.<f ±r' jt\ ïr^-
jêêf j®r
Bylqet
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van 11 November 1869.
61
Verslag der Commissie van Rapporteurs, benoemd
door de sectiën van den llaad der Gemeente
Leeuwarden, omtrent het onderzoek van de
concept-begrooting van de Inkomsten en Uit
gaven dier gemeente, voor het dienstjaar 1870.
Slechts in ééne der sectiën zijn een paar algemeeue opmer
kingen gemaakt, welke de commissie vermeent hier te moeten
vermelden.
In de eerste plaats werd gewezen op het nut eener kolom,
in de begrooting aan te brengen, aanwijzende het doorloopend
nummer van de artikelen. Dit geeft ongetwijfeld een gemak bij
het raadplegen der begrooting.
l)e commissie vestigt hierop de aandacht van Burgemeester
en Wethouders. Zij meent dat eene eerste kolom, in het exem
plaar der begrooting aan te brengen, aanwijzende het doorloopend
nummer der artikelen, aanbeveling verdient en ook in andere
gemeente-begrootingen, bepaaldelijk, naar zij meent, in die van
"Rotterdam, wordt aangetroffen.
Dat het model der bcgrooting door heeren Gedeputeerde Sta
ten is voorgeschreven schijnt geen bezwaar. Dat toch belet niet,
dat de begrooting ééne kolom meer bevat dan voorgeschreven werd.
Ten tweeden werd opgemerkt, dat, vermits hier en daar de
opgaaf vau het werkelijk cijfer van uitgaaf in de memorie van
toelichting te wenschen liet, het wenschelijk zou zijn, in de be
grooting aan te brengen nog eene kolom, aanwijzende bij elk
artikel het juist cijfer van uitgaaf van een voor-vorig dienstjaar.
De commissie van rapporteurs heeft hiertegen een, haars in
ziens, gewigtig bezwaar.
Bij de behandeling der begrooting is in den regel de rekening
van een voor-vorig dienstjaar nog niet door heeren Gedeputeerde
Staten goedgekeurd. Die cijfers dan reeds op te nemen in een
officieel voor den druk bestemd stuk, gelijk de begrooting, om
zc te doen zijn maatstaf van vergelijking voor. iedereenkomt ons
minder gepast voor.
De leden van den Raad kunnen, voor zoover de memorie van
toelichting niet het noodige licht verspreidt, bij de beoordeeling
der begrooting de verantwoording van Burgemeester en Wethou
ders raadplegen.
Behalve genoemd bezwaar tegen het geopperd denkbeeld, ziet
de commissie daarin al weder vermeerdering van werkzaamheden,
welke door het nut niet wordt opgewogen.
Na de vermelding dezer algcmecnc beschouwingen kan de
commissie van rapporteurs tot de behandeling van de onderdoe-
len overgaan.
UITGAVEN.
Hoofdstuk I, Afd. I, Art. 4.
Met het oog op de onzekerheid, of ook de personecle toelage
van ƒ200, den thans fungerenden Gemeente-ontvanger toegelegd,
in 1870 zal moeten worden uitbetaald, komt het der commissie
raadzaam voor, dezen post op „onvoorzien" le reserveren en
alzoo onder de fondsen, welke uit hoofdstuk XI, onvoorziene
uitgaven, zoo noodig kuuncn worden aangevuld, op te nemen
boven gezegd art. 4 van afd. I van hoofdstuk I.
Hoofdstuk II, Afd. VII, Art. 3.
Naar aanleiding van dit artikel werd in de tweede sectic de
opmerking gemaakt, dat heeren wijkmeesters over het algemeen
te gemakkelijk zijn in het afgeven van briefjes aan personen, die,
daarmede gesterkt, met goed gevolg aanvraag doen om onder
stand, meer bepaald om gratis geneeskundige hulp te bekomen.
In die sectie meende men, dat zoodanige briefjes wel worden
gegeven aan dezulken, die zich zelf zouden kunnen helpen.
De commissie van rapporteurs vindt dit punt belangrijk ge
noeg ora het onder de aandacht van Burgemeester en Wethou
ders te brengen.
Bijvoegsel tot de Provinciale Friescue Courant.
Zij zou aan het collegic in bedenking geven, om aan heeren wijk
meesters eene algemeene circulaire te doen uitgaan, houdende
uitnoodiging ora zich ten allen tijde zooveel mogelijk te verge
wissen, dat de personen, die de genoemde briefjes vragen, wer
kelijk onvermogend zijn.
Hoofdstuk II, Afd. VIII, Art. 1 en 2.
De commissie stelt, in overeenstemming met de 3de sectie, op
dit hoofdstuk voor de volgende verminderingen, als
op art. 1, uitgetrokken met ƒ150, ƒ50, tengevolge waarvan
het wordt gebragt op /100;
op art. 2, uitgetrokken met ƒ250, ƒ100, tengevolge waarvan
het wordt gebragt op /"150.
Het motief voor dit voorstel is hierin gelegen, dat in 1870
voor geen der drie ligcharaen van Staatsbestuur gewone verkie
zingen behoeven gehouden te worden.
Hoojdstuk III, Afd. I, Art. \a.
Zich vereenigende met hetgeen deswege in de eerste sectie
werd overwogen, vestigt de commissie de aandacht van Burge
meester en Wethouders, bij het onderdeel van dit artikel, op
den slechten toestand van den weg, bepaaldelijk van den rijdweg,
achter het Paleis van Justitie. Ten behoeve der passage over
dat terrein, voor hen die van het Schaveuek naar het Zaailand
rijden, is verbetering noodig.
Deze is te noodiger, naardien het zich laat aanzien dat
nu de Prins Hendriksbrug in gebruik is gesteld, de passage
langs den aangeduiden weg naar het station van den spoorweg
belangrijk zal toenemen.
Hoofdstuk III, Afd. IArt. \c.
In de tweede sectic is besproken de bijzonder slechte toestand
van de Harlinger- en Snecker trekwegen, die vaak voor voet
gangers uiterst raoeijclijk te passeren zouden zijn.
De commissie wenscht deze aangelegenheid onder de aandacht
van het dagelijkscli bestuur te brengen, gelijk zij de eer heeft
te doen door deze, met uitnoodiging, het noodig onderzoek in
te stellen en casu quo maatregelen te nemen, dat deze wegen
op cenigzins afdoende wijze worden verbeterd.
Hoofdstuk III, AJd. I, Art. 1 h.
Naar het oordeel der commissie vorderen de beide wegen,
onder deze litera zamengevat, eene korte bespreking.
Ten aanzien van den „Lekkuinerwcg" wenscht de commissie
de vraag te doen, of deze weg niet kan vervallen
Voor de communicatie met Lekkum is hij niet meer, gelijk
vroeger, noodig. Ten gevolge van den nieuwen kunstweg op
dit dorp is de otulerwerpelijke kleiweg-, wat Lekkum aangaat,
een verlaten weg geworden. Of hij als rijdweg uitsluitend voor
Snakkerburen behouden moet blijven, betwijfelt de commissie.
Met die buurt is de communicatie per rijtuig in e)k geval ui
terst gering.
Daarbij komt dat de weg zóó laag ligt, (lat hij gedurende
een deel des jaars niet of heel bezwaarlijk te passeren is.
Naar het oordeel der commissie verdient het overweging, de
zen weg te onttrekken aan den publieken dienst en dan te
verlcoopen.
Met den reeddien de aan dezen weg wonende landbouwers
wellicht over den weg uitoefenen, behoeft de gemeente geen
rekening te houden. Rcgt van servituut kunnen ze er nimmer
op hebben verkregen, omdat de weg is een publieke gemeente-weg.
Opzigtens het „Kalverdijkje" doet het der commissie leed, to
moeten constateren, dat het, niettegenstaande het vroeger des
wege opgemerkte, nog altijd in een zeer slechten toestand ver
keert. Als wandelweg voor vele ingezetenen verdiende het minder
stiefmoederlijk behandeld te worden.
Dat er iets noemenswaardigs aan gedaan wordt is niet geble
ken, en inderdaad, telken jare wordt er zulk een klein bedrag
18
9£i
w~wt"'if1 - 1)1*:;