BylagC. I$bg-B
m
IW A
sm
GEMEENTERAAD T'E LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van 30 December 1869.
71
OPDRAGT van Burgemeester en Wethouders van
Leeuwarden, aan drie deskundigen, om een
onderzoek in te stellen naar de oorzaak van
het breken der ijzeren draaibrug bij de voor
malige Vrouwenpoort en naar den toestand van
eenige andere ijzeren draaibruggen in die
Gemeente.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, hebben de eer
de heeren
io. van der Tak, directeur der gemeentewerken van Rotterdam;
2o. van Grieken, bouw- en werktuigkundige bij de Staats
spoorwegen te Groningen en
3o. van Gelder, ijzerfabrickant te Kampen
bij deze uit te noodigen
a. een onderzoek in te stellen naar de vermoedelijke oorzaak
of oorzaken, zoo middelijke als onmiddelijke, waaraan 't is toe
schrijven dat de ijzeren draaibrug bij de voormalige Vrouwenpoort
aldaar, op den 11 December jongstleden plotseling doormidden
is gebroken, en van dat onderzoek aan hun Collegie schriftelijk
verslag te doen met aanduiding tevens van de wijze waarop de
brug, naar hunne meening, zal behooren hersteld te worden;
b. een onderzoek in te stellen naar den toestand der overige
ijzeren draaibruggen welke zich in de Gemeente bevinden, met
name die over de Harlingcrvaart bij 't voormalig Verlaat, de
Prins-Hendrikbrug, die bij den Potmargewal en de Noorderbrug,
en bij de aanbieding van 't daaromtrent aan hun Collegie in te
dienen schriftelijk verslag casu quo tevens de vereischte maatre
gelen te willen aanwijzen welke huns oordeels behooren te wor
den genomen, zoo tot herstel van bestaande gebreken ais ter
voorkoming van ongevallen, als dat hiervoren sub a vermeld
c. in 't algemeen aan hun Collegie zoodanige voorstellen te
doen als zij, in verband met en naar aanleiding van 't onderzoek
hiervoren sub a en b bedoeld, noodig of wenschelijk zullen achten.
Leeuwarden den 22 December 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DIRK ZEPER.
De Secretaris,
De SWART.
VERSLAG omtrent den toestand der draaibruggen in
de Gemeente Leeuwarden, opgemaakt over
eenkomstig de instructie van IiH. Burge
meester en Wethouders dier Gemeente, van
den 22 December 1S69, door de ondergfe-
teekenden, daartoe benoemd.
a. De oorzaak van het breken der draaibrug bij de voor
malige Vrouwenpoort moe) worden toegeschreven aan eene ietwat
te spaarzame aanwending van materiaal, en wel voornamelijk
aan tie buitenliggers ter plaatse van de breuk.
Dat er te weinig materiaal daar aanwezig was, in ons uit
gemankte berekeningen gebleken, want er was eene kracht in de
uiterste trekkende vezels op het midden dier liggers, namelijk
wanneer de brug ongesloten is, of openstaat, werkzaam, ten be
drage van 420 kilogrammen per quadraat centimeter, terwijl die
kracht tot het bereiken van voldoende zekerheid bij bruggen als
deze, hoogstens 250 kilogr. mogt bedragen.
Omtrent deze aangelegenheid met betrekking tot de drie mid
denliggers, is ons gebleken dat deze, hoewel niet overmatig,
toch voldoende sterkte hebben bezeten, doch dat zij gebroken
zijn is een gevolg geweest van de bovengenoemde te zwakke
plaatsen der buitenliggers, bij wier breking eene levende kracht
Bijvoegsel tot de Provinciale Priesciie Courant.
is ontstaan, die van zoodanigen invloed geweest moet zijn, dat
door den schok ook de buitenliggers zich hebben begeven, want
tengevolge van de eigenaardige onderlinge verbinding der liggers,
worden de buitcnliggers ten deele door de binnenliggers gedragen;
eerstgenoemde werden alzoo versterkt terwijl de laatstgenoemde
verzwakt werden.
Het is hieruit gemakkelijk op te maken, dat door de nate-
melden steeds meer en meer nadeelig voor de brug werkende
omstandigheden, het geheele zamenstel steeds zwakker worden moest.
Ware de brug nu altijd met de vereischte achtzaamheid be
diend geworden, zoo zou dit stellig hebben bijgedragen tot voor
koming van het ongeval, dat nu plaats gevonden heeft. Omtrent
die bediening bestaat echter ten aanzien van de vereischte acht
zaamheid twijfel, en wel op grond, dat bij ingewonnen information
ons gebleken is, dat het nu en dan wel gebeurde, dat niet alleen
voetgangers maar zelfs ook paarden en voertuigen zich op de
brug bevonden, alvorens zij, na digtgedraaid te zijn, behoorlijk
met het zoogenaamde excentriek opgezet of ondersteund was.
Hieruit blijkt het dus, dat van de kracht dezer brug veel meer
is gevorderd, dan waaraan zij onderworpen mogt worden.
Het is nu wel waar, dat op het oogenblik zelf, waarop dit
onheil plaats greep, gecnc personen, paarden of rijtuigen op de
brug aanwezig waren, doch de buiteuliggers waren ongetwijfeld
vooraf daardoor reeds beschadigd gewórden en welke beschadi
ging langzaam zoodanig is toegenomen, tot dat het oogenblik van
algeheele breking gekomen is.
Dat de breking nog niet eerder plaats gegrepen heeft, moet
worden gezocht in de hoedanigheid van het gietijzer, waaruit de
brug bestaat, op welker hoedanigheid, volgens onderzoek, geene
aanmerkingen te maken zijn, althans niet in het algemeen
slechts een der liggers droeg sporen van niet genoegzame vloei
baarheid van het metaal bij de gieting.
Wat nu het herstellen van deze brug aangaat, zoo gaan wij
van de vooronderstelling uit, dat dc brugliggers geene andere
breuken dan (ie zigtbare hebben en bevelen dan de volgende
wijze van herstelling aan.
De bestaande vcrbindingsflenzen moeten afgehakt worden de
binnenliggeïs moeten aan wederzijde worden voorzien van eene
geslagen ijzeren plaat, lang 6 meter, dik 9,5 ra. in., tusschen de
flenzen sluitende, evenzoo de buitenliggers aan de binnenzijde
met eene dergelijke plaat en aan de buitenzijde met klarapplaten
rondom de vier middenopeningen tusschen de lijsten sluitende.
Bovendien wordt tot versterking der middenliggers, op iederen
ligger aangebragt eene gesmeed ijzeren trekplaat, breed 25 c. ra,
dik 12 m. m., lang 14 meter uit 2 ongelijke lengteas, waarvan
de naad gedekt wordt met eene lasehplaat van gelijke zwaarte,
lang 1 meter. De bevestiging dezer plaat moet geschieden met
16 m. m. dikke schroefbouten, naauwkeurig in de bestaande en daar
toe op te booren gaten passende. De buiteuliggers moeten versterkt
worden door liet aanbrengen, tegen den binnenkant onder de
trottoirplaten, van een hoekijzer, zwaar 10 bij 10 c. ra., dik 12
m, m., lang 6.50 meter, en tegen den buitenkant door een der
gelijk hoekijzer, waarin de ooren van de balusters worden uitge
spaard. Beide hoekijzers worden gedekt door eene gesmeed ijze
ren trekplaat breed 29 c. m., dik 12 m. m., lang 6.50 meter,
met schroefbouten dik 19 m. ra. aan de hoekijzers en aan de
liggers op afstanden van 10 c. m. verbonden.
Tot dwarsverbinding behoort mede te worden aangebragt eene
gesmeed ijzeren trekplaat van gelijke breedte en dikte ala laatst
genoemde zij wordt aan de einden met aangeklonken hoekijzers
tegen de buitenliggers en op de binnenliggers met dezelfde schroe
ven van de laugs-trekplaten verbonden.
Het rolraam kan mede in bruikbaren toestand gebragt worden,
door het bijgieten en behoorlijk bevestigen van twee sectorvormige
stukken. De bovenrolring kan van het daaraan gegoten druai-
21