8
GEMEENTERA AD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gcmeentc-bcgrooting 1867.
kaai- en walgelden bij eene voorgenomene verpachting, is het
meest wenschelijk voorgekomen de voor IS66 geraamde som ook
over 1867 wederom in ontvang aan te brengen. De onzuivere
opbrengst over 3 865 bedroeg 3005.935.
Bcgr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 8, Iloofdst. II, Afd. VIII, Art. 9,
ƒ4600. 4150.
Aangezien de ontvangsten wegens de begraafplaats over 1865
slechts eene som van 4197.48 hebben bedragen, heeft men
gemeend het thans geraamde bedrag in ontvang te moeten
voordragen.
Begr. 1866. Bcgr. 1867.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 9, Hoofdst, II, Afd. VIII, Art. 10,
ƒ18,425. ƒ19.505.
De opbrengst der schoolgelden is, wat het gymnasium en de
fransche dag- en kostscholen betreft, berekend naar het getal
leerlingen die zich thans aan die inrigtingen bevinden. Voor de
nederduitsche scholen zijn de voor 1866 geraamde sommen
wederom aangebragt, welke met de opbrengst over 1865 geen
noemenswaardig verschil opleveren. In verband met de voorge
nomene oprigting eener bewaarschool in het derde lokaal van
de nieuw gestichte tusschenschool op het Zuid-\'liet, wordt als
vermoedelijke opbrengst der wegens die school te heffen school
gelden eene som van ƒ250 in ontvang geraamd.
Begr. 1866. Begr. 1866.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 10, Hoofdst. 11, Afd. VIII, Art. 11,
ƒ170. ƒ170.
Deze inkomsten zijn geraamd gelijk het voorgaande jaar over
1865 werd ontvangen 168.645.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 11, Hoofdst. II. Afd. VIII, Art. 12
l°a f 34,700 l°A/3000; 2°. l°a, ƒ38,500; l°b. 85002°.
ƒ8000; 3°. ƒ5300. ƒ8400; 3°. 5500.
Met het oog op het toenemend gasverbruik en de in 1866
reeds bewerkstelligde gedeeltelijke uitbreiding der gasfabriek,
waardoor gelegenheid tot meerdere gasproductie is verkregen,
wordt voor dit gehecle art. eene meerdere ontvang geraamd van
ƒ4900, dan deswege bij de gewijzigde begrootirg over 1866 is aan
gebragt. Die raming is gebaseerd op de bekende resultaten over het
lc halfjaar van 1866, en het nog te verwachten meerder verbruik
van gas in verband met de in dat jaar alsnog nieuw aan te bren
gen gasleidingen. Opzigtens de onderdeden van dit art. valt op te
merken, dat de verhoogde raming wegens opbrengst van regten
voor geleverd gas en gebruik van gastoestellen haren grond vindt
in het vermeerderd aantal lichten bij particulieren. De geraamde
ontvangst ter zake de straatverlichting is berekend naar een gas
verbruik van 70,000 kub. ellen, aangezien er welligt in 1867
eenige uitbreiding aan de straatverlichting zal dienen gegeven te
worden en waarvoor in 1865 reeds 67,425 kub. ellen gas benoo-
digd zijn geweest. Als gevolg van het meerder verbruik van
steenkolen, noodzakelijk voor de meerdere gasproductie, is wegens
diverse ontvangsten thans ƒ5500, geraamd, met het oog op de te
verkrijgen meerdere hoeveelheid coaks en koolteer.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. III, Art. Ij ƒ10,704. Hoofdst. Ill, Art. 1,10.700.75.
De huur of pacht van de landgoederen onder lett. a tot i en s
tot v, is uitgetrokken overeenkomstig de bestaande contracten of
de plaats gehad hebbende verhuringen. Van perceel lett. w
wordt jaarlijks het grasgewas publiek verkocht. De opbrengst
daarvan, in 1864 bijzonder hoog, was in 1865 zeer gering. Als
vermoedelijke opbrengst is daarvoor thans geraamd ƒ250. In
1864 bedroeg de ontvangst deswege ƒ471.50 en in 1865 147.25,
Door den aankoop voor de gemeente en daarop gevolgde amotie
van het huis lett. A no. 5 is de huur van de bij dit huis liggende
bleek komen te vervallen en dientengevolge onder lett. of3 min
der uitgetrokken als ten vorigen jare. De huur van het land
vermeld onder lett. e is 13 lager gesteld dan over 1866, omdat
de huurder volgens het bestaande huurcontract die som kan kor
ten bij vooruitbetaling van den huurprijs, gelijk ook in 1865 heeft
plaats gehad. Als huur van de perceelen onder lett. en g aan
gewezen, was op de begrooting voor 1866 uitgetrokken 360.
In 1866 zijn dezelve voor 1 jaar verhuurd tegen de thans in
ontvang gestelde huursomraen. De huren uitgetrokken onder lett.
I tot g en x worden ontvangen zouder dat deswege schriftelijke
overeenkomsten bestaan.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. III, Art. 2, ƒ4626. Hoofdst. III, Art. 2, 4906.40.
l)e voor dit artikel geraamde som is in vergclyking met de
raming over 1866 vermeerderd, tengevolge het op de begrooting
aanbrengen der huur van het huis lett. C 142 en van den Har-
lingerstal ten vorigen jare voor memorie uitgetrokken, en hooger
bedrag der huur van de voormalige Infirmerie, benevens de huur-
som van het huis Bellevue, in December 1865 door de gemeente
aangekocht en thans verhuurd voor ƒ175; daarentegen is een
lager cijfer gesteld, sub lett. h tengevolge amotie van het huis lett.
A no. 5, en voorgenomene afbraak van een paar der aangekochte
woningen op de Nicuwcburcn lett. I no. 202 en 226.
Bcgr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. III, Art. 3, 1050. Hoofdst. III, Art. 3, 1050.
De stadstuin is van 18651870 verpacht voor de op dit
artikel uitgetrokken som.
Bcgr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. III, Art. 4, 550. Hoofdst. III, Art. 4, 450.
Het op dit art. geraamde bedrag stemt overeen met de uitkomst
der verpachting in 1866 gehouden. Ten einde eene te hooge
raming voor te komen, heeft men gemeend niet meer dan het gestelde
cijfer in ontvang te moeten aanbrengen.
Begr. 1866. Bcgr. 1 867.
Hoofdst. III, Art. 5, ƒ100. Hoofdst. III, Art. 5, ƒ100.
Gelijk gesteld als het vorige jaar.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst III, Art. 6, ƒ25. Hoofdst. III, Art. 6, ƒ45.50.
Het ïegt van visschen in de gemeen te-wateren is voor 3 jaren,
van 1 Mei 1866 tot denzelfden datum van het jaar 1869, verpacht
voor de op dit artikel in ontvang gestelde som.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. III, Art. 7, 360. Hoofdst. III, Art. 7, ƒ690.
Vermits de tollen lett. a bedoeld thans op verre na niet zoo
veel opbrengen dat daarvan, gelijk vroeger, bij verevening met de
gemeente Ilarlingen aan die gemeente zou kunnen worden uit
gekeerd de som van ƒ200, haar volgens acte van 17 April 1685
vooruit competerende, is het uittrekken van eene som voor het
gehecle artikel even als ten vorigen jare meest verkieslijk voorge
komen. De aangebragte som is gebaseerd op hetgeen deze ge
meente over 1866 deswege zuiver zal kunnen ontvangen.
Bcgr. 1866. Bcgr. 1867.
Iloofdst. III, Art. 8, ƒ3050. Iloofdst. III, Art. 8, ƒ3450.
De opkomsten van de Irnsumerzijl en bijbehoorende brug welke
men eerlang wenscht te verpachten, zijn voor 1867 in ontvang
geraamd tot een bedrag van 3000. Met het oog op de belang
rijke verbeteringen welke aan de bij deze zijl behoorende huizinge
worden aangebragt en ongetwijfeld van gunstigen invloed zullen
zijn op de te erlangen pachtsom, heeft men gemeend minstens op
genoemd cijfer te mogen rekenen. De opkomsten van de Nesser-
zijl zijn gelijk gesteld als over 1866, in overeenstemming met het
in dit jaar gesloten contract, loopende van 12 Mei 1866 tot 1867.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1867. 9
Bcgr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. III, Art. 9, ƒ494.06Iloofdst. Ill, Art. 9, ƒ502.565.
De raming voor dit art. is ƒ8.50 hooger, tengevolge van den
afstand van gemeente-grond aan S. van der Velde, tegen eene
j.iarlijksche grondpacht tot dat bedrag, ingevolge Raadsbesluit van
23 Aug. 1866, no. 7/i,m» goedgekeurd door Ged. Staten bij reso
lutie van 28 dier maand no. 29.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Iloofdst. III, Art. 10, ƒ3555. Iloofdst. III, Art. 10, ƒ3555.
Wegens renten van de Stads Bank van Leening is wederom
ƒ500 in ontvang aangebragt, niettegenstaande over 1865 ƒ890.28
in de rekening werd verantwoord, daar het niet te voorzien is
dat in het vervolg van de in de gemeentekas beschikbare gelden,
zoo belangrijke sommen tegen rente zullen kunnen worden ver
strekt als in 1865 het geval was, zonder dat daartegenover van
de Spaarbank behoeft te worden opgenomen.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art. 1, 2505. Hoofdst. IV, Art. 1, ƒ2505.
Deze som is aangebragt overeenkomstig het bestaande pacht-
con tract.
Begr. 1866.
Iloofdst. IV, Art. 2, 500.
IV, 3,'ƒ150.
IV, 4, 250.
Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art. 2, ƒ500.
IV, 3, ƒ150.
IV, 4, ƒ250.
Deze uit den aard der zaak veranderlijke inkomsten worden
tot hetzelfde bedrag als ten vorigen jare voorgedragen.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Iloofst. IV, Art. 5, 5.
Op dit art. is voor 1867 gecne som in ontvang aangebragt.
Bcgr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art. 6, ƒ600. Hoofdst. IV, Art. 5, 700.
De ontvangst op dit artikel bedroeg over 1865 ƒ785, en over
het le halfjaar 1866 353. Dientengevolge heeft men gemeend
voor 1867 deswege ƒ700 in ontvang te kunnen stellen.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art, 7, ƒ106. Iloofdst. IV, Art. 6, 65.
In verband met de ontvangst over 1865, ten bedrage van
65,12, is deze zeer veranderlijke inkomst tot een lager bedrag
geraamd dan ten vorigen jare.
Bcgr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art. 8, ƒ250. Iloofdst. IV, Art. 7, ƒ250.
Tot hetzelfde cijfer begroot als over 1866. De ontvangst op
dit art. over 1865 bedroeg 259.14.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Iloofdst. IV, Art. 9, ƒ80.
Dit. artikel is vervallen tengevolge de opheffing der plaatselijke
verbruiks-belastingen.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art. 10, 450. Hoofdst. IV, Art. 8, f 450.
Gelijk geraamd als ter. vorigen jare. De gestelde som is bere
kend naar de jaarwedden van het onderwijzend personeel. Een
gelijk bedrag is op Iloofdst. VII, Afd. V, Art. 4, in uitgaal
aangebragt.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. IV, Art. 11, memorie. Iloofdst. IV, Art. 9, memorie.
Dit artikel wordt voor memorie op de begrooting uitgetrok
ken overeenkomstig de door Ileeren Gedeputeerde Staten ge-
gevene voorschriften betrekkelijk de .inrigting der gemeente-
begrootingen
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. V, Afd. I, Art. 1, Hoofdst. V, Afd. I, Art. 1,
ƒ25,000. ƒ40,000.
Ter bestrijding van een gedeelte der uil gaven voortvloeijende
uit de voorgedragen buitengewone werken, zoomede ter voor
zicning in de aflossing, van de nog verschuldigde 13,000, op
de buitengewone tijdelijke geldopneming ad f 25,000, in 1866
aangegaan, heeft men gemeend op deze begrooting iu ontvang
te moeten aanbrengen de opbrengst van eene te doene geldlce-
ning, groot ƒ40,000, naardien het geraamde bedrag van de te
heffen plaatselijke directe belasting op het inkomen niet wel
hooger kan worden opgevoerd en er overigens geene fondsen be
schikbaar kunnen worden gesteld waarmede de bedoelde uitgaven
zouden zijn te bestrijden.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Iloofdst. V, Afd. II, Art. 1, Iloofdst. V, Afd. II, Art. 1,
memorie. memorie.
Met het oog op de voorgenomene demping van het kanaal
achter de Groote Kerkstraat en op de waarschijnlijkheid dat de
gedempte grond aan de naastlegers tegen vergoeding zal kunnen
worden afgestaan is deze post, in afwachting eener bepaalde be-
beslissing ten dezen, voor memorie uitgetrokken.
UITGAVEN.
Begrooting 1866. Begrooting 1867.
Hoofdst. I, Afd. I, Art. 1 1800, Hoofdst. I, Afd. I, Art. 1 ƒ1800,
Art. 2 ƒ1500, Art. 3 1800, Art. 2 1500, Art. 3 1800,
Art. 4 ƒ1800, Art. 5a ƒ1200, Art. 4'ƒ1800, Art. oaf 1200,
Art. 5b f 250, Art. 6 ƒ500, Art. 5b f 250, Art. 6 ƒ500,
Art. Ia ƒ1800, Art. 7b 750, Art 7a ƒ1800, Art. 1b f 850,
Art 7c /'400, Att. ld ƒ50, Art. 7c ƒ400, Art. ld ƒ50,
Art. 8a 3330. Art. 8a ƒ4050.
Met uitzondering van die onde art. 7, sub b en 8 litt. a vermeld,
worden al de bij deze artikelen bedoelde jaarwedden tot een gelijk
bedrag voorgedragen als ten vorigen jare. De jaarwedde van
den onderarchitect, art. lb is bij Raadsbesluit van 14 Dec. 1865
verhoogd met ƒ100 en vastgesteld op het thans uitgetrokken cijfer.
De jaarwedden der beambten ter Secretarie zijn voor 1867 op
de begrooting aangebragt in overeenstemming met de bij Raads
besluit van 16 Dec. 1865 no. 1, vastgestelde verordening rege
lende het getal en de bezoldiging dier beambten. Voorts is op
dit artikel uitgetrokken de door den Raad, bij besluit van 16
Dec. 1865 no. 3, aan den adj. commies J. Wijnants verleende
personele toelage ad ƒ100 'sjaars, en even als ten vorigen
jare, de belooning van den verslaggever van 's Raads handelin
gen, bedragende 200.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Iloofdst. I, Afd. I, Art. 8#ƒ1000, Hoofdst. I, Afd. I, Art. 8^1000,
I, I, 8cf 300. I, 1, 8cf 300.
Tot gelijk bedrag als voor 1866 in uitgaaf gesteld. De jaar
wedden enz. onder artikel 8 begrepen zijn nader gespcciflceerd
op den staat sub no. 3 bij de bcgrooting overgelegd.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Iloofdst. I, Afd. I, Art. 9 50. Hoofdst. I, Afd. I, Art. 9 ƒ50.
I, I, 10 200. I, I, 10 ƒ200.
I, II, 1 ƒ550. I, II, 1 ƒ550.
Gelijk geraamd als over het voorgaande jaar.
Begr. 1866. Begr. 1867.
Hoofdst. II, Afd. I, Art. 1,1050. Hoofdst.II, Afd. I, Art. 1,ƒ1010.
Niettegenstaande de uitgaaf voor licht en brandstoffen over
1865 ƒ1277.30 bedroeg, heeft men gemeend de deswege voor
1866 toegestane som wederom op de begrooting te moeten aan
brengen, aangezien door het vervallen der belastingen op voor
werpen van verbruik de brandstoffen eene mindere uitgaaf dan
vroeger zullen vorderen, terwijl mede met het oog op den lage-
ren prijs van het gas, in het vervolg voor kosten van licht niet
dat bedrag zal worden vereischt, 't welk in 1865 te dier zake
is uitgegeven.