OPVALLENDE FIGUREN IN HET
VROEGERE LEEUWARDEN
*T KLEINE KRANTSJE
DE BOKKEBOER
HET RUBBER
MANTSJE
IDS MET
DE BEERD
DOOR FENNO L. SCHOUSTRA
YME BAKKER
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 5
Altijd hebben er in Leeuwar
den wel opvallende figuren
gewoond. Mannen en vrou
wen, die min of meer uit de
pas liepen en die door hun
gedrag of uiterlijk bijzonder
de aandacht trokken. Van
eigenlijk al deze mensen
kon gezegd worden, dat ie
dereen ze kende - vooral in
vroeger jaren, toen de stad
nog veel kleiner was, waren
dergelijke pommeranten bij
jan en alleman bekend. In
deze rubriek zullen wij een
aantal van hen nog eens de
revue laten passeren.
Zijn officiële naam moet Gos-
linga zijn geweest, maar ieder
een kende hem als De
Bokkeboer. Waarom? Waar
schijnlijk omdat hij bij zijn
woning aan de Groningerstraat
weg nogal wat bokken (en gei
ten) hield. Maar er is ons ooit
ook al eens een vreemd verhaal
verteld van een loterij, die door
deze meneer Goslinga zou zijn
georganiseerd. Dat was dan
een verloting, waarbij een bok
als hoofdprijs werd uitgeloofd.
Toen de gelukkige winnaar
kwam opdagen, om het beestje
af te halen, zou de loterijhouder
doodleuk met het beeldje van
een bok voor de dag zijn geko
men en dat was dan de grote
prijs. Aldus volgens onze
berichtgever, die deze fraaie
geschiedenis misschien ook wel
uit zijn duim heeft gezogen,
want het is allemaal zo lang
geleden gebeurd, dat het moei
lijk meer te ontkennen of te
bevestigen is.
Wat wel vast staat, is dat De
Bokkeboer een ondernemend
man is geweest, die als exploi
tant van een soort Paardentram
een grote bekendheid kreeg in
het oude Leeuwarden. Dat ver
voersmiddel met daarop duide
lijk de tekst "Leeuwarder
Paarden Tram" moet inderdaad
een door twee paarden getrok
ken oude tramwagen zijn
geweest en de Bokkeboer
maakte er ritjes mee naar bij
voorbeeld de Grote Wielen en
de Marssumer kermis, waarvan
in de goede oude tijd nog een
hele roep uitging.
Voor de nog niet verwende
mensen van zo lang geleden
waren dat grote gebeurtenissen
en De Bokkeboer, die deze uit
stapjes toch maar mogelijk
maakte, werd zo natuurlijk een
graag geziene figuur.
Driehoek naast het pakhuis
Burmania aan de Oostersingel,
had wat met electriciteit en hij
moet doodsbang zijn geweest
door de bliksem te worden ge
troffen.
Daarom had hij zich met fiets
banden omwonden, liep hij op
schoenen met hele dikke rub
ber zolen en droeg hij zelfs dik
ke klodders stopverf in zijn
oren.
Zo waagde hij zich het liefst
's avonds en 's nachts buitens
huis om een wandelingetje te
maken - overdag liep hij als
een wel heel apart menselijk
wezen erg in de gaten.
De meeste buren bij hem in de
steeg, die natuurlijk nog nooit
van fobiën of dwanghandelin
gen hadden gehoord, begrepen
er het fijne niet van en dachten,
dat hij gek was - in ieder geval
bekeken ze hem als een uiter
mate griezelige figuur.
Duidelijk was het wel, dat het
Michelinmannetje ook aan ach
tervolgingswaanzin leed. Voort
durend vertelde hij, dat hij werd
gevolgd, altijd zei hij stemmen
te horen van mensen, die te
gen hem praatten en die hem
uitscholden.
Er werd wel beweerd, dat een
broer van Het Rubber Mantsje
ooit het slachtoffer van bliksem
inslag was geweest en dat dit
drama de oorzaak was ge
weest van de panische angst
van 't Michelinmannetje.
"Het Rubber Mantsje" noem
den de mensen hem, maar ook
werd hij wel als "Het Michelin
mannetje" aangeduid. Beide
karakteristieken gaven precies
aan, hoe hij met die Sije
Strijkstra zat: die ging waarem-
pel door het leven, terwijl hij
zich geheel door rubber om
wonden had!
Sije Strijkstra, een vrijgezel,
die woonde in de zogenaamde
Wel heel vreemd vond men
het, dat Sije Strijkstra in staat
was metalen voorwerpen feil
loos op te sporen. Kwajongens,
die hem wilden plagen, stopten
zo nu en dan van alles in de
grond, breinaalden, spijkers en
stukken ijzer. Maar Het Rubber
Mantsje, die beweerde, dat "die
dingen mie oppe bust slaan en
mie de hasses uutsteke" liep er
dan recht op af en bracht de
voorwerpen als een succesvol
le schatgraver boven de grond.
Eens sloegen die knapen met
een paal een halve fiets in de
grond en gooiden er modder
overheen - toen raakte Het
Rubber Mantsje, die dus niets
van dat ijzerwerk kon zien, al
helemaal overstuur. "Ik bin ge-
woan oppe doad om af," riep
hij uit, "ik bin velegen in huus
en het slaat mie mar oppe has
ses en het slaat mie mar op
mien bust."
"En," zo voegde hij er aan toe,
"nou bin'k wel noadzaakt om
het op te graven," - en ook
deze keer zagen buurtbewo
ners tot hun verbazing, hoe hij
meteen naar de goeie plek liep
en die halve fiets te voorschijn
bracht.
Nadat een jongetje eens een
oud horloge uit elkaar had ge
haald, kwamen de minuscule
restanten buiten onder een kar
terecht. Al in de nacht er na
ontdekten buren bij toeval, dat
Sije bezig was al die radertjes
te verzamelen - hij had ge
woon gevoeld, dat die er lagen
en zo zag men voor de zoveel
ste maal van hem op.
Waarom Sije Strijkstra in zijn
simpele huisje nooit op een
stoel zat vond men ook een
vreemde zaak - altijd liep hij
maar wat door de kamer heen,
soms luidkeels zingend van
"Papa zit Mamma met de be
zem achterna!"
In een periode voor hij zich met
rubber omwond, naaide hij
stukken katoen aan elkaar tot
een lengte van zo'n zeventien
meter. Die lange lap wikkelde
hij om zich heen, waardoor hij
er ook al als een wandelende
ton kwam uit te zien.
Een buurvrouw, die hem wel
eens in huis haalde, leerde
hem kennen als een doodgoeie
man met een heel goed hart,
die geen vlieg kwaad kon doen.
Eenmaal aan de praat kwam er
aan zijn verhalen geen eind:
het was soms 's nachts een of
twee uur, dat men hem met
zachte drang de deur moest
uitwerken om aan eigen bed-
rusttoe te komen.
Pogingen om hem zijn angst
voor blikseminslag uit het hoofd
te praten hadden nooit succes:
Sije Strijkstra was en bleef Het
Rubber Mantsje, zoals zijn om
geving hem nu al zo lang ken
de.
Toen hij zich eens een gehele
week niet had laten zien, wer
den buren ongerust. Zij gingen
op onderzoek uit, maar stuitten
op de voordeur, die degelijk
was afgesloten. Via een raam
kwam men toch binnen en toen
bleek hij, geheel verwaarloosd
en uitgeput, in de kamer op de
grond te liggen.
Meer dood dan levend werd
Strijkstra naar het Stadszieken
huis gebracht, maar omringd
door goede zorgen in plaats
van fietsbanden kwam hij er
gezond en wel weer boven op.
Daarna werd hij in de Psychia
trische Inrichting in Franeker
opgenomen, waar hij de artsen
met schilderijtjes verblijdde - hij
bleek tot hun verrassing heel
aardige dingetjes op het linnen
te kunnen krijgen.
Van Franeker ging Het Rubber
Mantsje naar Nieuw Touten-
burg in Noordbergum en daar
heeft hij het nog lang uitgehou
den: hij was al over de hon
derd, toen hij hier voorgoed de
ogen sloot.
Ids Isels geweest. Deze Isels,
een los-werkman, was voorzien
van een woeste baard en hij
werd dan ook door iedereen
"lds-met-de-beerd" genoemd.
Ids-met-de-beerd, die getrouwd
was en in een huisje aan de
Torenstraat woonde, was, zoals
zovelen in zijn tijd, een groot
liefhebber van Schiedamse
vochten en zo kon hij vaak
worden gesignaleerd in een
kroegje aan het Klein Schaver-
nek, waar de slukjes niet meer
dan vier centen kostten.
Toen een kruidenier van de
Nieuwestad eens struikelde en
er twee stenen kruiken van tien
liter aan diggelen gingen, was
lds-met-de-beerd er met een
paar kornuiten als de kippen bij
om zich op de straatstenen te
werpen en de wegstromende
drank op te slurpen - zo goed
koop had hij de jenever nog
nooit gehad.
Nog bekender in de stad werd
Ids door een weddenschap, die
hij met andere kroeglopers af
sloot om de helft van z'n fa
meuze baard af te laten sche
ren - hij kon een hele fles
jenever verdienen, wanneer hij
met die halve baard door de
stad zou durven lopen.
Onder grote hilariteit van de ka
meraden knipte een barbier
hem inderdaad voor de helft
kaal. Maar wat deed Ids Isels
toen? Hij haalde een grote rode
zakdoek tevoorschijn, hield die
tegen zijn gezicht en begon
luidkeels te jammeren: "Wat
he'k een pien inne bek! O, wat
he'k een pien inne bek!"
Zo werd Ids de eerlijke winnaar
van die volle fles drank, die
vanzelfsprekend meteen sol
daat moest worden gemaakt.
Toen ging het opnieuw naar de
barbier, die nu ook de andere
helft van de baard afschoor:
lds-met-de-beerd werd in een
handomdraai Ids-zonder-beerd.
Met zoveel drank in 't lijf wou
Ids nu wel zijn roes uitslapen,
zodat hij thuis in de Torenstraat
zijn bed opzocht.
En daar moet de vrouw van
Ids, thuiskomend van haar
werk, toen de schrik van haar
leven hebben gekregen.
Tot haar verbijstering vond zij
een man zonder baard in de
bedstee, waarop zij ontsteld de
buren te hulp riep onder de
jammerkreten: "Kom gauw,
kom gauw, er leit een vreemde
kerel in mien bed!"
knarsend aan de kant blijven
staan en dan dus ook nog wel
op een enorme afstand van al
dat elfstedengewoel.
Een opzienbarende figuur, die
zich veel ophield in de omge
ving van het Schavernek, is in
een ver verleden een zekere
Een opvallende en zeer sportie
ve figuur in vroeger jaren Yme
Bakker geweest, een man, die
verschillende takken van sport
beoefende en die vooral opviel
door tot op gevorderde leeftijd
als wandelaar afstanden af te
leggen, waarvoor de meeste
mensen wel zullen uitkijken om
er aan te beginnen.
In 1936 maakte Yme al een
wandelingetje van Leeuwarden
naar Groningen en terug; later
nam hij het initiatief tot de tradi
tioneel geworden Elfsteden-
wandeltochten, die hij zelf
zevenmaal volbracht.
Vanzelfsprekend deed hij ook
ettelijke malen aan de Nijmeeg
se Vierdaagse mee. Ooit heeft
hij nog eens het stoute plan
gekoesterd om de Elfsteden
tocht te volbrengen in één dag
door in Sneek te beginnen en
toch in Leeuwarden te eindigen,
maar zijn gezonde verstand
moet hem dat tenslotte toch
verhinderd hebben.
Yme Bakker heeft gevoetbald in
Rood Geel, Frisia en daarna
nog weer in Rood Geel en hij
kwam vooral ook als een uitblin
kende schaatsenrijder in het
nieuws. Liefst zesmaal vol
bracht bij de Elfstedentocht en
hij zou dat waarempel nog vaker
hebben kunnen doen, wanneer
hij in de vijftiger jaren niet in
Australië had vertoefd.
Daardoor moest hij bij de toch
ten van '54 en '56 dus tanden-
Vooral voor, maar ook nog tij
dens en na de laatste oorlog
verwierf Albertus Spoelstra in
de stad een grote bekendheid
als meteropnemer van de
Gemeentelijke Gasfabriek.
Meer dan wie anders ook kwam
hij als goede kennis bij mensen
thuis: rond vier decennia, tot in
de zestiger jaren, heeft hij bij
duizenden mensen de meters
tanden opgenomen.
Daarna werkte hij nog enkele
jaren in de sigarenzaak van
Tetman de Vries op de hoek van
de Prins Hendrikstraat en de
Willemskade, waar hij bij het
aanreiken van de sigaren en
sigaretten kon verbazen over de
geweldige kennis die hij had
over het oude Leeuwarden en
de Leeuwarders.
In augustus 1981 overleed
Albertus Spoelstra toen hij vijf
en tachtig was.