RAPPOIIT.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. RijUge lot
Bts/ctgc iBby- 8
het verslag der Zitting van 12 December 1867.
De Commissie benoemd in de Raadsvergadering van 10 Oct.
jl. ten einde te ontwerpen de „verordening regelende de werk
zaamheden van de vaste Commissie, belast met het voorbereiden
van alle raadsbesluiten betreffende het verhuren, verpachten of
op andere wijze in gebruik geven van hetgeen naar het burgerlijk
regt het eigendom der gemeente is," heeft de eer het bijgaande
ontwerp, als het resultaat harer overwegingen aan den Raad aan
te bieden.
Daar zij meent met weinige woorden tot toelichting te kun
nen volstaan, merkt zij in de eerste plaats op, dat zij van het
beginsel is uitgegaan, dat deze Commissie als behoorende tot de
vaste Commissien, bedoeld bij het le lid van art. 5*4 der gemeen
tewet, in den regel behoort te staan in directe betrekking met
den Raad en bij uitzondering in directe betrekking met het dage-
lijksch bestuur. Dientengevolge heeft zij de inzending van alle
adviezen en voorstellen, direct aan den Raad voorgeschreven. Zij
meent echter dat het geval zich kan voordoen, dat de Raad vóór
daarop te besluiten, nog eerst het advies van het dagelijksch
bestuur wenscht te vernemen en dus de voorstellen van de Com
missie, naar dat Collegie zal verzenden. Dit geeft echter tijd
verlies en ten einde dit te voorkomen, wordt bij art. 3 van het
ontwerp aan de Commissie de bevoegdheid gegeven, om hare
voorstellen of adviezen, in dat geval aan het zooeven genoemde
Collegie in te dienen.
Het opmaken van de „beschrijvende lijst in art. 4 voorge
schreven, is mede een punt, dat naar ons oordeel eenige toelich
ting behoeft. Oppervlakkig toch schijnt liet, dat de lijst, be
doeld bij het le lid van art. 229 van de gemeentewet, het op
maken van de hier gevorderde lijst overbodig maakt, liet kwam
ons echter voor, dat op eerstgenoemde lijst voorwerpen voorko
men, die wel naar het burgerlijk regt het eigendom de gemeente
zijn, doch die tengevolge de zaak waarmede ze zijn verbonden,
niet tot de zorg van deze Commissie bchooren. Ten einde geene
meerdere te noemen en als voorbeeld wijzen wij slechts op het
tolhuis aan den kunstweg naar Lecuwarderadeel. Met het oog
op zoodanige voorwerpen is het opmaken van eene nieuwe lijst
voorgeschreven, welke tevens als legger bij de Commissie kan
dienen.
Daar de onderhavige, slechts is eene Commissie van voorbe
reiding en niet van beheer, (hetwelk aan het dagelijksch bestuur
behoort: meenden wij ook, haar van alle hcheer te moeten uitslui
ten. Daar het echter kan schijnen, dat de bepaling van art. 6
aan dit beginsel te kort doet, meenden wij verpligt te zijn,
kort de beweegredenen te ontvouwen, die ons tot de voordragt
van dit artikel hebben geleid.
Aan de onderhavige Commissie is opgedragen, voorstellen te
doen omtrent het verhuren, verpachten enz. van eigendommen
der gemeente. Zij zal tot dat einde dus dikwijls moeten beoor-
deelen of de tegenwoordige huurder, pachter of gebruiker, al of
niet als zoodanig op nieuw kan worden aangenomen. Dit kan
zij naar onze meening alleen dan beoordeelen, wanneer ze weet,
op welke wijze deze gedurende den huur- pacht- of gebruiktijd,
deze eigendommen heeft behandeld. Daarom hebben wij ge
meend aan deze Commissie te moeten opdragen, het „waken"
invoege dit bij artikel 6 is gedaan,
Aldus ontworpen en gerapporteerd door de Commissie in het
hoofd dezes gonoemd, in de Raadsvergadering van 12 Dec. 1867.
E. JONGSMA, rapporteur.
C. WIERSMA.
C. W. A. BUMA.
ONT WERP-VERORDENING, regelende de werkzaamheden
van de vaste Commissien belast met het voor
bereiden van alle raadsbesluiten betreffende het
verhuren, verpachten of op audere wijze in ge
bruik geven, van hetgeen naar het burgerlijk
regt, het eigendom der gemeente is.
Art. 1.
Alle aanvragen om iets, dat naar het burgerlijk regt het eigen
dom der gemeente is, te mogen huren, pachteu of op eenige an
dere wijze in gebruik te mogen ontvangen, worden door den
Burgemeester dadelijk aan den Voorzitter van deze Commissie
toegezonden. J'"~"
Deze zorgt dat de overige leden daarvan zoo spoedig mogelijk
in kennis worden gesteld en dat het advies of voorstel van de
Commissie, zoo spoedig mogelijk aan den Raad worde ingediend.
Art. 3.
In die gevallen, waarin de Commissie dit noodig acht, kan
zij deze toezending doen aan Burgemeester en Wethouders, ten
einde deze in de gelegenheid te stellen, om des verkiezende, da
delijk hunne beschouwingen aan den Raad kenbaar te maken.
Art. 4.
De Commissie dient binnen vijf maanden na den aanvang ha
rer werkzaamheden, aan den Raad in eene beschrijvende lijst van
alle titels en an4©rc eigendomsbewijzen van zaken die tot dqp
werkkring vap dc2$p Commissie behooren, zoomede van alle loo-
pende contracten.
Deze stukken worden tot dit einde, door Burgemeester en
Wethouders, aan deze Commissie tegen bewijs van ontvang af
gestaan.
Art. 5.
Ten minste zes maanden vóór het einde der loopende huur-,
pacht- of in gebruikgeving, doet de Commissie de noodigc voor
stellen daartoe betrekkelijk.
Art. 6.
Aan deze Commissie wordt opgedragen om nevens Burgemees
ter en Wethouders te waken, dat door de hunrders, pachters, of
in gebruiknemers, de bij de overeenkomsten omschreven verplig-
tingen worden nagekomen. FTot. dit einde is ze verpligt, zich
hieromtrent door bezigtiging te overtuigen.
Zij deelt de dientengevelge door haar gemaakte opmerkingen
aan Burgemeester en Wethouders, of, zulks noodig achtende aan
den Raad mede.
Art. 7.
De Commissie is hevocgd, alle onkosten door haar gemaakt
ter uitvoering van deze verordening aan den Raad in rekening
te brenger..
Art. 8.
Alle ambtenaren van en bedienden in dienst der gemeente, zijn
verpligt deze Commissie in de zaken tot haren werkkring be
hoorende, ten dienste te staan.
Bijvoegsel tot de Provinciale Friescue Courant.