit leven toch een prachtig raadsel dat zich voor onze ogen ontrolt, deels verklaarbaar is en deels op onwelriekende wijze voor ons, mensjes, een geheim blijft. Het gróte geheim dat boven het petje gaat dat vroeger of later onder de modder komt te zitten! Ter Apel Jelle Vening

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1997 | | pagina 16