HERINNERINGEN l henprikbravehendrikbravehendrikbravehenprikbrave
G. KUPERUS
BRAVE
HENDRIK
'T KLEINE KEANTSJE
hendrikbravehendrikbravehendrikbravehendrikbrave
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7
Onze abonnee de heer G.
Kuperus (f915), onder ande
re oud-administrerend koster
van de Hervormde Gemeen
te Leeuwarden en gods
dienstonderwijzer, heeft tal
van belevenissen sinds zijn
jeugdjaren op schrift gesteld
en in een boekje bijeenge
bracht. Het lijkt 't Kleine
Krantsje interessant enkele
van zijn verhaaltjes over te
nemen.
THEE MET SUIKER
Het volgende heeft plaatsgehad
omstreeks 1965. Er was in de
Kosterij der Grote Kerk een ver
gadering van enige ambtsdra
gers onder leiding van ds. R.
Bos. De bespreking was
gepland in het zogenaamde
"opkamertje". Men was gewend
tijdens de vergadering twee
maal een consumptie te gebrui
ken. Omdat er onder de verga
derden altijd wel enkele theelief
hebbers waren, vroeg ik even
wie thee en wie koffie wensten.
Er bleek slechts één theelief
hebber te zijn, namelijk de heer
Jelsma, de scriba van de
Centrale Kerkeraad.
Uiteraard zette Eeke de beno
digde koffie en thee. Veelal ser
veerde Eeke steeds, maar deze
keer (ik weet niet meer waaróm)
bracht ik de consumpties bin
nen. Omdat er maar één thee
was besteld, en omdat wij wis
ten, dat de heer Jelsma thee
met suiker gewend was te drin
ken, had Eeke de suikertjes er
alvast in gedaan. Ik was van dit
laatste niet op de hoogte en
bracht dus thee en koffie binnen
en zette voor ieder een kopje
neer; natuurlijk voor de heer
Jelsma zijn bestelde kopje thee.
Ik was op het punt het zaaltje te
verlaten, toen de stem van de
heer Jelsma klonk: "Meneer
Kuperus, ik wil liever een ander
kopje thee, want deze thee lijkt
mij niet goed toe".
Wat was namelijk het geval? De
suikerklontjes, die er in de keu
ken waren ingedaan, waren
oorzaak van enige luchtbelletjes
aan de oppervlakte van de thee.
Ik had dat niet zo gauw door en
was tevens wat overrompeld
door de opmerking van de heer
Jelsma. Ik nam het kopje terug
en haalde een ander kopje
thee. Mijn vrouw vertelde mij de
oorzaak van de luchtbelletjes in
de thee. Niettemin: de heer
Jelsma kreeg een ander kopje
thee.
Ik bracht het binnen, vertelde
wat de oorzaak was waarom de
heer Jelsma wat sceptisch
tegenover z'n consumptie stond
en tot slot merkte ik op: "Meneer
Jelsma, mag ik u dit nieuwe
kopje thee met een bijbeltekst
overhandigen?"
De aangesprokene wist niet zo
gauw wat hij hierop moest ant
woorden, bedacht zich enkele
seconden en zei: "Nou, laat
eens wat horen!"
"Niet wat de mond ingaat, maar
wat de mond uitgaat verontrei
nigt de mens", waarop een
daverend gelach van de aanwe
zigen losbarstte.
Een half uurtje later werd de
tweede consumptie binnenge
bracht door mij en onder het
bedienen zei ds. Bos: "Meneer
Kuperus, we vonden het alle
maal wel een aardige vondst,
maar we twijfelen er aan of het
wel een bijbeltekst is".
Ik was daardoor wel even uit het
veld geslagen, maar op mijn
kantoortje raadpleegde ik de
Trommius-concordantie: even
nagaan of het een bijbeltekst is
of een gezegde, dat verankerd
is in het Nederlandse spraakge
bruik.
En ja hoor: ik vond de tekst wel
degelijk in de bijbel terug. Ik
weer naar de vergadering,
opende, na kloppen, de deur en
zei tegen ds. Bos: "Ds. Bos,
kennelijk'weet u niet waar de
bedoelde tekst te vinden is.
Daarom vertel ik het u even.
Slaat u even het Mattheus-
evangelie op, dan ziet u bij het
18e vers van Mattheus 15
staan, wat ik de heer Jelsma
heb toegevoegd. Het voorval
werd met gelach en applaus
besloten.
DE SCHOENENDOOS VAN
DE HEER MAAS
Een zekere gebeurtenis uit mijn
"zakenman-periode" als schoen
maker vond plaats toen de
Tweede Wereldoorlog al op z'n
laatste benen liep. Het was dus
eind 1944 of begin 1945.
Officieel waren schoenen
slechts op een daartoe strek
kende distributiebon verkrijg
baar, maar de praktijk was, dat
er nagenoeg geen schoen meer
te bezetten was. Klanten liepen
winkel in, winkel uit, maar over
al klonk hetzelfde liedje: uitver
kocht. Ook bij ons.
Op een morgen kwam de heer
Maas, ondanks de oorlog een
zeer gezette man, verzekerings
inspecteur, die te goeder naam
en faam bekend stond en z'n
domicilie had aan de Van
Sytzamastraat, bij mij in de win
kel en vroeg, rondziende naar
de trieste aanblik van lege
schappen: "Wat nou, is de saak
sluten?"
"Nee, meneer Maas, wel zijn er
geen schoenen meer in voor
raad, maar we repareren nog
steeds," was mijn antwoord.
"Nou," zei meneer Maas, "ik heb
anders nog een schoenenbon.
Heb je nog een paar voor me?",
waarop ik antwoordde: "Ik had u
graag willen helpen, maar ik
heb niet één paar schoenen
meer."
"O nee," was des heren Maas
z'n lakonieke antwoord, "wat
staat daar dan op die hoogste
plank, daar in het hoekje?"
"Ja, meneer Maas, dat zijn de
enige schoenen, die ik nog heb,
maar dat is maat 44 en u hebt
maat 43."
"Nou, die wil ik wel hebben,"
was zijn respons, "dan doe ik er
wel een propje watten voorin."
Ik nam het trapje, nam het
doosje daar weg en overhandig
de het aan de heer Maas met
de woorden: "En toch geloof ik,
dat ze u niet passen."
Meneer nam er één uit het
doosje, paste 'm aan en zei: "Hij
past wél! Die neem ik, wat kos
ten ze?"
Ik weer: "Hebt u die andere al
gepast?"
Volgens de heer Maas hoefde
hij de andere niet te passen,
"want", zei hij, "als de linker
past, is het altijd goed; de linker
voet is mijn moeilijkste voet."
Ik wilde meneer Maas er niet in
laten lopen, weshalve ik zei:
"Bekijk die andere schoen dan
eens goed."
En ja hoor, toen ontdekte hij
waarom ik gezegd had, dat ik
geen paar schoenen meer had
Enkele activiteiten rond het
gezin van Brave Hendrik in de
maand juni van 1901. Op de
eerste van deze maand komt
de vrouw van onze veelbespro
ken hoofdfiguur bij het politiebu
reau aan het Hofplein om zich te
beklagen over de Achter de
Witte Hand wonende Wijtske
Haga. Deze stadgenote zou
haar hebben geslagen en dat
kon natuurlijk niet. Met de belof
te deze zaak te onderzoeken
wordt de klaagster naar huis
gestuurd.
Maar nog voor het eind van
deze maand moet Brave
Hendrik zelf weer in de kraag
worden gevat en wel door de
politiedienaren Scherstra en
Formstra, die hem op de
Nieuweburen betrappen, terwijl
hij in staat van dronkenschap de
orde verstoort. Hij blijft enkele
uren "ter kalmering" aan het
bureau en wordt dan weer heen
gezonden. Maar om half zeven
op deze zelfde avond moet de
politiedienaar Hendriks onze
Brave Hendrik alwéér bekeuren,
omdat hij aan de Nieuweburen
opnieuw "de orde verstoort".
Op een maandag in augustus
geeft de heer Vosman van de
korenmolen Het Lam aan de
Westersingel telefonisch
bericht, dat er zich bij zijn bedrijf
een stomdronken kerel bevindt.
De politiedienaren Van der
Heide en Scherstra, die zich
ijlings derwaarts begeven, kij
ken er niet van op, wanneer
blijkt, dat het ook in dit geval
weer om die vervloekte Brave
Hendrik gaat.
In november zijn het Scherstra
en Formstra, die zich naar de
Nieuweburen haasten, omdat
een zekere Vrouw Leystra daar
wordt lastig gevallen door onze
brave borst, "de welbekende
Brave Hendrik".
Maar op de zevende december
verschijnt Brave Hendrik zelf
verbolgen bij de politie om aan
te geven dat de kastelein De
Boer van het café op de hoek
van het Zaailand en de Prins
Hendrikstraat zo brutaal is
geweest om hem te slaan.
Tenslotte neemt Brave Hendrik
afscheid van dit jaar door in ver
eniging met zijn vrouw de orde
weer eens te verstoren op de
Nieuweburen - de politiedienaar
Boersma moet het edele tweetal
daar op de bon slingeren.
Het jaar 1902 zal, crimineel
gezien, wel heel bewogen wor-,
den voor onze Hendrik en
Hendrikje en het trammelant
begint al op de tweede januari
wanneer de winkelier en tapper
Martinus de Boer van het
Schoenmakersperk er bij de
politie aangifte van doet dat hij
van zijn toonbank een pakje
Solomargarine van een kwart
kilo vermist ter waarde van twee
en twintig en een halve cent. Hij
verdenkt van die diefstal nie
mand minder dan de vier en
veertig jaar oude vrouw van
en verbaasd constateerde hij:
"Verrek, het zijn twee linker
schoenen."
Hij liet ze nog eens door z'n han
den gaan, schudde z'n wijze
hoofd en zei: "Ik neem ze tóch; in
de eerste plaats omdat nergens
meer een schoen te krijgen is en
ten tweede: och, dat loopt wel bij;
ik red me er wel mee!"
Meneer vertrok, blij dat 'ie z'n
schoenenbon nog kon inwisse
len. Maar of hij veel genot van de
aankoop heeft gehad, vertelt de
historie niet...
Leeuwarden G. Kuperus
Brave Hendrik, officieel Hendrik
V., was een Leeuwarder, die
leefde van 1862 tot 1941. Hij
onderscheidde zich van zijn
stadgenoten door ontelbare
malen met de politie in aanra
king te komen, nu eens door
dronkenschap, dan weer door
hardhandigheden of opzettelij
ke vernielingen, 't Kleine
Krantsje heeft kans gezien een
aantal van zijn escapades te
achterhalen. Nu, meer dan vijf
tig jaar na Hendriks dood,
komen ze nog eens bij brokjes
en beetjes in de krant.
Brave Hendrik, die volgens de
vrouw van De Boer op verdach
te wijze bij dat kistje heeft
gestaan en die, "naar zij ver
meent" het deksel daarvan had
opgelicht. Nog dezelfde avond
verschijnen de bekende recher
cheurs Turkstra en Stevan aan
de woning van Brave Hendrik
Achter de Witte Hand om diens
vrouw te arresteren.
Een week later moet dezelfde
winkelier De Boer assistentie
van de politie vragen omdat
Brave Hendrik gedreigd zou
hebben er de boel kort en klein
te slaan - die aangifte van dief
stal door zijn vrouw zal in zijn
ogen ook wel nergens op gele
ken hebben.
De volgende maand is het weer
een andere tapper, die politione
le assistentie vraagt en wel een
meneer Pieter Jager uit de
Bagijnestraat, die beweert danig
last te ondervinden van onze
held, die er ook een glasruit
heeft vernield. Een half uur later
treft de agent Boersma Brave
Hendrik zwaar in de olie in de
Pijlsteeg aan en nu wordt hij
maar weer eens aan de wacht
gebracht.
De volgende dag, een zondag,
brengt de arbeider Auke
Ferwerda van de Nieuweburen
BARNUM EN BAILEY
In het septembernummer
schreef u over het circus
Barnum en Bailey. Hoeveel ver
halen er van dit circus in onze
familie de ronde hebben
gedaan, ik zou het niet weten.
Mijn schoonvader, geboren in
de tachtiger jaren van de vorige
eeuw, was in 1902 een jonge
man. Hij heeft het circus in de
paar dagen, dat het in
Leeuwarden was, dag en nacht
gevolgd. Een onuitputtelijk aan
tal verhalen heeft hij ons opge
dist. Het moet wel iets heel bij
zonders zijn geweest.
Evenzo, circus Plüme was ook
twee kinderen van Brave
Hendrik, tien en vijf jaar oud,
naar het politiebureau aange
zien die schapen huilend op
straat liepen en niet in hun huis
mochten.
In april wordt Brave Hendrik
door de politiedienaar
Langendijk voor de zoveelste
maand bekeurd wegens het ver
storen van de openbare orde
aan de Nieuweburen en nog
dezelfde maand klaagt Gerke
Joustra uit de Cichoreibuurt dat
Brave Hendrik hem met een
stok op het hoofd heeft gesla
gen.
Ook Pieter Lenos van het
Pieterseliewaltje verzekert de
politie dat hij door de alom
bekende stadgenoot is gesla
gen en het is in diezelfde straat
dat de politiedienaar Willems
Brave Hendrik plus zijn vrouw
wegens ordeverstoring (schel
den en rumoermaken) moet
bekeuren.
In augustus treffen de politiedie
naren Beyema en Brinksma
deze vaste klant in beschonken
toestand aan bij het
Hoeksterpad en zij begeleiden
hem nu naar zijn eigen woning,
die zich in het Pieterseliewaltje
bevindt.
Brave Hendrik moet onmiddellijk
met zijn dronken hoofd weer van
huis zijn gegaan, want nauwe
lijks een kwartier later krijgt de
voddenkoopman Johannes
Mebius uit de Boterhoek een
beste klap van de Brave, waar
van hij prompt aangifte doet.
Om vijf uur deze zelfde middag
vertoeft Brave Hendrik nog
steeds onder invloed van sterke
drank op de Nieuwestad, maar
nu brengt de politiedienaar
Hendriks hem wegens ordever
storing in de wacht. Maar zo
beschonken is Hendrik niet of hij
weet nog geen drie kwartier
later al te ontvluchten - weg dus,
foetsie...
In september klaagt Hieltje de
Jong van de Nieuwekade, dat hij
door Brave Hendrik wordt uitge
scholden voor "luizenbos", wat
dus weer eens wat anders is en
nog in diezelfde maand probeert
de al eerder genoemde politie
dienaar Willems onze man dron
ken en wel op de Oldegalileeën
te arresteren, waar hij weer
danig de orde verstoort. Maar
dat gaat zo-maar niet: Brave
Hendrik slaat die arme Willems
met een klomp op het hoofd en
nadat de heren beiden tegen
een hek zijn gevallen, rukt
Hendrik zich los en vlucht naar
zijn huis aan het
Pieterseliewaltje. "Willems, die
zich nogal bezeerde aan zijn
rechterzijde, was genoodzaakt
van zijn wapenstok gebruik te
maken" komt er in het politierap
port te staan en: "Proces-ver
baal wordt opgemaakt, ook
tegen een van aanzien beken
den man, die, na behoorlijk tot
hulpverleenen te zijn gerequi-
reerd, zulks weigerde."
niet mis. Daar hebben wij in al
onze onvolmaaktheid verba
zend van genoten. Muziek,
mimiek, clownery, de middelen,
waarmee deze Fransen een
hele avond vulden, het was
meer dan Faveur, waarmee wij
ons vroeger vermaakten.
De opbouw van Plüme kostte
drie dagen, dan circa twaalf
voorstellingen en vervolgens
drie dagen afbreken.
Daar konden Barnum en Bailey
niet tegenop. Die waren na twee
dagen alweer weg. Maar 1902
is niet 1997 en toch hebben we
van beide genoten.
Leeuwarden W. D. Lijfering