22 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Verantwoording van B. en W. wegens de Ontvangsten en Uitgaven over 186S.
gekeurd bij Kon. besluit van 9 Febr. 1866, no. 59, is de op
brengst daarvan over 1868 geweest de in de rekening aange-
bragte som, die ƒ58.91 beneden het op de begrooting in ont
vang gesteld bedrag is gebleven.
Hoofdstuk II. Afd. VIII. Art. 1. ƒ650.50. Opbrengst van
leges ter secretarie geheven, restitutie wegens verschotten, zegel
gelden eDZ.
De heffing der leges vindt plaats ingevolge's Raadsbesluit van
11 Oct. 1852, goedgekeurd bij Kon. besluit van 30 Dec. d.a.v. no. 56.
Onder de in de rekening verantwoordde som zijn begrepen
a. leges voor afschriften van en extracten uit acten van den
burgerlijken standƒ191.95,
b. restitutien van verschoten zegelgelden te dier zake - 414.00.
Zamen wegens den burgerlijken stand 605.95.
c. leges voor afschriften of extracten van stukken,
ter secretarie afgegeven-25.75,
didem voor certificaten van goed gedrag 4.40,
e. voor legalisatien van handteekeningen - 14.40.
Totaal f 650.50.
Bij de begrooting was geraand 640.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 2. ƒ777.80. Opbrengst van
tol op den weg van Leeuwarden naar Ilijum.
Deze tolgelden worden geheven krachtens het heffingbesluit,
vastgesteld door de Raden der beide betrokken gemeenten, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 22 Augustus 1861, no. 59.
In de rekening is verantwoord het deze gemeente blijkens den
overgelegden staat van verevening competerend aandeel der pacht
som, verschenen 12 Mei 1869, zijnde die over het le contract
jaar der thans loopende verpachting van 12 Mei 1868 tot 12
Mei 1871.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 3. ƒ2180.50. Opbrengst van
bruggelden.
Onder deze som zijn begrepen de volgende opkomsten
a. Van de Vlietster- en boomsbruggen 351.00,
zijnde de pachtsom over het 2e contractjaar, versche
nen 12 Mei 1869. De heffing van dit bruggeld
geschiedt overeenkomstig's Raadsbesluit van 21 Febr.
1856, goedgekeurd bij kon. besluit van 18 Augustus
daaraanvolgende no. 43.
b. Van de ijzeren ophaalbrug op het Vliet - 152,00.
Deze opkomsten worden geheven ingevolge raads
besluit van 31 Oct. 1861, goedgekeurd bij kon. be
sluit van 19 Jan. 1862 no. 1 en zijn laatstelijk ver
pacht van 12 Mei 1868 tot 12 Mei 1871. De
pachtsom over 't le contractjaar is in deze rekening
verantwoord.
c. Van de blaauwe brug- 30.50.
De aan deze brug, ingevolge raadsbesluit van 15
April 1858, goedgekeurd bij kon. besluit van 10
Mei daaraanvolgende no. 45, gelieven regten werden
verpacht van 12 Mei 1868 tot 12 Mei 1871, tenge
volge waarvan de pachtsom over het le contractjaar
in deze rekening is verantwoord.
d. Van de ijzeren brug bij de Potmarge - 601.00.
Dit bruggeld wordt geheven krachtens raadsbeslui
ten van 11 Mei 1858 en 8 Jan. 1863, goedgekeurd
bij kon. besluiten van 10 Mei 1858 en 5 Eebr.
1863, en is verpacht van 12 Mei 1867 tot 12 Mei
1870 voor ƒ681 'sjaars.
Aan den pachter is evenwel voor het contractjaar
1868/69, bij raadsbesluit van 10 Dec. 1868, no. 7/109,
eene vermindering der verschuldigde pachtsom toe-
Transport ƒ1034.50.
gestaan ten bedrage ƒ80, tengevolge der stremming
van de scheepvaart langs de Zuidergracht, tijdeus die
gracht werd verlegd.
e. Van de brug over de Harlingcrvaart 739.00.
f. die bij de voormalige Vrouwenpoort - 176.00.
ff. Camstraburen- 231.00.
De heffing der bruggelden aan de drie laatstge
noemde bruggen vindt plaats krachtens raadsbesluiten
van 3 Mei en 9 Aug. 1860, goedgekeurd bij kon.
besluit van 19 Dec. daaraanvolgende.
De opkomsten daarvan werden verpacht van 12
Mei 1866 tot 12 Mei 1869 voor een jaarlijkschen
pachtprijs als in deze rekening wegens het 3e con
tractjaar is verantwoord, behalve van de brug sub e
vermeld, als zijnde aan den pachter daarvan, om ge
lijke reden als hiervoren onder letter d aangeduid,
remissie verleend ten bedrage van 40.
Totaal der ontvangen bruggelden ƒ2180.50.
Bij de begrooting was geraamd- 2335.00.
Verschil in minder 154.50.
Dit verschil vindt zijne oplossing hierin dat, zoo
als boven is omschreven, aan de pachters der bruggen
sub d en e bedoeld remissie is verleend van 120.00,
de pacht der opkomsten van de Poppebrug,
o. a. over 1868 oninbaar is verklaard ten
bedrage van- 42.00,
maakt f 162.00,
terwijl de pacht der opkomsten van de
bruggen onder lett. i en c aangeduid de
raming heeft overtroffen met - 7.50,
rest
ƒ154.50.
f 529.50. Opbrengst van
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 4.
veergelden.
Wegen3 deze veergelden zijn in de rekening verantwoord de
verschuldigde pachtsommen welke bedragen
a. Van de pont tusschen de Oosterkade en den Grachtswal
van 1 Januarij tot 1 Julij ƒ109.00,
van 1 Julij tot ulto Dec,-112.50,
b. Van die bij het ziekenhuis
van 1 Januarij tot 1 Julij
van 1 Julij tot ulto Dec.
221.50.
152.50,
- 155.50,
Transpor tere 1034.50.
-308.00.
Zamen ƒ529.50.
De heffing daarvan geschiedt wat die sub a betreft ingevolge
Raadsbesluit van 21 Febr. LS50, goedgekeurd bij kon. besluit
van 2 Mei daaraanvolgende no. 128 en die sub b vermeld
krachtens Raadsbesluit van 10 April 1856, goedgekeurd bij kon.
besluit van 1 Juuij 1857, no. 73.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 5. ƒ4765.49. Opbrengst van
de stads waag.
De weegloonen, bij gaardering ingevorderd, hebben over 1868
bedragenƒ2377.413,
en de opbrengst der werkloonen is geweest - 2388.073.
Zamen 4765.49.
De invordering dezer regten heeft plaats overeenkomstig
's Raads besluit van 19 Jnnij 1856, goedgekeurd bij kon. besluit
van 18 Augustus daaraanvolgende no. 43.
Ingevolge de bepalingen van voormeld Raadsbesluit worden de
werkloonen maandelijks in de gemeentekas gestort, doch daarna
tot het volle bedrag op mandaat aan de waagwerkers uitge
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Verantwoording van B. en W, wegens de Ontvangsten en Uitgaven over 1868. 23
keerd, ten gevolge waarvan ze in ontvang en uitgaaf beide wor
den verantwoord.
Over de verschillende maanden des jaars hebben deze werk
loonen bedragen
Januarij
128.85.
February
- 88.77»
Maart
- 117.223
April
- *208.90.
Mei
- 333.95.
Junij
- 300.423
Julij
- 298.073
Augustus
- 183.70.
September
- 198.723
October
- 231.55.
November
- 154.023
December
- 143.873
Totaal ƒ2388.073.
Hoofdst. II, Afd. VIII. Art. 6. f 4424.00 Opbrengst van de
tnarktgelden
a. wegens staanplaatsen voor het uitstallen en uitventen van
waren enzƒ2835.00,
b. van de veemarktgelden -1589.00,
Zamen f 4425.00,
uitmakende het bedrag der over 1868 verschuldigde pachtsom
men volgens de met 't einde van dat jaar verloopen pacht-
contracten. De invordering dezer marktgelden geschiedt krachtens
Raadsbesluit van 12 Januarij en 8 Junij 1854, goedgekeurd bij
koninklijke besluiten van 17 April en 22 Junij van dat jaar.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 7. ƒ681.63. Opbrengst van de
vischmarkt.
De heffing der regten aan de vischmarkt heeft plaats over
eenkomstig 's Raads besluit van 24 Maart 1864, goedgekeurd
bij kon. besluit van 3 Julij daaraanvolgende no. 18, terwijl de
inning daarvan aan den vischafslager is opgedragen.
De ontvangst deswege over 1868 heeft de raming met 81.63
overtroffen.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 8. 3310.00. Opbrengst der
water-, kaai- en walgelden.
Deze regten, geheven overeenkomstig 's Raads besluit van 23
Maart 1867, goedgekeurd bij kon. besluit van 9 Mei daaraan
volgende no. 69, zijn van 1 Julij 1867 tot ulto Dec. 1870 ver
pacht. De pachtsom over 1868 is ontvangen en in de rekc-
kening verantwoord.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 9. ƒ5221.94. Opbrengst der
begraafplaats
a. Verkoop, verhuur en onderhoud van graven.
b. Begrafenis- en grafgelden.
Ter zake sub a bedoeld is ontvangen
lo. Voor verkoop van graven510.00.
2o. verhuur - 393.00.
3o. onderhoud,, - 207.60.
4o. ovcrschrijvingskosten- 10.30.
1120.90.
Hiervoor was geraamd - 850.90.
Verschil in meerder 270.90.
De ontvangen begrafenis-grafgelden zijn de volgende
Vervoer van lijkenƒ2924.00.
Openen en sluiten van graven- 845.50.
Ligten en weder leggen van zerken- 72.00.
Gebruik van rouwgoederen- 68.75.
Transport ƒ3910.25.
Buitengewone ontvangsten- 159.50.
Zegels van kwitantiën- 31.29.
ƒ4101.04.
Ten dezen was op de begrooting in ontvang gesteld - 3760.00.
Verschil in meerder 351.04.
De meerdere ontvangst wegens de hicrbedoelde regten is een
gevolg van het grooter aantal begravingen, voornamelijk van zoo
danige lijken voor welker begraving van de koets en eerste lijk
wagen gebruik is gemaakt.
Hoofdst, II, Afd. VIII, Art. 10. ƒ18,548.21. Opbrengst van
schoolgelden.
l)e heffing van schoolgelden had over 1868 plaats:
Voor het gijmnasium krachtens raadsbesluit van 26 Aug. 1858,
goedgekeurd bij kon. besluit van 19 Oct. d. a. v. no. 71.
Voor de burger dag- en avondschool overeenkomstig de bij
Raadsbesluiten van 22 Aug. en 3 Oct. 1867 vastgestelde ver
ordening, goedgekeurd bij kon. besluit van 2S Oct. d. a. v. no. 55.
Voor de school voor uitgebreid lager onderwijs voor jongens
volgens Raadsbesluit van 5 Dec. 1867, goedgekeurd bij kon.
besluit van 2 Jan. 1868 no. 65.
Voor de burgerschool voor meisjes, ingevolge Raadsbesluit van
9 Jan. I 868, goedgekeurd bij kon. besluit van 14 Febr. d. a. v. no. 48.
Voor de fransche dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen
en de overige openbare scholen krachtens Raadsbesluiten van 24
Nov. 1860, 27 Junij 1861 en 11 en 25 Oct. 1866, goedge
keurd bij kon. besluiten dd. 31 Aug. 1S61 no. 42 en 15
Dec. 1866 no. 52.
De opbrengst vergeleken met de raming was als volgt:
Verschil
Gijmnasiumf
Raming.
Opbrengst.
meer.
minder.
a
900,00. f
957.00,
67.00,/
b.
Hurger dag- en avondschool -
600.00, -
32.04, -
-
567.96.
c.
Rraiische school voor meisjes -
4680.00, -
5200.00, -
520.00, -
d.
School voor uitgebreid lager
onderwijs voor jongens -
4,180.00, -
5,215.67, -
1,035.57, -
e.
Burgerschool voor meisjes -
2,200.00, -
2,220.00, -
20.00, -
f.
Tusschenschool 1c klassse -
2,030.00, -
1,835.80, -
-
194.20.
9-
le Tusschenschool 2e klasse -
1,560.00, -
1,368.05, -
-
191.95.
h.
2e 2e -
400.00, -
438.95, -
38.95, -
i.
3e 2e
450.00, -
358.95, -
-
91.05.
k.
le Bewaarschool -
600.00, -
530.50, -
-
69.50.
2c -
300.00, -
381.25,-
81.25, -
17,900.00. 18,548.21, 1,762.87,/ 1114.66.
Af het verschil iu minder - 1,114.66,
Rest verschil iu meerder 648.21.
Dit verschil, ontstaan door dat de schoolgelden, ontvangen
wegens de fransche kostschool voor meisjes en de school voor
uitgebreid lager onderwijs voor jongens, aanzienlijk meer bedra
gen dan de raming, zou grooter zijn geweest wanneer de opbrengst
der schoolgelden wegens de burger dag- en avondschool ceniger-
mate aan de verwachting had beantwoord. Intusschen moet wor
den opgemerkt, dat de burger dagschool slechts 4 maanden in
werking is geweest en de burger avondschool eerst in Januarij
1869 kon worden opengesteld.
Het verschil tusschen de raming en de opbrengst der school
gelden wegens de tusschenschool le klasse en le tusschensckool
2e klasse is alleer. hieraan tocteschrijven dat de geraamde som
men te hoog zijn gesteld.
Hoofdst. II. Afd. VIII. Art. 11. ƒ63.123. Opbrengst van ge
dane werken voor particulieren.
Daarvoor was bij de begrooting geraamd ƒ200.00, zoodat de
ontvangst ten dezen oyer 1868 aanzienlijk beneden de raming
is gebleven.
Transportere ƒ3910.25.