58
GLMEEN1ERAAD 'IE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van 9 Sept. 1869.
der onderwijzers 1600.00 bedragen en de uitgaaf voor verwar
ming cn verlichting wordt geraamd op 200.00. Bovendien
i-> liet noodzakelijk ouder de uitgaven op te nemen eene som
voor vernieuwing of herstelling van de werktuigen, waarom thans
dit art. is uitgetrokken tot een bedrag van 2000.00.
Bcgr. 1869. Begr, 1870.
lloofdst. VU, Afd. Ill, Art. 1, Iloofdst. Vil, Afd. ill, Art. 1,
100.00. ƒ100.00.
Iloofdst. VII, Afd. III, Art, 2, Iloofdst. VIE, Afd. Ilf, Art. 2,
f 100.00. 100.00.
(ielijk geraamd als over 1809.
Begr. 1869. Begr. 1S70.
Iloofdst. Vil, Afd. III, Art. 3, Hoofdst. Vil, Afd. III, Art. 3,
ƒ150.00. J 200.00.
Deze post is verhoogd om gelijke reden als is vermeld bij
Ilooidst. IV, Art. 3 der inkomsten.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Hoofdst. VII, Afd. IV, Art. 1, Hoofdst. Vil, Afd. IV, Art. 1,
3650.50. ƒ3750.50.
De toelage voor de kosten der dienstdoende schutterij is in
uitgaaf gesteld tot het bedrag als door den schuttersraad bij zijrn
begrooting over 1870 is voorgedragen. Die begrooting wordt
overgelegd als bijlage no. 15.
Begr. 1869
Iloofdst. VII, Afd. IV, Art. 2,
ƒ25.00, Art. 3 ƒ20.00.
Hoofdst. VII, Afd. V Art. 1,
ƒ150.00. Art. 2 ƒ500.00
Art. 3 f 300.00.
Begr. 1870.
Hoofdst. VII, Afd. IV, Art. 2,
25.00, Art. 3 20.00.
Hoofdst. VII, Afd. V, Art. 1,
f 150.00. Art. 2 f 500.00
Art. 3 ƒ300.00.
De sommen voor deze artikelen in uitgaaf gesteld zijn gelijk
aan die over 1869 toegestaan. Betrekkelijk de artikelen 1
cn 2 der Vde Afd. wordt opgemerkt dat de daarvoor uitge
trokken sommen vermoedelijk benoocligd zijn in verband met het
hooger bedrag der Gemeente-opcenteu geheven op de Hijks grond
en personele belasting, dewijl de voldoening van het door de
Gemeente verschuldigd aandeel in de kwade posten eerst twee
jaren na 't verstrijken der betrokken dienstjaren plaats heeft.
Intusschen zal over een volgend jaar voor art. 2 een lager
cijfer voldoende zijn, uithoofde van 1 Mei 1868 af niet meer
dan 25 opcenten op de personele belasting zijn geheven.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Iloofdst. VII, Afd. V, Art. 4, Hoofdst. VII, Afd. V, Art, 4,
ƒ1615.00. ƒ1582.50.
Het op dit artikel uitgetrokken cijfer is in ontvang aange-
bragt op Iloofdst. IV, Art. 8 der inkomsten en gespecificeerd
op den staat bijlage no. 4, waarnaar zoo ver noodig wordt
verwezen.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Iloofdst. VII, Afd. VI, Art. 1, Hoofdst. VII, Afd. VI, Art. 1,
6600.00. 6600.00.
Vaste uitgaaf, waaromtrent gcene toelichting wordt vcrcischt.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 1, Iloofdst. VIII, Afd. I, Art. 1,
J 29115.00. J 28370.00.
liet bedrag der over 1370 tc betalen renten wegens ten laste
der Gemeente aangegane geldleeningen, op dit artikel in uitgaaf
gesteld, is als volgt -.
Er is verschuldigd wegens de leenir.g aangegaan in
a. 1853 tot een bedrag van f 147,000.00 rentende 4
pet., na aflossing in 1869 van /10,000.00 per realo groot
ƒ110,000.00 4,400.00.
b. 1856, ad ƒ110,000.00, rentende 4'/2 pet.,
na aflossing alsvoren van f 8000.00 per resto groot
Transportere 4,490.00.
Transport f
ƒ84,000.00
c. 1859, ad 78,000.00, rentende 5 pet., na
aflossing alsvoren van J 0,000.00 per resto groot
J 26,000.00
d. 1862, ad f 84,000.00, rentende 4'/2 pet., na
aflossing alsvoren van ƒ8000.00 per resto .'root
ƒ74,000,00
e1S63, ad 64,000.00, rentende 4 /2 pet., na
aflossing alsvoren van ƒ6000.00 per resto groot
58,000.00
18C4, ad ƒ25,000.00, rentende 5 pet., na
aflossing alsvoren van 5000.00 per resto groot
ƒ20,000.00
g. 1865, ad f 117,000.00, rentende 5 pet., na
aflossing alsvoren van 5000.00, per resto groot
111,000.00
h. 1868, ad 75,000.00 rentende 5 pet. waar
van dc aflossing aanvangt in 1875
oorts is hierbij gevoegd de rente, van de ten
behoeve der dienst van 1869 reeds gedeeltelijk ge-
uegotieerdc en verder aantegane geldleening groot
53,000.00, bedragende naar 5 pet
4,400.00.
3,780.00.
1,300.00.
3,330.00.
- 2,610.00.
- 1000.00.
- 5,550.00.
- 3,750.00.
- 2,650.00.
Makende te zamen ƒ28,370.00.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 2, Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 2,
ƒ10,900.00. /li,700.00.
De op dezen post in uitgaaf gestelde som moet strekken ter
voldoening der over 1870 verschuldigde renten wegens geld
leeningen ten behoeve van de gemeentelijke gasfabriek als
Van dc leening primitief vastgesteld op ƒ160,000.00,
doch afgesloten op een bedrag van ƒ154,000.00, na aflossing
in 1869 v»n 3000.00 per resto groot 148,000.00 bedraagt
de rente naar 5 pot7,400,00.
b. Van dein 186 7 opeen bedrag van 105,000.00
vastgestelde geldleening, is in dat jaar genegotieerd
ƒ67,000.00 terwijl daarvan voor de dienst 1869
nog zal opgenomen worden 19,000.00, zoodat over
1870 de te betalen rente naar 5 pet. van 86,000.00
bedraagt 4,300.00.
Zamen f 11,700.00.
Bcgr. 1869 Begr. 1870.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 3, Iloofdst. VIII, Aid. I, Art. 3,
10,000.00. ƒ21,000.00.
Volgens de bepalingen der plans van de ten behoeve der Ge
meente aangegane geldleeningen moet op die lecningen in 1870
minstens ƒ7000 worden afgelost, welke som op dit art., onder
deel at als verpligtc aflossing van schuld in uitgaaf is gesteld.
Voorts is wegens buitengewone aflossing van schuld uitgetrokken
een bedrag van ƒ14,000 en zulks in verband met de op Hoofd
stuk V, Afd. II, Art. 1 iri ontvang aangebragte opbrengst van
verkochte Gemeente eigendommen, die, voor zoover ze niet strekt
tot bestrijding der uitgaven voor buitengewone werken, even als
de in 1869 ontvangen koopsommen, voor aflossing van schuld
behoort tc worden aangewend.
Begr. 1869, Begr. 1870.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 4, Hoofdst. VIII, Afd. 1, Art. 4,
3000.00. 3000.00.
Men heeft gemeend voorshands op de ten behoeve der over
name en exploitatie van de gasfabriek aangegane geldleening,
geen hooger bedrag te moeten aflossen dan bij het betrekkelijk
plan is bepaald. Van dc in 1867 vastgestelde geldleening v oor
de uitbreiding der fabriek vangt de aflossing aan met 1872.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van 9 Sept. 1869.
59
Begr. 1869. Bcgr. 1870.
Hoofdst. VIII, Afd. Ill, Art. 1. Hoofdst. VIII, Afd. Ill, Art. 1,
ƒ3242.00. 2942.00.
Den 10 Maart 1869 is overleden de gepensioneerde oud-com
mies voor de plaatselijke belastingen in deze gemeente, Jacob
ïaber, tengevolge waarvan het bedrag der over 1870 te betalen
pensioenen 300.00 minder beloopt dan daarvoor op dc begroo
ting voor 1869 is uitgetrokken. De thans op dit art. in uit
gaaf gebragte som is gespecificeerd op bijlage no. 16.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Hoofdst. VIII, Afd. III, Art. 2, Hoofdst. VIII, Afd. III, Art. 2,
ƒ300.00. ƒ300.00.
Tot gelijk bedrag uitgetrokken als over 1869.
Bcgr. 1869. Begr. 1870.
Iloofdst. VIII, Afd. III, Art. 3, Hoofdst. Vlil, Afd. III. Art. 3,
550.00. ƒ402.00.
Door het overlijden van dc voormalige onderwijzeres E. v, d.
Zeef wed. Overberg, die een jaargeld genoot van 200,00, is
voor dit art. een lager cijfer in uitgaaf kunnen worden gesteld.
Dc met dc uitgetrokken som te betalen jaargelden zijn aange
duid op bijlage no. 17.
Begr. 1869.
Iloofdst. VIII, Afd. III, Art. 4,
156.00.
Vaste uitgaaf.
Begr. 1870.
Iloofdst. VIII, Afd. III, Art. 4,
ƒ156,00.
Begr. 1869.
lloofdst. VIII, Afd. III, Art. 5
Begr. 1879.
Iloofdst. VIII, Afd. III, Art. 5,
ƒ260.00.
Tengevolge van 's Raadsbesluit dd. 25 Maart 1869, no. 19 wordt
aan don leeraar aan de burger dag- en avondschool H. Cremer,
terugbetaald de 20 pCt. afioopende korting op zijne jaarwedde.
In verband daarmede i3 dit art. op de begrooting aangebragt.
Begr. 1870.
Hoofdst. IX, Afd. I, Aid. 1.
100.00.
Iloofdst. IX, Afd. II, Art. 1,
ƒ25.00.
Begr. 1870.
Hoofdst. IX, Afd. Ill, Art. 1,
ƒ1360.00.
Begr. 1869.
Iloofdst. IX, Afd. I, Art. 1,
ƒ100.00.
Hoofdst. IX, Afd. II, Art. 1,
ƒ25.00.
Geiijk geraamd als over 1869.
Begr. 1869.
Hoofdst. IX, Afd. Ill, Art. 1,
ƒ1600.00.
Uithoofde voor de kosten, omschreven bij lett. b van het art.
de som van 300.00 en voor die sub lett. d bedoeld, een bsdrag
van f 100.00 over 1870 voldoende is geacht, wordt op dit art.
f 240.00 minder in uitgaaf gesteld.
Begr. 1869. Begr. 1870.
Hoofdst. IX, Afd. III, Art. 2, Hoofdst. IX, Afd. III, Art. 2,
ƒ2200.00. 2200.00.
Wegens subsidie ten behoeve van het stedelijk muzijkkorps is
even als over voorgaande jaren weder f 2200.00 op de begroo
ting uitgetrokken.
Begr. 1869. Bcgr. 1870.
Hoofdst. XI, Art. 1, f 7600.00. Hoofdst, XI, Art. 1, ƒ9000.00.
Tengevolge van de omstandigheid dat, op Hoofdst. Ill, Afd.
VI der uitgaven, onder rubriek A een betrekkelijk laag cijfer is
aangebragt voor openbare werken die uit gewone inkomsten zul
len worden bestreden en het waarschijnlijk is dat zich in-den
loop des jaars 1870 de noodzakelijkheid voordoet om nog andere
uitgaven met gewone middelen te bestrijden, wordt voor onvoor
ziene uitgaven een hooger cijfer dan over 1869 uitgetrokken.
Intusschen wordt opgemerkt dat deze som mede strekt tot
aanvulling door af- en overschrijving van zoodanige artikelen der
begrooting, waarvan de toegestane sommen eventueel zullen blij
ken ontoereikend te zijn.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
DIRK ZEPER.
Be Secretaris
De SWART.
EfiRxV T U M.
In de ontwerp-begrooting staatop pagina 48
Afd. IV. ScAuUerij.
Art. 1. Toelage ten behoeve der dd. schutterij ƒ5750.50.
dit bedrag moet zijn uu.
Totaal der IVe Afd. f 5795.50, moet zijn f :t?ar..r>n.
Dientengevolge moet in de verzameling van Hoofdstuk
VII voor het totaal der IVe Afd. worden gelezen 339S.sn
in plaats van 5795.50, waardoor bet totaal van dat
Hoofdstuk, in plaats van ƒ139,871.30, wordt
Hoofdstuk XI, Art. 1. Onvoorziene uitgaven, zoomede
liet totaal van dat Hoofdstuk, is vermeld als bedragende
ƒ7000.00, 't welk behoort te zijn »o.
In verband hiermede wordt in de verzameling der uit
gaven bet totaal van
Hoofdstuk VII ƒ131,aia.sa» in plaats van f 139,871.30
XI - »,ooo.ou - 7,000.00.