54 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van 9 Sept. 18G9. Begr. 1869. Begr. 1870. Iloofdst. Ill, Afd. II, Art. 1, Hoofdst lil, Afd. II, Art. 1, 665.00. 492.00. Dewijl wegens dezen post in 1870 geene buitengewone uitga ven van cenig aanbelang zullen behoeven plaats te hébben, is daarop een lager cijfer in uitgaaf aangebragt. Begr. 1869 Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 2, Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 2, ƒ800.00. - ƒ800.00. Deze som is het bedrag der jaarwedden van de beambten bij de begraafplaats. Begr. 1869. Begr. 1870. Jloofdst. Ill, Afd. II, Art. 3, Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 3, ƒ2200.00. ƒ2500.00. Met verwijzing naar de toelichting op Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 9 der inkomsten wordt opgemerkt, dat, om de daarvermelde redenen, ook op dezen post een liooger bedrag is uitgetrokken. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Aid. Ill, Art. 1, Hoofdst. Ill, Afd. Ill, Art. 1, ƒ3545.60. ƒ3395.60. De over 1868 aan de Stadswaag geheven weeg- en werkloo- nen, welke laatste weder aan de waagwerkers worden uitgekeerd, hebben gezamenlijk bijna f 450.00 minder bedragen dan over het voorgaande jaar. In verband hiermede is op Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 5 der inkomsten, even als op het hiervermeld artikel van uitgaaf, een lager cijfer aangebragt, dewijl men mag aannemen, dat de hoogere opbrengst dezer regten over 1866 en en 1867 het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Begr. 1869. Begr. 1S79. Hoofdst. Ill, Afd. III, Art. 2, Hoofdst. Ill, Afd. III, Art. 2, 75.00. 75.00. In 1870 geene buitengewone herstellingen aan het waaggebouw noodzakelijk geacht wordende, is voor het gewoon onderhoud daarvan een gelijk bedrag als ten vorigen jare uitgetrokken. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. IV, Art. 1, Hoofdst. Ill, Afd. IV, Art. 1, ƒ640.00. ƒ640.00. Hoofdst. Ill, Aid. IV, Art. 2, Hoofdst. Ill, Afd. IV, Art. 2, 20.00. ƒ20.00. Voor deze artikelen worden de daarop aangebragte sommen, voldoende geacht. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill,Afd.V, Art. 1, ƒ23140.00. Hoofdst. Ill, Afd. V, Art. 1, ƒ29500.00. 2, -14500.00. 2, -14500.00. 3, - 1600.00. 3, - 1100.00. 4, - 8900.00. 4, - 9900.00. 5, - 1500.00. 5, - 1500.00. 6, - 300.00. 6, - 300.00. tt m 7,-12500.00. 7,- 12250.00. Even als de inkomsten, vermeld op Hoofdst. II, Afd. VIII Art. 12, zijn ook de uitgaven wegens de gasfabriek aangebragt in overeenstemming met de door de Rands-commissie voor die inrigting overgelegde begrooting. Tot toelichting van de voor gedragen uitgaven, wordt het volgende medegedeeld: De voor aankoop van grondstoften (Art. 1geraamde som, wordt vereischt voor den aankoop van pl. m. 35,000 hektoliters steenkolen, 800 hektoliters kalk met de daarbij benoodigde vaten en voor de aan te schaffen teerfusten. Uit die 35,000 hekto liters steenkolen zal volgens globale berekening kunnen worden verkregen eene hoeveelheid gas die voldoende is om in de particu liere consumtie en in de straatverlichting te voorzien. Voor bezoldiging van personeel is een gelijk bedrag als over 1869 uitgetrokken, waarvan eene specificatie is vermeld op bijlage no. 7. Wegens onderhoud van gebouwen en lasten is een lager cijfer uitgetrokken, uithoofde 't bedrag der te betalen grondbelasting, door den vrijdom die thans voor de fabrieksgebouwen wordt ge noten, pl. m. ƒ800.00 minder bedraagt. Voor kosten van verzekering dier gebouwen tegen brandschade zal echter pl. m. ƒ300.00 meer moeten worden uitgekeerd. Op art. 4 is 1000.00 meer aangebragt, ten einde in verband met het steeds toenemend aantal gasverbruikers meerdere gas meters enz. in voorraad te kunnen aanschaffen. Artt. 5 en 6 zijn op gelijk bedrag begroot als over 1869, waaromtrent geene verdere toelichting noodig schijnt. Het bedrag der aan de Gemeente te vergoeden renten van ten behoeve der fabriek verstrekte kapitalen is berekend naar 5 pet. van het saldo der rekening courant op 1 Januarij 1869, ver meerderd met hetgeen door de Gemeente in 1869 voor de uit breiding der fabriek moet worden betaald, benevens de waarde der ten behoeve van die fabriek in bezit te nemen en reeds in bezit genomen gebouwen. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI. Even als over 1869 is ook over 1870 deze afdeeling gesplitst in twee rubrieken, waarvan de eerste vermeldt de uitgaven te bestrijden uit gewone middelen en de tweede die, waarin door buitengewone middelen zal worden voorzien. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 1, 1200.00. Deze som wordt benoodigd geacht, ten einde op de waterlei dingen voor brandblussching, in het terrein der gedempt wor dende gracht van de Groote Kerkstraat af tot de Langepijp, de vereisehte toestellen te kunnen aanbrengen, waardoor, in geval van brand, van die waterleidingen het gebruik kan worden ge maakt dat met den aanleg daarvan is beoogd. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 2, 2500.00. Reeds sints geruimen tijd heeft het de aandacht van onderge- teekenden getrokken, dat de weg van de Vrouwenpoortsbrug naar de Harlingervaartsbrug en het bijlangs dien weg geplaatste plant soen belangrijke verbetering behoeft, welke verbetering, naar hun oordeel, thans te meer noodzakelijk is, omdat het wenschelijk wordt geacht ook langs bedoelden weg de toenadering tot het stationsgebouw der staatsspoorwegen met rijtuigen mogelijk te maken. Met het oog evenwel op het aanzienlijk bedrag der ten dezen vereischte kosten, die geraamd worden op een totaal van 8000, is het meest verkieslijk voorgekomen dit werk bij gedeelten uit te voereu en in 1870 daarvoor ƒ2500.00 beschikbaar testellen. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 3, f 350.00. Icn einde het achter de huizen in de Boterhoek aanwezige plantsoen in het vervolg te beveiligen voor de beschadigingen, die daaraan thans worden aangebragt, zoowel tengevolge van het maken van uitgangen daarin door de bewoners der bedoelde huizen als van andere omstandigheden, die oorzaak zijn dat het plantsoen niet in voldoenden toestand kan worden gehouden, is het noodzakelijk dat aldaar eene palisadering worde geplaatst. Uitdienhootde is dit artikel op de begrooting aangebragt, ter bestrijding van de ten bedoelden einde te besteden kosten. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 4, ƒ7000.00. De op dit artikel uitgetrokken som is volgens raming benoo digd, in de eerste plaats voor het leggen van trottoirs langs de, op het terrein voor de uitbreiding van 't bebouwd gedeelte der Gemeente bestemd, in aanbouw zijnde of nog te stichten huizen op de reeds ter bebouwing uitgegeven peroeelen bouwterreiu en GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van 9 Sept. 1869. langs die, welke in 18 70 mogtcn worden gesticht op nog nit te geven peroeelen, een en ander begroot op eene som van 5000 voor 500 meters, terwijl voorts daarbij is opgenomen eene som van ƒ2000 voor het maken van kolken en riolen. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 5, 7500.00. Behalve de uitgaven die over 1869 alsnog zullen worden ge daan voor de uitbreiding van de gasfabriek, wordt, ter voltooijing van dat werk in 1870, op de begrooting voor dat dienstjaar nog in uitgaaf gebragt eene som van ƒ7500, die volgens de voor- loopig daarvan gemaakte raming moet worden besteed als volgt: Voor verwijding en uitbreiding van het pijpennet in «le straten en het plaatsen van lantaarns voor de straatverlichting ƒ2000,00. Voor het leveren en plaatsen van een hek - 2000.00. Voor 't verbouwen van het kantoor enz. - 2000.00. Voor het verwen der nieuwe gebouwen - 500.00. Voor diverse uitgaven- 1000.00. Begr. 1869. Zamer. ƒ7500.00. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 6, memorie. Bij Raadsbesluit van den 15 Junij 1869 no. 4/26 werd aan ondergeteekenden onder anderen opgedragen om, zoodra tot de uitvoering van het 2de lid van dat besluit, betreffende eene ver beterde inrigting van de tegenwoordige verzamelplaats van fae- cale stoffen, stalmest, asch, vuilnis enz., zou kunnen worden over gegaan, den Raad aan te bieden een volledig plan van afvoer en opzaincling van die stoffen en van de inrigting van de verzamel plaats daarvoor, zoomede van de wijze waarop do exploitatie dier opzameling rcgtstrecks door de gemeente zal moeten geschieden, vergezeld van eene begrooting van kosten van een en ander. Ofschoon zij zich voortdurend onledig houden met het voorbe reiden van de maatregelen welke ter uitvoering van genoemd Raadsbesluit moeten werden genomen, is het hun evenwel voors hands nog niet doenlijk de van hen gevraagde en hiervoren aan geduide voorstellen in te dienen. Zij vleijen zich echter binnen kort in staat te zijn om den Raad een voorstel aan te bieden opzigtens bet erlangen voor de gemeente van de vrije beschikking over het thans voor verzamelplaats van faecule stoffen enz. ge bezigd perceel land, om daarna over te gaan tot het ontwerpen van de plans hiervoren bedoeld. Intusschen hebben zij gemeend de beoogde verbetering van het aschland op de begrooting voor memorie te moeten aanbrengen, ten einde te zijner tijd, des noodig bij wijziging der begrooting, op dit artikel de vereischte som uit te trekken. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 7, memorie. In zijne zitting van 5 Julij 1869 nam de Raad het besluit <lat, ten behoeve der schietoefeningen van de dienstdoende schut terij alhier, van wege en op kosten der gemeente, eene schietbaan zal worden opgerigt, zoodra het daarvoor geschikt terrein zal zijn aangewezen, met opdragt aan ondergeteekenden om de vereischte voorstellen te doen, zoo omtrent de plaats waar, als ten opzigte van de wijze waarop die schietbaan behoort te worden aangelegd, onder opgave der kosten welke op een en ander zullen vallen. Naar aanleiding daarvan is dit artikel op de begrooting voor memorie uitgetrokken, uithoofde ondergeteekenden nog niet in staat zijn de van hen verlangde voorstellen aan den Raad over te leggen. Begr. 1869. Begr. 1870. Iloofdst- III, Afd. VI, Art. 8, memorie, Door den Raad werd aan ondergeteekenden opgedragen een onderzoek in te stellen naar het doelmatige en uitvoerbare van den aanleg van een' tweeden verschwatervijver en in verband daar mede tijdelijk geschorst de uitvoering van zijn besluit, waarbij hij zich in beginsel genegen verklaarde om bij de Grocte kerk voor rekening der gemeente twee regenbakken te doen maken, onder nader met heeren kerkvoogden der Ned. Herv. gemeente gemeen schappelijk vast te stellen voorwaarden. Dat onderzoek, in verband waarmede het noodzakelijk is geacht te beproeven of bet boren van putten binnen de kom der gemeente gewenschte resultaten zou opleveren en waarvoor eeri betrekkelijk lang tijdsverloop noodig was, is voor het tegenwoor dige nog niet afgeloopen, doch ondergeteekenden stellen zich voor eerlang den Raad ten dezen voorstellen te kunnen doen, in afwachting waarvan zij gemeend hebben dit artikel op de begrooting voor memorie te moeten aanbrengen. Alvorens tot de toelichting van Hoofdstuk IV over te gaan, achten de ondergeteekenden het niet ondienstig met een enkel woord de reden aan te geven, waarom door hen niet, gelijk ten vorigen jare, al ware 't dan ook slechts voor memorie, een post op de begrooting is gebragt betrekkelijk de stichting van een voor den handel geschikt beursgebouw. Op hen toch rust nog steeds, volgens 't daaromtrent door den Raad genomen besluit, de verpligting om de tot die slichting- betrekkelijke plannen ter goedkeuring aan te bieden. Zij hebben echter gemeend daaraan voor 1870 nog niet te moeten voldoen, met het oog op de motieven die den Raad, blijkens de daarover gehouden openbare beraadslagingen, ten vorigen jare hebben ge leid om de toen voorgedragen post van de begrooting voor 1869 te roijcren. Immers, dat besluit is gegrond op 's llaads wensch om de zaak der onderwerpelijke stichting voorshands in den te- gonwoordigen stand te laten en inmiddels de ondervinding te raadplegen of niet de wijze, waarop tharis in de behoefte aan eene voor den handel geschikte lokaliteit als de bedoelde wordt voorzien, voldoende is te achten, en nu is het den ondergetce- kende voorgekomen, dat de tijd, die sints is verloopen, nog te kort was voor den Raad om die ondervinding op te doen, welke hij noodig achtte en ook voldoende moet worden beschouwd om in dezen een eindbesluit te nemen. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. IV, Art. 1, ƒ5116.00. Hoofdst. IV, Art. 1, ƒ6158.00. De kosten van brandweer zijn in uitgaaf gesteld tot bet bedrag als het collegie van brandmeesters heeft voorgedragen bij de door hem ingediende begrooting, welke wordt overgelegd als bijlage no. 8. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. V, Art. 1, 11990.00. Hoofdst. V, Art. 1, /2310.00. Uithoofde aan sommige gemeente-gebouwen in 1870 buiten gewone herstellingen van meer en minder aanbelang moeten plaats hebben, is voor dit art. een kooger cijfer uitgetrokken dan over 1869. De in dat jaar verkochte panden, toen op dit art. ver meld onder lett. b, i en k zijn thans van de begrooting gcroi- jeerd, terwijl voor memorie zijn vermeld de voormalige Infirmerie, het hui3 in 't Nieuwstraatje en dat in 't Ilofstraatje, 'teerste omdat door den Raad tot verkoop daarvan is besloten en de twee laatsten, uithoofde aan deze eene andere bestemming zal worden gegeven. De buitengewone herstellingen hiervoren bedoeld beslaan in het doen van eenige vjrfuerken (van binnen) aan de herberg „de Klanderij" en het herstellen van de ramen in de benedenvoorkamer van dat gebouw het gedeeltelijk verwen en behangen van de woning van den architect, het kantoor van dien ambtenaar en der werk- en bergplaatsen voor de fabricage voorts in het gedeeltelijk vernieuwen van palisaderingen en schuttingen om den Stadstuin, van de brug in dien tuin en het verwen van gebouwen daarin en eindelijk in het verwen van de woning bij de nieuwe Verwersbrug. Voor de uitvoering van dit een en ander, benevens de gewone onderhoudskosten wordt de in uitgaaf gestelde som benoodigd geacht. Begr. 1869. Begr. 1870. Hoofdst. V, Art. IA, ƒ100.00 Hoofdst. V, Art. IA, 120.00, Ter bestrijding der onderhoudskosten van de Irnsumcrzijl c. a

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1869 | | pagina 28