VIII
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1868.
1866, doch dewijl deze inkomst zeer onzeker is, heeft men
gemeend, voor 1868 geen hooger cijfer dan van ƒ600 in ontvang
te moeten stellen.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hooofdst. II, Afd. VIII, Art. 8, Iloofdst. II, Afd. VIII, Art. 8,
ƒ2650. ƒ3310.
De opbrengst der water-, kaai- en «vatgelden van 1 Julij 1867
tot ulto December 1870 verpacht zijnde, wordt de bedongen
pachtsom op dit artikel in ontvang aangebragt.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Iloofdst. II, Afd. VIII, Art. 9, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 9,
ƒ4150. ƒ4600.
Voor dit artikel is eene gelijke som als over 1866 in ontvang
geraamd. Over 1867 was de opbrengst der begraafplaats bij
de bcgrooting ƒ450 lager gesteld, in verband met de outvangst
deswege over 1865, doch aangezien die ontvangst over 1866,
ook ten gevolge bijzondere omstandigheden waarop voor het ver
volg niet valt te rekenen, tot ƒ5600 is gestegen, is het dienstig
voorgekomen eene som van ƒ4600 bij de begrooting in ontvang
aan te brengen.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Iloofdst. II, Afd. VIII, Art. 10, Iloofdst. II, Afd. VIII, Art. 10,
ƒ19,505. ƒ18,200.
Ten gevolge der opheffing van de lransche dag- en kostschool
voor jor.geheeren en van de burgerschool voor jongens, en in ver
band daarmede oprigting van eene school voor uitgebreid lager
onderwijs, alsmede door de oprigting van eene burger dag- en
avondschool, overeenkomstig art. 14 der wet regelende het mid
delbaar onderwijs, heeft de raming der opbrengst van de school
gelden, voor 1868 cer.e belangrijke wijziging ondergaan.
Voor de nieuwe schoolinrigtingen hiervoren bedoeld is uitge
trokken het vermoedelijk bedrag der schoolgelden zoo als dit
door de betrokken Raads-commissie bij haar rapport is geraamd,
terwijl voor het stedelijk gymnasium is aangebragt eene som be
rekend over het tegenwoordig aantal leerlingen en voor de overige
beslaande scholen, die door opgemclde reorganisatie geene ver
andering ondergaan, in ontvang is gesteld een bedrag nagenoeg
overeenstemmende met de ontvangst deswege over 1866, behalve
wegens de 2e bewaarschool waarvoor een bedrag is uitgetrokken
berekend naar het aantal leerlingen over de twee eerste kwar
talen van 1867.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 11, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 11,
ƒ170. ƒ200.
Uithoofde de ontvangst op dit art. over 1866 de raming met
ruim ƒ77 overtrof, heeft men gemeend deswege voor 1868 een
hooger bedrag dan de beide voorgaande dienstjaren in ontvang
te moeten stellen, en is daarvoor thans geraamd ƒ200.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 12, Hoofdst. II, Afd. VilI, Art. 12,
\°a. ƒ38,500; 3500; 2». l°a. ƒ50,740; 1«A ƒ4360; 2°.
8400 3°. 5500. ƒ8400; 3». 7500.
De ontvangsten wegens de gasfabriek zijn, met uitzondering
van de vergoeding der gemeente voor de straatverlichting,
tot een hooger bedrag in ontvang gesteld dan over 1867.
Deze verhoogde raming is voornamelijk een gevolg van het ver
meerderd gasverbruik door particulieren, 't welk gedurende de
eerste 6 maanden van 1867 pl. m. 37 pet. meer bedraagt dan
in 1866, ten gevolge waarvan de sub lo. a uilgetrokken som is be
rekend naar een verbruik door particulieren vau 353,000 kub.
el a 12 centƒ49,420.00,
waarbij gevoegd voor verlichting der gemeente-ge
bouwen - 1,S20.00,
maakt te zamen de geraamde som ad ƒ50,740.00.
De sub lo b aangebragte som is ƒ860 hooger met het oog op
de meerdere toestellen enz. die in gebruik zullen worden ge
geven. \olgens raming zal in 1868 kunnen worden ontvangen
Voor gebruik van gemeente-toestellenƒ2400.00.
Kosten van aanleg600.00.
Arbeidsloon achter den meter- 1360.00.
Totaal ƒ4360.00.
In verband met het toenemend gasverbruik, waardoor tevens
de ontvangst wegens te verkoopen cokes, koolteer enz. zal stijgen,
is op het 3e onderdeel van dit artikel 2000 meer in ontvang
geraamd dan voor 1867. Onder de uitgetrokken som is begrepen
Voor cokesƒ4c;00.00.
koolteer1900.00.
gaskalk300.00.
verschillende ontvangsten- 500.00.
ƒ7500.00.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. Ill, Art. 1, 10,700.75. Iloofdst. Ill, Art. 1^11,523.75.
De inkomsten van de bij dit art. bedoelde vaste goederen zijn
iets hooger geraamd dan over 1867, uithoofde de zathen en
landen sub lett. a en c vermeld tegen 12 Mei 1868 op nieuw
moeten worden verhuurd en zeer waarschijnlijk het thans des
wege in ontvang gestelde booger bedrag als huursom zullen op
brengen. De overige huur- of pachtsommen zijn, zoover betrek
kelijk, uitgetrokken in overeenstemming met de beslaande con
tracten of wel tot het bedrag als deswege thans wordt ontvangen,
met uitzondering van de huur der bleeken, waarvoor 3 minder
is gesteld, dewijl sommige plekken gronds, als bleeken gebruikt,
aan de eigenaren der aanbelendende huizen voor vergrooting
dier gebouwen of het stichten van nieuwe, zijn afgestaan en
daardoor die bleeken komen te vervallen.
Voor de landerijen bij lett. cn g aangeduid, die tot 12 Nov.
1867 zijn verhuurd, is de tegenwoordige huursom wederom aange
bragt, ofschoon in verband met de voorgenomen uitbreiding van
het bebouwde gedeelte der gemeente en de onzekerheid welk
gedeelte te dien einde van bedoeld land zal worden afgenomen,
deze raming welligt te hoog zal zijn gesteld.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. III, Art. 2, ƒ4942.40. Iloofdst. III, Art. 2, ƒ5215.80.
Voor huur van huizen is nagenoeg ƒ300 racer in ontvang ge
steld dan ten vorigen jare, o.a. een gevolg hiervan, dat: a de wonin
gen sub h vermeld, met uitzondering van die gekwoteerd lett. I no.
198 tot 202 en 226 tot 230, welke zullen worden geainovcerd,
in 1866 ruimschoots het daarvoor thans uitgetrokken cijfer heb
ben opgebragt
b. het huis sub lett. u aangeduid tot 12 Mei 1870, is ver
huurd voor ƒ250 'sjaars;
c. de woning boven de tusschenschool le kl. aan den hoofd
onderwijzer dier school in gebruik is afgestaan voor ƒ175
'sjaars, en
d. de bekende huursom op de bcgrooting in ontvang is gesteld
wegens de bij Raadsbesluit van 8 Aug. 1867 aangekochte huizen
in de Zuiderwalsteeg. Daarentegen is op de begrooting geene
huursom uitgetrokken wegens: a het lokaal boven de hulpbeurs,
waarvan de tegenwoordige verhuring expireert den 12 Mei 1868,
en, naar het zich laat aanzien, bij eene nieuwe verhuring, zonder
eene veranderde inrigting en bestemming, weinig of geen huur
te verwachten is; b. het huis Bellevue, dat tot 12 Nov. 1 867 is ver
huurd en in verband met do voorgenomen uitbreiding van het
bebouwde gedeelte der gemeente, in 1868 wel niet aan particu
lieren in gebruik zal kunnen worden gegeven. De manége in
de Groote Kerkstraat is wederom voor memorie aangebragt, thans
vooral met het oog op de inrigting van dit gebouw tot gijmna-
stiekschool.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1868. IX
Begr. 1867. Begr. 1868.
Iloofdst. Ill, Art. 3, 1050. Hoofdst. Ill, Art. 3, 1050.
III, 4, ƒ450. III, 4, 450.
Tot hetzelfde bedrag in ontvang gesteld als voor 1867.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. III, Art. 5, ƒ100. Hoofdst. III, Art. 5, ƒ200.
Wegens opbrengst van den houthak is voor 1868 200 in
ontvang uitgetrokken, dewijl de vorige raming kan geacht wor
den te laag geweest te zijn.
In 1865 werd deswege ƒ246 en in 1866 268.50 ontvangen.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. Ill, Art. 6, 45.50. Hoofdst. lil, Art. 6, 45,50.
III 7, 690. lil, 7, ƒ690.
Voor deze artikelen zijn gelijke sommen aangebragt als over
1867, uithoofde die raming zich grondt op de tot Mei 1869
geldende pachtcontracten.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. III, Art 8, ƒ3955.84. Hoofdst. III, Art. 8,4010.81.
Op dit art. zijn in ontvang gesteld de sommen, waarvoor de
opkomsten van de Irnsumerzijl en Nesserzijl zijn verpacht. Het meer
der bedrag is een gevolg van de hoogere pachtsom wegens de
Nesserzijl bedongen bij de verpachting van 12 Mei 18671870.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Iloofdst. III, Art. 9, ƒ502.56'. Hoofdst. Ill, Art. 9,ƒ502.56'.
Tot hetzelfde bedrag uitgetrokken als voor 1867.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. III, Art. 10, 3555. Hoofdst. Ill, Art. 10, 3505.
Ten gevolge de mindere ontvangst wegens renten van de Stads
bank van leening in 1366, is voor 1868 deswege een minder
bedrag in ontvang geraamd, uithoofde de stand der gemeentekas
niet altijd toelaat aan de bank van leening de vereischte sommen
te verstrekken zonder opneming van gelden bij de spaarbank, waar
door de gemeente aan laatstgenoemde instelling weder grooten-
deels moet uitkeeren de van eerstgenoemde inrigting ontvangen
renten.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Iloofdst. III, Art. 11, 13,000.
Ten einde alle ontvangsten en uitgaven wegens de gasfabriek,
ofschoon in de begrooting en rekening der gemeente opgenomen
wordende, daarvan afgescheiden, in de afzonderlijke rekening van
de gasfabriek te kunnen aanbrengen, waardoor steeds een volle
dig overzigt omtrent den stand der inkomsten en uitgaven we
gens die inrigting kan worden verkregen, is op hoofdstuk III,
afd. V, art. 7, onder de uitgaven voor de fabriek eene som van
ƒ13,000 opgenomen, die alhier voor ontvang wordt aangebragt.
Opzigtens de berekening dezer som wordt verwezen naar de toe
lichting op het aangeduid artikel van uitgaaf.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 1, ƒ2505. Hoofdst. IV, Art. 1, 2505.
Uitgetrokken overeenkomstig het pachtcontract loopendo tot
1 Mei 1870.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 2, ƒ500. Hoofdst. IV, Art. 2, ƒ500.
IV, 3, ƒ150. IV, 3, ƒ150.
IV, 4, ƒ250. IV, 4, ƒ250.
IV, 5, 700. IV, 5, 700.
Tot hetzelfde bedrag geraamd als voor 1867, uithoofde er
geene redenen bestaan om daarin verandering aan te brengen.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 3, ƒ65. Hoofdst. IV, Art. 6, ƒ100.
Uithoofde zich onder de voor rekening dezer gemeente in de
bedelaarsgestichten verpleegde personen meer gepensioneerden be
vinden, is voor dit art. een hooger bedrag in ontvang gesteld.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 7, 250. Hoofdst. IV, Art. 7, ƒ200.
De terugontvangen zegelgelden hebben over 1866, tengevolge
eene ministeriele beschikkii g waarbij is bepaald dat de aanslag-
billetten ter zake plaatselijke directe belastingen, wegens aansla
gen van J 20 en daar beneden, ongczegeld kunnen worden afge
geven, niet meer bedragen dan 174.30. Dientengevolge is dit
art. tot een lager cijfer uitgetrokken. liet is evenwel niet noo-
dig geacht hierbij het in 1866 ontvangen bedrag tot juisten
maatstaf te nemen, dewijl het hooger bedrag van de te heffen
belasting meerdere aanslagen boven 20 zal tengevolge hebben.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 8, ƒ450. Hoofdst. IV, Art. 8, ƒ1615.
In verband met de oprigting eener burgerdag- cn avondschool,
overeenkom-tig art. 11 der wet op liet middelbaar onderwijs, is
voor dit art. bij de bcgrooting een belangrijk hooger bedrag in
ontvang uitgetrokken, dewijl de bijdragen voor pensioen, door de
leeraren aan de scholen voor middelbaar onderwijs te storten, bij
eerste aanstelling voor de jaarwedden boven 700, gedurende
vijf jaren per jaar /3 en voor die van 400 tot ƒ700, gedu
rende acht jaren per jaar van liet bedrag der jaarwedden be-
loopen. Voorts is bij deze hoogere raming gelet op de school
voor uitgebreid lager onderwijs, die met opheffing der burger
school voor jongens, wordt opgerigt, aangezien het onderwijzend
personeel aan die school aanzienlijk meerder wegens pensioen
bijdragen zal moeten storten. Een specifieke staat der te ont
vangen bijdragen is overgelegd als bijlage no. 3.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 9,/* 156.
Ter tegemoetkoming in de verplegingskostcn van twee krank
zinnige lsracliien, voor rekening dezer gemeente verpleegd wor
dende in het gesticht voor krankzinnige Israëliten tc Amster
dam, wordt door het Rijk en door de provincie voor eiken lijder
jaarlijks aan de gemeente eene bijdrage verstrekt var^ 39. Dien
tengevolge is op dit art. ƒ156 in ontvang gesteld. Bedoelde
bijdragen, welke over 1866 voor het eerst worden ontvangen, heb
ben nog niet kunnen worden verantwoord in de rekening over
dat dienstjaar, omdat ze bij het sluiten dier rekening nog niet
waren ingekomen.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 10,66,305.56
Naar aanleiding van het besluit van heeren Ged. Staten dd.
8 Aug. 1867, no. 6 (prov. blad no. 137) wordt liet tc ontvan
gen bedrag ter zake het gedeelte van de opbrengst der Rijks
personele belasting, van 1 Jan. tot ulto. Dec. 1868, te dezer
plaatse op de begrooting in ontvang uitgetrokken, berekend naar
het bedrag van de hoofdsom der Rijkspersonele belasting, volgens
de kohieren over hetdienstj.iar 1866/67 en aangeduid op bijl. no. 2.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. IV, Art. 9, memorie. Iloofdst. IV, Art. 11, memorie.
Overeenkomstig de bestaande voorschriften is onder dit hoofd
stuk een artikel voor memorie aangebragt.
Begr. 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. V, Afd. 1, Art. 1, memorie.
Op de begrooting voor het dienstjaar 1867 was op dit art.
eene geldlecning voor memorie aangebragt, in afwachting dat aan
de, insgelijks voor memorie uitgetrokken buitengewone werken
uitvoering zou worden gegeven. Zulks zal, behalve de werken
ter zake uitbreiding der gasfabriek, niet kunnen plaats hebben,
weshalve op de dienst 1867 dit art. voor memorie is gelaten.
Begr 1867. Begr. 1868.
Hoofdst. V, Afd. I, Art. 3, ƒ31,000.
Deze geldlecning werd bij wijziging der begrooting dienst 1867