26 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Verantwoording van B. en W. wegens de Ontvangsten en Uitgaven over 1868. Hoofdst. III. Art. 6. 40.50. Opbrengst van visscherij. Het regt van vi9schen in de Gemeentewateren was van 1 Mei 1866 tot 1 Mei 1869 verpacht voor ƒ45.50 's jaars. Ten gevolge 't overlijden van den pachter van een perceel, op wiens nalatenschap niets was te verhalen, is ƒ5.00 als oninbaar moeten worden afgeschreven. Hoofdst. III. Art. 7. 699.47. Opbrengst van krachtens privaat regt genoten wordende tollen a. Van de vijf bevaren trekwegtollen, over 1868 verpacht voor een gezamenlijk bedrag van80.00. b. Van het tolhek te Koetilley - 356.00'. c. Idem Ritsumazijl- 350.00. d. Idem Kingmatille- 800.00, Deze tolhekken zijn voor de aangeduide sommen verpacht van 12 Mei 1866 tot 12 Mei 1869, terwijl de tollen sub a vermeld jaarlijks worden verpacht. Gezamenlijke opbrengst ƒ1586.00. Van dit bedrag ontvangt de Gemeente Harlingen, ingevolge acte van 1685, vooruit de som van - 200.00. Rest ƒ1386.00. Hiervan competeert de Gemeente Leeuwarden de helft ad693.00. Bovendien heeft die Gemeente over 1868 van Har lingen ontvangen wegens meerder betaalde grondbe lasting van den massalen trekweg- 6.47. Makend* te zamen 699.47. Al deze tollen worden ingevorderd krachtens octrooibrieven van 24 Julij 1640 en 16 April 1741. Hoofdst. III. Art. 8. ƒ3910.84. Opbrengst van krachtens privaatregt genoten wordende sluisgelden. De opkomsten der sluis- en bruggelden te Irnsumerzijl zijn van 12 Nov. 1866 tot 12 Mei 1870 verpacht voor f 3505.84 's jaars. Volgens nadere overeenkomst, krachtens Raadsbesluit van 9 April 1868, goedgekeurd door heeren Ged. Staten bij resolutie van den 30 dier maand no. 61, met den pachter aan gegaan, is aan dezen van den 5 Januarij 1867 af over den nog loopenden pachttijd vermindering der pachtsom toegestaan, ten bedrage van ƒ200.00. Intusschen is aan den pachter de in verband met evenbedoelde nadere overeenkomst tot en met 12 Mei 1868 door hem te veel betaalde pacht op mandaat geresti tueerd en het bedrag daarvan in de rekening over 1867 op Hoofd stuk XI art. 1 (onvoorziene uitgaven) verantwoord, tengevolge waarvan in deze rekening voorkomt: 6 maanden pacht naar 3,505.84 of ƒ1,752.92. 6 - 3,305.84 - 1,652.92. Zamen ƒ3,405.84. De heffing van deze sluis-en bruggelden geschiedt krachtens Leppebrief van 2 September 1477, wat het sluisgeld aangaat ingevolge ordonnantie en taux ge arresteerd door den magistraat van Leeuwarden den 15 September 1741 en wat het bruggeld betreft overeenkomstig ordonnantie entaux, gearresteerd door de municipaliteit van Leeuwarden en het district Idaarderadeel den 7 Julij 1795. De opkomsten van de Nesserzijl zijn van 12 Mei 1867 lot 12 Mei 1870 verpacht, 's jaars voor - 505.00. De in deze rekening verantwoordde pachtsom is verschenen 12 Mei 1869. Van deze regten vindt de heffing plaats overecn- Transgortere 3,910.84. Transport ƒ3,910.84. komstig des magistraatsresolutien van 4 April 1704 en 26 October 1803. Totale ontvangst wegens sluisgelden Bij de begrooting was geraamd ƒ3,910.84. -4,010.84. Verschil in minder 100.00. Welk verschil hiervoren is toegelicht. Hoofdst. III. Art. 9 502.565. Opbrengst van grondpachten en eeuwige renten. Deze zijn conform de begrooting ontvangen en in de rekening verantwoord. Hoofdst. III. Art. 10. J 4293,75. Intressen van uitgezette ka pitalen als a. van inschrijvingen op het grootboek der Ned. Werkelijke Schuld a 21/2 pet., nominaal f 122,200.00. Deswege is ont vangen de bij de begrooting geraamde som ad ƒ3,055.00, b. renten van de stads bank van leening. Blijkens overgelegde rekening-courant en betrekkelijk borderel van verevening komt over 1868 ten voordeele der Gemeente wegens renten van aan de bank van leening verstrekte kapitalen- 1,238.75. Totaal f 4,293.75. Voor de sub b vermelde renten was op de begrooting in ont vang gesteld 450.00, zoodat de werkelijke ontvangst met de raming, wegens dit artikel, een verschil in meerder oplevert van 788.75. Hoofdst. III. Art. 11. 11,851.223. Door de gasfabriek te vergoeden renten voor verstrekte kapitalen. Op dit artikel was bij de begrooting in ontvang gesteld f 13,000.00. De opgemaakte rekening-courant heeft evenwei doen zien dat de Gasfabriek niet meer dan de in rekening verantwoordde som schuldig was die in uitgaaf is gebragt op hoofdstuk III, afd. V, art. 7 en hoofdst. Ill, afd. VI, art. 14. Ontvangsten van verschillenden aard en toe vallige baten. Hoofdst. IV. Art. 1, ƒ2505.00. Opbrengst van de haardasch en vuilnis. De pachtsom verschenen 1 Mei 1869 is conform het betrek kelijk contract, loopende van 1 Mei 1865 tot 1 Mei 1870 ont vangen tot het op de begrooting gesteld bedrag. Hoofdst. IV. Art. 2. 606.2 33. Opbrengst van puin. De door den Gemeente-Architect ingevorderde gelden, wegens in 1S68 verkocht puin, hebben ƒ106.233 meer bedragen dan daarvoor op de begrooting in ontvang was gesteld. Hoofdst. IV, Art. 3. 337.20. Teruggave van het Rijk wegens huisvesting, voeding en reisgeld vau lotelingen en verlof gangers der militie. Deze door de gemeente bij voorschot.betaalde gelden zijn van rijkswege gerestitueerd. Ze zijn in uitgaaf verantwoord op Hoofdst. VII, Afd. III, art. 3. Hoofdst. IV, Art. 4. 254.863. Boeten van politie. De op dit art. verantwoordde gelden zijn ontvangen van den ontvanger der registratie tc Groningen 5.70. Rotterdam - 2.85. Harlingen - 1.90. Leeuwarden - 234.913. Haarlem - 0.95. Holwcrd 2.S5. Beetsterzwaag - 3.80. Lemmer - 1.90. Het geraamd bedrag beliep f 250.00. Totaal ƒ254.863 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Verantwoording van B. en W. wegens de Ontvangsten en Uitgaven over 1868. 27 Hoofdst. IV, Art. 5. ƒ447.00. Restitutien van transport kosten van veroordeelde bedelaars. Deze door de gemeente bij voorschot betaalde kosten zijn van wege het Rijk gerestitueerd. Onder de uitgaven worden ze ver antwoord op Hoofdst. VII, Afd. I, Art. 4. Bij de begrooting was hiervoor geraamd 700.00, zoodat de werkelijke ontvangst en in verband daarmede ook de uitgaaf met de raming een ver schil in minder oplevert van ƒ253, 't geen een gevolg is van de openstelling der spoorweglijn Leeuwarden-Heerenveen op 1 September 1868, sints welk tijdstip de veroordeelde bedelaars van hier met de spoortreinen worden getransporteerd. Hoofdst. IV, Art. 6. 130.52. Restitutie van verplegings- en verdere kosten van bedelaars enz. in Rijks gestichten. Deze restitutien zijn verkregen door de ontvangst der pensioenen van in dc bcdelaarsgestichten voor rekening dezer gemeente opgenomen gepensioneerden. Hoofdst. IV, Art. 7. f 179.55. Restitutie van zegelgelden ter zake de plaatselijke directe belasting. Daarvoor was geraamd 200, zoodat de werkelijke ontvangst 20.45 beneden de raming is gebleven. Hoofdst. IV, Art. 8. 879.63. Korting op de tractementen van onderwijzers en onderwijzeressen ten behoeve vau het pensi oenfonds. Te dezer zake is ingevorderd en weder aan het Rijk uitgekeerd (zie Hoofdst. VII, Afd. V, art. 4 der uitgaven) van de onderwijzers en onderwijzeressen aan de openbare lagere scholen427,333, de leeraren der burger dag- en avondschool- 452.293. 879,63. - 1615.00. Zamen Bij de begrooting was hiervoor uitgetrokken Het verschil in minder ad 735,37 is ontstaan door dat 5 der leeraren aan de burger dag- en avond school eerst met 1 Aug. en een hunner met 1 Sept. 1868 in functie zijn getreden. r Hoofdst. IV, Art. 9. Restitutie van een gedeelte der verpl'e- gingskosten van twee krankzinnige Israëliten. De ter dezer zake, van liet Rijk en de provincie, de gemeente over 1868 aankomende bijdragen waren bij het sluiten dezer rekening nog niet ontvangen. Hoofdst. IV. Art. 10. 66820.34. V5 van de opbrengst der Rijks personele belasting van 1 Januarij tot ulto December 1868. Daarvoor was bij de begrooting geraamd ƒ66,305.56. Er is ontvangen Wegens het dienstjaar 1867/68 over de maan den Januarij tot en met April f22,706.94, wegens het dienstjaar 1868/69 over de maanden Mei tot en met December -44,113.40. Alzoo te zamen 66,820.34. Makende met de raming een verschil in meer der van 514.78. Dit verschil is een gevolg van de meerdere ontvangst, wegens het dienstjaar 1867/68, voortvloeijende uit de opbrengst der belasting welke is ingevorderd overeenkomstig de na 1 Januarij 1868 executoir verklaarde suppletoire kohieren, waarvan het 4/5 gedeelte voor 't geheel in deze rekenjng is verantwoord. Hoofdst. IV. Art. 11. ƒ947.355. Alle andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende. Ingevolge de bestaande voorschriften zijn op dit, bij de be grooting voor memorie uitgetrokken, artikel verantwoord de vol gende ontvangsten a. Plaatselijke directe belasting over 1867 13.345. b. Belasting op de honden - 3.00. c Koopprijs van op afbraak verkochte huizen - 251.00. d. Achterstallige huur van „do Klanderij" -440.50. e. Onbetaald gebleven pacht der veemarkt over 1866 - 32.77. 9- Verschillende ontvangsten - 27.275. Totaal ƒ947.353. Na de verantwoording van vorenstaande ontvangsten wordt opgemerkt dat bij de rekening over 1867 te verantwoorden was gebleven wegens lo. Onbetaalde aanslagen in den hoofdelijken omslag over 186697.75. 2o. Alsvoren ter zake de belasting op de honden over dat dienstjaar- 1.50. Zamen welk bedrag, uithoofde deswege geene ontvangst of oninbaarverklaring heeft plaats gehad, als nog te ver halen in deze rekening is aangebragt. 3o. Een gedeelte der pachtsom van de veemarkt- gelden over 1866 ad297.25. 4o. Als voren over 1867 ad - 322.28. 99.25, Zamen ƒ619.53. Hieraan is in 1868 ontvangen, zie hiervoren lett. e- 179.465. Rest 440.065, waarvoor aan den pachter bij Raadsbesluit van 9 Julij 1868 no. 2a/lla remissie in verleend. 5o. jaar huur, Mei 1865 verschenen, van de herberg „de Klanderij" c. a., ad 578.50. Hiervan is ontvangen [zie lett. d hier voren] - 440.50, terwijl het restant adƒ138.00 als oninbaar is afgeschreven in verband met 's Raads besluit van 9 Mei 1867. 6o. Onbetaalde aanslagen in de plaatselijke di recte belasting over 1867, ad 83.753. waarvan is ontvangen [zie hiervoren sub a] - 13.345, terwijl het restant ad 70.41 als oninbaar is afgeschreven ingevolge Raadsbe sluit van 24 Junij 1869 no. 15/llc overgelegd als bijlage no. 3. 7o. Onbetaalde aanslagen in dc belasting op het houden van honden, dienst 1867 ad ƒ6.30, waarvan is ontvangen [zie hiervoren sub 5] - 3.00, terwijl het restant ad ƒ3.30, overeenkomstig evengenoemd Raadsbesluit als onin baar is afgeschreven. 8o. De onbetaalde pachtsom van de opkomsten der Poppebrug, ulto Dec. 1867 verschenen, ad f42, welke als oninbaar is afgeschreven krachtens Raads besluit van 5 Julij 1869 no. 11/109 overgelegd als bijlage no. 11a. 9o. De helft der pachtsom over 1867 van een perceel grasgewas, adƒ9.875. Ook dit bedrag is als oninbaar afgeschreven inge volge laatstgenoemd Raadsbesluit, Transporter e 99,25.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1869 | | pagina 14