VERSLAG B'^leitfC. /91,9-lD GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage behoorende tot de zitting van Zaturdag den 31 October 1868. 85 der Commissie van Rapporteurs benoemd door de sectiën van don Raad der Gemeente Leeuwarden, bij bet onderzoek van de concept-begrooting van de In komsten en Uitgaven dier Ge meente, voor het dienstjaar 1869. De algemeeue beschouwingen over de concept-begrooting in de sectiën hebben tot geene voorstellen aanleiding gegeven, zoodat de commissie van rapporteurs al dadelijk tot de behandeling van de onderdeelen overgaat. UITGAVEN. Hooidst. I, Afdeeling I, Art. 4. In de 2e sectie werd uit overweging dat, krachtens den door Gedeputeerde Staten van Friesland vastgestelden staat, de jaar wedde van den ontvanger 1600.00 bedraagt en aan den tegen- woordigen titularis, voor zoolang hij die betrekking bekleedt, cene jaarlijksche personele toelage van 200.00 is toegekend, eene splitsing van dit artikel in dien zin voorgeslagen en algemeen goedgekeurd. De commissie van rapporteurs is eenstemmig van gevoelen, dat er op grond der aangehaalde overweging voor eene splitsing van dit artikel voldoende aanleiding bestaat en stelt alzoo voot artikel 4 der eerste afdeeling van het eerste hoofdstuk der uit gaven te lezen „Art. 4. a. Jaarwedde van den gemeente ontvanger ƒ1600.00 b. personele toelage aan den tegenwoor- digen titularis- 200.00 ƒ1800.00." Hoofdst. I, Afdeeling I, Art. 7a. Noch het denkbeeld om de vergoeding voor huishuur aan den architect van de begrooting te schrappen, noch het voorstel tot vermindering dier vergoeding, beide in de eerste sectie geopperd, werd door de meerderheid ondersteund, welke ten slotte vast stelde het artikel overeenkomstig de voordragt te behouden. Een lid der tweede sectie oordeelde, dat het tweede onderdeel van dezen post voor het dienstjaar 1869 zou kunnen worden be spaard, uithoofde dat de tegenwoordige woning van den architect in den loop van dat jaar nog niet ten dienste der gasfabriek zou behoeven te worden aangetast; ten slotte evenwel werd in die sectie eenstemmig besloten, dat men zich voor het tegen woordige bij die uitgaaf zal nederleggen maar wenscht, dat eer lang eene nieuwe woning voor den architect, voor niet al te gcoote kosten, worde gesticht naast de werkplaatsen voor de fabricage. In de derde sectie lokte deze post van uitgaaf, voor zooveel de vergoeding voor huishuur betreft, breedvoerige discussiëu uit over het regt van den architect op vrije woning, hetwelk door enkele leden werd betwijfeld en over de wenschelijkheid in het algemeen om aan eenen gemeentelijken ambtenaar vrije woning te verstrekken, welke door sommigen bedenkelijk werd geacht voorts werd in die sectie het denkbeeld geopperd om, in verband met de voorgestelde inrigting van de linkerhelft der kavalerie- stallen tot werkplaatsen voor de fabricage, in de onmiddellijke nabijheid hiervan eene woning voor den aichitect te stichten en hiertegen opgemerkt, vooreerst, dat het bouwen eener woning voor eenen ambtenaar bijzondere bezwaren medebrengt omtrent de inrigting van zoodanig huis, welke, afhankelijk, van de be hoeften des bewoners en van zijn gezin, bij elke vervanging alligt verandering zou vorderen en ten anderen, dat de onmiddelijke nabijheid van de woning des architects bij de werkplaatsen voor dc fabricage dn zijn bureau niet zóó urgent schijnt, aangezien bij de instructie voor dien ambtenaar de kantoor-urefi kunnen worden bepaald. Ten slotte werd in die sectie een voorstel om deft post van vergoeding voor huishuur voor memorie uit tc trek ken, ten einde nadere voorstellen van Burgemeester en Wet houders te dien opzigte af te wachten r bij meerderheid van stemmen aangenomen. De meerderheid der commissie van rapporteurs is vóór het behoud van den voorgestelden post, hoofdzakelijk op grond, dat, meer dan waarschijnlijk, het huis door den architect thans be woond, in 1869 ten behoeve der nieuwe gasfabriek zal moeten worden gebruikt en dat er weinig kans bestaat, dat vóór de ont ruiming daarvan eene nieuwe woning, zoo de Raad tot de stich ting hiervan mogt besluiten* zal kunnen zijn ingerigt. De commissie stelt alzoo bij meerderheid van stemmen het be houd van den voorgedragen post voor. Hoofdst. II, Afdeeling X, Art. 2. In de derde sectie werd gevraagd of onder de hier vermelde reis- en verblijfkosten ook die zijn begrepen, welke door den ar chitect ten behoeve van gemeentewerken moeten worden besteed, in welk geval het voorgedragen cijfer van 75 te laag geraamd scheen, waaruit alzoo eene ontkennende beantwoording van die vraag zou kunnen worden afgeleid toch achtte die sectie eene nadere omschrijving van dit artikel in dc memorie van toelich ting wenschelijk en besloot B. en W. hiertoe alsnog uit te noo- digen. De commissie van rapporteurs deelt het in de derde sectie in dezen uitgedrukte verlangen en stelt voor, B. en \Y. tot nadere inlichting uit tc noodigen. Hoofdst. III, Afdeeling I, Art. Ie. Naar aanleiding van den hier voorgedragen post voor onder houd van straten, pleinen en kaden werd in de derde sectie de opmerking gemaakt, dat de bestrating op vele plaatsen in de gemeente in slechten toestand verkeert en als voorbeelden hier van aangehaald die van den opreed der Wirdumerpoortsbrug aan de buiten- en van de Vrouwenpoörtsbrug aan de binnenzijde, die van de Muntjemuur- en Slotmakersstraten en van de Ossekop, terwijl voorts de aandacht werd gevestigd op de voor rijtuigen en bij duisternis ook voer voetgangers gevaarlijke ligging van de deksels der brandputten., speciaal op het Scboenmakersperk en den Groefrcweg, en de opmerking werd herhaald, dat de be vloering der kubus-quenast keijen door een gedeelte der gemeente, hetwelk voor de passage van rijtuigen veel pleegt te worden ge bezigd, hiervoor zeer gevaarlijk ja bijna onbruikbaar is. De commissie van rapporteurs acht deze bezwaren gegrond en van voldoend gewigt om ze onder de aandacht van B. en W. te brengen, terwijl ze omtrent de gewraakte bestrating met kubus- quenast keijen de overtuiging koestert, dat, aangezien een volle dig redres tot belangrijke financieele opoffering zou leiden, B. en W. van de daarover gerezen klagten voldoende kennis zuHen dragen om aan die wijze van bevloering geen verdere uitbreiding te geven. Hoofdst. Ill, Afd. I, Art. 1 h. Op grond van den bij het rapport van B. en W. van 10 Au gustus 1864 omtrent de verpligting tot bet onderhoud van open bare en bijzondere straten en wegen in de gemeente Leeuwarden als bijlage C overgelegden en door den Raad vastgestelden staat A werd in de derde sectie opgemerkt, dat de Lekkumerweg van den Zwarteweg tot de Bonkebrug en het Kalverdijkje van den Groninger straatweg tot aan het hek nevens de boereplaats wijk M no. 237, in onderhoud ten laste der gemeente komen en dien tengevolge eenstemmig besloten, den hier besproken post aan te vullen met de omschrijving „voor zoover in onderhoud ten laste ,der gemeente komende." Bovendien werd in dezelfde «eet** Bijvoegsel tot de Provinciale Fbiesche Courant. 25

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1868 | | pagina 44